Uit het leven van Jan Cornelis Ottjes


Kunstschilder/kleermaker te Oude Pekela (1912-1968)

Jan Cornelis Ottjes
Jan Cornelis Ottjes
Jan Cornelis Ottjes
Trouwfoto

Nederland kent honderden bepaald niet onverdienstelijke amateurschilders. Soms mensen waar je het totaal niet van zou verwachten zoals de Pekelder kleermaker Jan Cornelis Ottjes. Jan Cornelis Ottjes werd geboren op 28 september 1912 in Westeind 6 te Blijham, als zoon van kleermaker Wessel Ottjes en Helena Christina Maters, die vanuit huis een kruidenierswinkeltje dreef.

Op de lagere school tekende hun zoon Jan graag en hij vond zijn schoolrapport alleen maar goed als er tenminste een negen voor tekenen op stond. Al jong wist hij het zeker! Kunstschilder wilde hij worden, maar zoals toen gebruikelijk mocht dat niet van zijn ouders. Zijn vader vond dat artiesten toch alleen maar aan lager wal raakten. Hij moest een ‘écht’ vak leren en zijn vader als kleermaker opvolgen. Veel keus had Jan niet want als kunstschilder kon je inderdaad moeilijk het brood verdienen.

Op 18 december 1936 trouwde Jan met Brechtje Meijer, met wie hij al verkering had vanaf haar vijftiende jaar. Ze vestigden zich in Oude Pekela en huurden de pastorie van de Vrij Evangelische kerk. Voorganger De Boer werd kostganger bij Ottjes. Met een windbuks schoten hij en Jan op musjes achter in de tuin, die naast de kerk lag. Als er dan glasscherven rinkelden van een kerkraampje, zei de dominee: ‘Zo, de kogel is weer door de kerk.’ Jan en Brechtje lieten later een nieuw huis bouwen aan de Binnenweg 16; tegenwoordig Thorbeckelaan 35.

Binnenweg 16
Binnenweg 16
Thorbeckelaan 35
Thorbeckelaan 35

De mensen in Oude Pekela spraken er schande van: kosten ongeveer zesduizend gulden,
terwijl een doorsnee burgerhuis zo’n vierduizend gulden kostte.
Maar Jan wilde een ruim huis, met kleermakerswerkplaats en daarboven,
op zolder, een schildersatelier dat later werd voorzien van een extra groot draadglasraam
in het schuine dak voor een betere lichtinval. Ze kregen een eerste hypotheek
van de Bondsspaarbank en nog een tweede van Jans broer Luken, die hij als eerste
mocht aflossen.

De kleermakerij

Het ging goed met de kleermakerij. In en na de oorlog was een zogenaamd ‘klettervest’ in de mode. Die werd dan gemaakt van een oude manchester colbert, want nieuwe stoffen waren haast nog niet te krijgen. Als er een klant met zo’n jas kwam werd met kleermakerskrijt diens naam er op geschreven en op een stapel andere oude jassen gelegd. Krijt is niet houdbaar en zo kon het eens gebeuren dat de ene Pekelder
tegen een andere zei: ‘Ik geloof, dat jij in mijn vest loopt.’ Een andere
klant moest later een colbert, maar de man had een moeilijk postuur. Bij de kant en klare aflevering in de werkplaats zei de klant na het passen: ‘Ik  vind de jas prima, maar een beetje te ruim; kun je die middelste knoop iets verzetten?’ De kleermaker vond eigenlijk dat dit niet kon, want dan zou er een lelijke vouw in het voorpand gaan hangen. Maar dat zei hij niet.
Hij zei: ‘k Heb nu geen tijd, kom morgen even terug.’ De volgende dag kwam de man weer en Jan zei: ‘k Heb het toch zo druk gehad, maar morgen is het echt klaar.’
De dag erop kwam de klant terug en vroeg: ‘Is de knoop al verzet?’ ‘Jazeker’, zei Jan, ‘probeer de jas nou maar weer eens aan. ’ De man ging voor de passpiegel staan en zei: ‘Ja, zo is ’t veel beter.’ Zo bleef de knoop op dezelfde goede plek.

Schilderen

Jan las veel in boeken uit de bibliotheek over het schilderen zelf en over Franse schilders. Ook had hij grote bewondering voor het werk van Vincent van Gogh. Jan was een autodidact en zo probeerde hij bijvoorbeeld een streepjestechniek uit in een schilderij met als titel ‘Wadden bij Termunten 2’, maar dit werd niet zijn stijl.

Wadden Termunten
Wadden bij Termunten 2

Jan Cornelis Ottjes bleef bij zijn eigen expressief realisme. Verf kocht hij bij Bossina in Groningen. Zij moest van goede kwaliteit en kleurvast zijn. Als hij toch naar de stad moest, dan bezocht hij steevast ook de tentoonstellingen in de Mangelgang  en Pictura.
Zijn werk is dan ook voor een deel geïnspireerd op De Ploeg. Bij Bossina vroegen ze zelfs een keer of hij zich niet bij de kunstenaarsgroep wilde aansluiten, maar dat was niets voor hem. Jan ging liever op zijn eigen zelfstandige weg verder en beleefde veel plezier aan zijn schilderwerk. Meer dan 100 schilderijen maakte hij.

Jan had verschillende cursussen gevolgd bij schilderskring d’Olle Witte te Winschoten.
Na een voorlichtingavond over moderne kunst door Siep van de Berg,
die met dia’s een lezing gaf en zelf niet wist wat bij zijn  dia’s boven of onder was.
– toen een dia eerst als ‘op de kop’ en daarna weer ‘nee, toch goed’ werd aangegeven – trok Ottjes al snel de conclusie, ‘Moderne kunst is niks, men weet niet eens wat onder of boven is van een schilderij’. Jan ging door op de traditionele manier. Vanwege geldgebrek schilderde hij veel op harde kartonboard, dat Luken voor hem op maat liet snijden  in de kartonnageafdeling van de fabriek Erica te Oude Pekela. Op zijn vrije woensdagmiddag trok hij bij goed weer op de motorfiets richting Westerwolde, waar hij schetsend met potlood of schilderend steeds een geschikt tafereel kon vinden. Jan hield van het landschap van Wester­ wolde. Tevens mocht hij graag linoleumsnedes maken, die steeds in zwart­ wit werden af gedrukt.

bult
bult
bult
bult
steeg
steeg
hoornerveen
hoornerveen

Als Jan op zijn motor vertrok werd hij wel eens nageroepen; ‘Kleermaker maak nou eerst mijn pak eens klaar!’ Het kleermakersvak leverde niet altijd voldoende geld op. Door de opkomst van de confectie-industrie was hij zelfs genoodzaakt om een tijdje op de strokartonfabriek Erica te gaan werken. Maar Jan nam steevast de woensdagmiddag vrij. Dus het volle weekloon verdiende hij niet. Bovendien kreeg hij als beginneling het minimum loon. Na dat jaar vroeg Jan om loonsverhoging, maar dat kreeg hij niet omdat hij weigerde een volledige week te werken. Toen de directie op het standpunt bleef staan dat hij toch een volle week moest werken diende Jan direct zijn ontslag in. Daarna volgde hij een omscholingscursus tot metaaldraaier aan de Rijkswerkplaats te Winschoten en werkte met veel plezier in de Noord Nederlandse Machinefabriek. Daar werden elk jaar metalen machineassen gebracht die met een conisch en een taps einde op elkaar aansloten. Die tappen braken steeds af, omdat de aansluiting altijd een beetje afweek door het noodzakelijke opnieuw instellen van de draaibank. Jan liet de instelling echter zo staan en ontmantelde de draaibank helemaal, zodat de tweede as er toch in kon.
Jan was ook een selfmade man op ander ambachtelijk gebied. Zo maakte hij bijvoorbeeld veel scheepsmodellen en echt werkende stoommachientjes.
Ook bouwde hij drie grote houten zeilboten: een schouw, een kleine BM-er en een kajuitjacht, die vriend en politieman Koop Klop voor hem voltooide.
Van deze laatste boot heeft hij echter niet lang kunnen genieten, want op 24 april 1968
overleed Jan Cornelis Ottjes aan zijn derde hartinfarct op 55-jarige leeftijd.
Hij was een eigenzinnig, opgewekt en eerlijk  mens, met soms ernst, veel humor.
Hij was een sterke persoonlijkheid.

Familie Ottjes
Familie Ottjes

Geschreven door Wessel Jan Ottjes
( Bron: Veenkoloniale Volksalmanak nummer 25, jaar 2013  – Veenkoloniaal Museum,
Jaarboek voor de geschiedenis van de Groninger Veenkoloniën )