Tange-Alteveer – Poort van Westerwolde


cover-front
cover (front)
cover-back
cover (back)

afbeelding01
afb. 1 : Tange-Alteveer en zijn omgeving.

Het tweelingdorp Tange-Alteveer is gelegen aan de noordwestkant van Westerwolde
(afb. 1). Oorspronkelijk bestond dit dorp uit de plaatsen: Tange en Alteveer.

De naam Tange is afgeleid van De Tange zoals het op oude kaarten van voor de ontginning voorkomt. De eerste huizen werden in 1841 gebouwd. Alteveer is jonger.
De eerste vermelding van Alteveer vinden wij in de notulen van het veenschap in oprichting van 12 oktober 1868. Onder nr. 7 lezen wij: ”Wordt aan de orde gesteld,
het kiezen van eene benaming voor het ontworpen waterschap. Onderscheidene discussiën werden hierover gevoerd en eindelijk met 4 tegen 3 stemmen bepaald,
hetzelve de benaming van Waterschap Alteveer te geven.

Nadat in 1873 begonnen werd met de turfafgraving in het veenschap Alteveer werden in 1886 de eerste huizen gebouwd. De plaatsnaam Alteveer komt in Nederland vijf keer voor: in Gelderland bij Arnhem, in Overijssel bij Ommen, in Drenthe bij Zuidwolde en Roden en in Groningen bij Onstwedde. Etymologisch is de naam niet goed te verklaren.
Tot 1990 was Alteveer bij twee gemeenten ingedeeld. Het verlengde deel van de Beumeesweg dat onder Nieuwe Pekela viel werd Onstwedderweg genoemd.
De woningen bij de sluis onder Nieuwe Pekela hadden Oude Alteveer als adres.
Bij de grenscorrectie van 14 september 1989 werd het gedeelte van Alteveer dat onder
Nieuwe Pekela viel bij de gemeente Stadskanaal gevoegd.

De gemeentegrens tussen Onstwedde (De gemeente Onstwedde werd in 1969 opgeheven en de nieuwe gemeente werd Stadskanaal waartoe ook een groot deel
van de gemeente Wildervank ging behoren) en Nieuwe Pekela was van oudsher
de zogenaamde Barkelasloot.

afbeelding02
afb. 2 : De grens tussen de Pekelder, Hoornder en Onstwedder venen. Kaart van 1784.

Het ”aan snee” (Het ”aan snee” brengen betekent het begin van het afgraven van veen) brengen van de Pekelder en de Hoornder venen maakte het noodzakelijk dat de grens tussen deze venen werd vastgesteld (afb. 2).

De stad Groningen die voor een groot deel eigenaar was van de Pekelder venen, ging
daarom in het najaar van 1649 met de eigenaren van de Hoornder venen onderhandelen. Men kwam overeen dat de sloot
tusschen Barcklager landen en de Winschoter
gare” het uitgangspunt van de grens moest zijn. Van hieruit zou deze grens, die later
de naam Barkelasloot kreeg, lijnrecht door het veen worden getrokken en door een
landmeter met palen worden aangegeven. Op 7 februari 1650 werd deze overeenkomst in een oorkonde vastgelegd. Hierbij waren aanwezig: de stadhouder en de hoofdmannen van de stad Groningen en de Ommelanden, Johan Mepsche (rentmeester van de stad Groningen), Johan Coenders (drost van Wedde), Jarfke Innige en Beerent Edes als volmachten van de eigenaren van de Hoornder venen.

De oorkonde van 1650 vermeldt ook dat de Apeler veenen zich niet verder dan de
Barkelasloot mochten uitstrekken. Met de Apeler veenen bedoelde men de venen tussen Pekela en Ter Apel. De burgemeesters en de raad van Groningen schreven in het resolutieboek dat zij op 2 september 1715 hadden besloten om de Barkelasloot door een landmeter in zuidelijke richting te laten doortrekken en dit op een kaart aan te geven. Enkele weken later bleek dat de markegenoten van Onstwedde het hiermee niet eens waren. Ze waren van mening dat ze daardoor benadeeld werden.
Volgens de burgemeesters en de raad zou dit nadeel zijn weggenomen als de Barkelasloot, die altijd een grens tussen de Pekelder en de Onstwedder venen was geweest, werd doorgetrokken naar de Semslinie. Vervolgens werd op 19 december 1715 aan de volmachten van Pekela te kennen gegeven dat een landmeter zou worden benoemd om de grens tussen Pekela en Onstwedde verder door te trekken.
Op 20 oktober 1716 rapporteerden burgemeester Baurmester en zijn assessoren opnieuw dat zij de ingezetenen van Pekela en Onstwedde gemeld hadden dat de Barkelasloot definitief de grens aangaf tussen de Pekelder en de Hoornder venen.
Het was volgens hen dan ook juist dat het verlengde van deze sloot als grens tussen de
Pekelder en de Onstwedder venen was getrokken. De Onstwedders beklaagden zich
hierover opnieuw en beweerden dat zij enige honderden roeden
(1 Groninger roede = 4,091 m.) over deze getrokken grens in de Pekelder venen bevoegd waren greppels te graven en te boekweiten.
De burgemeesters en de raad maakten de Onstwedders echter duidelijk dat de doorgetrokken Barkelasloot de grens was voor beide partijen. Volgens hen hadden de Onstwedders zich met het boekweiten bevoordeeld. Het zou dan ook billijk zijn als de eigenaren van de Pekelder venen dit in rekening brachten.
Stadsveenmeester Eltie Jacobs werd opgedragen de greppels te dempen die de
Onstwedders hadden gegraven. Verder werd Eltie Jacobs opgedragen te voorkomen dat de Onstwedders weer over de Barkelasloot kwamen om greppels te graven of te boekweiten. Zo nodig moest geweld worden gebruikt. Op 12 juni 1722 schreef het stadsbestuur van Groningen in het resolutieboek dat de Pekelders erover klaagden dat de Onstwedders
haer seer benadeelden met gruppelen en boeckweyten boven de Barcklage sloot”.

De burgemeesters en de raad verzochten en machtigden daarom de gevolmachtigden de Barkelasloot door een bekwame ingenieur met een gruppe verder te doen doortrekken. Mochten de ingezetenen van Onstwedde weer over de scheiding gaan om greppels te graven en te boekweiten, dan waren de Pekelders gemachtigd om de greppels dicht te gooien en het gezaaide te vernietigen. Op 25 mei 1723 gingen Freerk Harding,
Boele Michels en Mans Meeninge, de volmachten van de markegenoten van Onstwedde, onderhandelen met de volmachten van Boven Pekela: Oomke Hindriks en
Hindrik Boeles en Reint Derks, de volmacht van Beneden Pekela. Ten overstaan van de burgemeesters van de stad Groningen Wicher Wichers, Johan de Drews,
Rudolph Emmen en Henri van Sijsen, verklaarden de volmachten dat zij op 3 augustus 1723 waren overeengekomen:

art. 1. Pekela zou langs het verlengde van de Oude Barkelasloot een 125 roeden (511,4 m) brede strook veen en ondergrond afstaan aan de markegenoten van Onstwedde.
Deze 125 roeden moesten worden gemeten van het verlengde van de Oude Barkelasloot in de lengterichting van de Pekelder percelen, (vgl. afb. 8)

art. 2. De Onstwedders mochten in 1723 en 1724 aan de andere kant van het verlengde van de Oude Barkelasloot het vruchtgebruik van de door hen bezaaide boekweitlanden hebben, (afb. 8)

art. 3. In het voorjaar van 1725 zou op mandelige kosten evenwijdig aan de
Oude Barkelasloot de Nieuwe Barkelasloot worden gegraven.
Deze sloot op een afstand van 125 roeden van het verlengde van de Oude Barkelasloot zou een breedte krijgen van vier en een diepte van drie voeten.

(1 Groninger voet = 0,2922 m)

Naast deze gunstige uitslag voor de Onstwedders werd ook een verzoekschrift van
ds. E. Molanus van Onstwedde gehonoreerd. Zijn traktement uit de kloostergoederen zou gedurende zijn leven worden verhoogd van 45 tot 70 gulden per jaar.
Deze vergoeding kreeg hij voor de schade die de ”pastorie” had geleden ”door de
opstreck van de Barcklage sloot.”

Bij zijn onderzoek naar de herkomst van de naam Barkela kwam E.G. Schrage tot
de conclusie dat het aannemelijk was dat deze naam ontleend was aan de familienaam Barcklage. Hij stelde vast dat deze naam omstreeks 1700 voorkwam onder Blijham. Namelijk: Op 26 augustus 1698 verkochten Roelof Harrems en zijn echtgenote
Lucke Jarfkes Barcklage uit Woldendorp voor haar en haar erfgenamen twee
opstrekkende akkers „gelegen in Barcklage heerdt
aan Geert Egberts en zijn echtgenote Fenne Geerts. Deze gebruikten en bewoonden reeds de gekochte percelen.
Een jaar later (19 mei 1699) kochten Geert Egberts en Fenne Geerts „in Barcklaege heert” vijf opstrekkende akkers van Lucas Hazelhoff. Uit bovenstaande verkopingen blijkt dat Lucke Jarfkes Barcklage en haar erfgenamen bezit hadden in de „Barcklage heerdt” en dat Geert Egberts hiervan de eigenaar was geworden.
Engel Geerts, de zoon van Geert Egberts, trad op 17 oktober 1722 in het huwelijk met Aeltien Remckes Wijbeling. Hij nam toen Aeltien „tot sigh in sijn erffplaetse tot Bleijham gelegen: Berclaa genaemt.”

afbeelding03
afb. 3 : Het huis van Engel Geerts : Barclage heerdt. Situatie: 1725

Het „Berclaa” was dus de woning van Engel Geerts die op afb. 3 rechts van de Barkelasloot staat (Ook met de aanduiding Engel Gerrits huis op kaart nr. 26 van
Atlas Hattinga (1736) wordt het huis van Engel Geerts bedoeld.
Vanaf deze woning lag in de richting Winschoterzijl de Barcklage heerd, ook wel Barclagerlanden of opstrekkende plaats van Engel Geerts genoemd.
Duidelijk is nu ook wat bedoeld wordt met de sloot „tusschen Barcklager landen en de Winschoter gare” zoals in de oorkonde van 1650 staat.

De kaart van afb. 3 is een bewerking van de in 1725 getekende kaart van ingenieurlandmeter H.W. Folckers. Deze had de kaart getekend in opdracht van burgemeester L. Gockinga en zijn assessoren die daarvoor gemachtigd waren
door de burgemeesters en de raad van Groningen en werd gebruikt bij het
afbakenen van de Barkelasloot.

Burgemeester L. Gockinga en zijn assessoren werden op 9 april 1725 in de raadsvergadering van de stad Groningen gemachtigd om uitvoering te gaan geven aan
art. 3 van de overeenkomst van 1723. Deze heren stelden op 19 oktober 1725 in de
raadsvergadering van de stad Groningen hun rapport aan de orde dat het afbakenen
van de Barkelasloot beschrijft. Dit rapport werd door de raad goedgekeurd en de
gevolmachtigden werden gemachtigd om ingenieur-landmeter H.W. Folckers, de
rentmeester van de venen en de personen die bij het afbakenen tewerkgesteld waren
„betaalinge wegens daggeldt en moeite te doen.”
Het rapport dat werd opgenomen in het resolutieboek van de stad Groningen, vermeldt dat burgemeester Gockinga en zijn assessoren op maandag 8 oktober 1725 in een koets naar Pekela vertrokken en er ’s avonds arriveerden. Daar werd met de volmachten van Hoorn en Onstwedde afgesproken dat men elkaar de volgende dag op de Blijhamsterweg zou ontmoeten. De volgende dag vertrok de commissie met de koets naar Hooger Brugge en ging vandaar lopend naar de Blijhamsterweg. Daar ontmoetten de commissieleden de
volmachten van Hoorn en Onstwedde en kwamen met hen tot de overtuiging dat de
sloot die daar van Winschoterzijl kwam, de „originele Barckelage sloot’’ was. (afb. 3)
Besloten werd dat deze sloot, die als een rode lijn op de kaart van H.W. Folckers
was getekend, verder zou worden afgebakend. Bij het bereiken van de grens tussen
Hoorn en Onstwedde zou men langs de Pekelder percelen 125 roeden terug gaan
meten, (vgl. afb. 8) Bij het afbakenen maakte men gebruik van eiken palen en juffers.
De eerste eiken paal, 4 m lang en 9 cm dik, werd ingeslagen bij de eerste veenplaats
(lot 1) van de Pekelder venen. Tussen het tweede en derde lot werd een 5,5 m lange juffer
geplaatst. Vervolgens werd afgebakend ”tot tusschen de lotten van nr. 23 en 22 en
3/4 van 25 en 24 lott. ” Ook hier werd een juffer geplaatst. De volmachten van Hoorn
waren van mening dat hier de grens tussen Hoorn en Onstwedde was bereikt.
De volmachten van Onstwedde waren echter van mening dat dit punt ”plusminus drie plaatsen breedte nae beneden soude verschillen.
Hier was dus verschil van mening.
Toch werd vanaf dit punt langs de Pekelder
raai de 125 roeden afgemeten (de lengte

van de schuine lijn van het driehoekige perceel met het nummer 27 tussen de
Oude en Nieuwe Barkelasloot op afb. 8). Voordat burgemeester Gockinga en zijn
assessoren op 10 oktober 1725 naar Groningen vertrokken, kregen rentmeester
Alberti, ingenieur H.W. Folckers en veenmeester Jacob Eitjes de opdracht het werk
te voltooien. Nog dezelfde dag werd aan het begin en aan het eind van de schuine
lijn een tweede en een derde eiken paal ingeslagen. Van de eiken paal aan het eind
van de Oude Barkelasloot (de grens tussen Hoorn en Onstwedde) werd verder in een
rechte lijn afgebakend naar de raai tussen lot nr. 18 en 19. Hier werd weer een juffer
ingeslagen. Vervolgens werd 125 roeden langs de Pekelder venen afgemeten en werd opnieuw een juffer geplaatst. Op donderdag 11 oktober 1725 werd in het verlengde van de Oude Barkelasloot de raai tussen lot nr. 55 en 56 afgebakend.
Daar werd een vierde eiken paal ingeslagen, daarna werd 125 roeden terug gemeten.
De volmachten van Onstwedde vonden dat hun grens nog verder in de richting van de Semslinie lag. Voorlopig werd daar een juffer geplaatst en men sprak af dat in het bijzijn van de volmachten van Veenhuizen deze grens later zou worden vastgesteld.
De volgende dag (12 oktober 1725) werden tussen de tweede en de vierde eiken paal langs de raaien de 125 roeden afgemeten en op de verkregen punten werden latten geplaatst. Op zaterdag 13 oktober 1725 vertrokken rentmeester Alberti en ingenieur-landmeter H.W. Folckers naar Groningen om daar hun bevindingen te rapporteren.

Op 3 januari 1828 deelde G.W. van Imhoff, Gouverneur van de provincie Groningen aan burgemeester H. Karskens mede dat A. Hansum, landmeter van de 1e klasse van het kadaster, door hem was belast met de perceelsgewijze opmeting in de gemeente Onstwedde en dat hij binnenkort met deze werkzaamheden zou beginnen.
Landmeter A. Hansum, onder wiens leiding de gemeente Onstwedde in kaart zou worden gebracht, gaf burgemeester H. Karskens op 26 januari 1828 te kennen dat de scheiding van de gehuchten met palen moest worden aangegeven. Verder deelde de landmeter mede dat de huizen, de erven en de percelen rogge, hooiland en bossen op de hoek van ieder perceel ook door middel van palen moest worden gescheiden.
Een half jaar later begonnen een schatter en een controleur met de kadastrale schatting van de eigendommen waarvoor van gemeentewege een aanwijzer was benoemd die het vertrouwen van de ingezetenen had en voldoende kennis bezat van huizen, fabrieken en landerijen. In 1831 kwamen deze werkzaamheden gereed en op 8 november van dat jaar deelde H.W. Scheidelaar (controleur van het kadaster) aan de burgemeester mede dat hij met de Pekeler snik de stukken van kadastrale meting en schatting had verzonden.
In december 1832 kreeg burgemeester H. Karskens het bericht dat van de gemeente
Onstwedde 43 kaarten (kadastrale minuutplans) en
één verzamelkaart waren gemaakt en dat deze minuutplans in Groningen konden worden afgehaald.

afbeelding04a
Afb. 4a : Gemeente Onstwedde, sectie D1, de Tang.
afbeelding04b
Afb. 4b : Gemeente Onstwedde, sectie D2, de Tang.

Van het gebied dat later Tange-Alteveer werd genoemd waren twee kadastrale minuutplans (sectie D1 en sectie D2) gemaakt die de ”Tang” werden genoemd,
(afb. 4a en 4b).

afbeelding05a
Afb. 5a : Verdeling van de markegronden
in Tange-Alteveer.
afbeelding05b
Afb. 5b : Verdeling van de markegronden
in Tange-Alteveer.

Op afb. 5a lezen wij ”Tange” zoals het verder op latere kaarten staat.
De bovenste lijn van beide kadastrale minuutplans 4a en 4b en van de kaarten 5a en 5b
(Voor een goed begrip zijn de kaarten van afb. 5a en 5b in dezelfde positie afgebeeld als afb. 4a en 4b.) die in eikaars verlengde liggen is de Barkelasloot. Op afb. 4a (sectie D1)

is slechts één perceel aangegeven en dus nog niet onder de markegenoten verdeeld.
Op afb. 4b (sectie D2) zijn 114 percelen aangegeven.

De verdeling van deze percelen vond onder de markegenoten plaats op 7 mei 1830.

De marke van Onstwedde kende van ouds 33 erven (boerenhoeves) en de eigenaren
van deze erven werden eigenerfden of erfgezetenen genoemd. Ze hadden in de marke een grondbezit van 8 ”waren” die samen één boerrecht vormden. Gezamenlijk hadden de eigenerfden 33 x 8 = 264 waren en de onverdeelde venen, bossen, heidegronden en de hooi- en weilanden hadden ze gemeenschappelijk in bezit. De algehele verdeling van de gemeenschappelijke gronden werd op 18 oktober 1826 en 7 februari 1827 gelast bij vonnis van de Rechtbank van Eersten Aanleg te Winschoten. Van deze verdeling werden door ingenieur-landmeter G. Borgesius 12 plannen (kaarten) in duplo gemaakt.

afbeelding06
Afb. 6 : De venen tussen Tange en de Esch, aangeduid met de letters O en P.

afbeelding07
Afb. 7 : De Venen tussen Tange en de Barkelasloot, aangeduid met de letters Q en S.

afbeelding08
Afb. 8 : De venen tussen Dunsveen en de Barkelasloot, aangeduid met de letters V en W.

Zes van deze kaarten hadden betrekking op de verdeling van Tange-Alteveer en waren gemerkt met de letters: K/L, M/N, O/P, R, Q/S en V/W. Van de zes genoemde kaarten zijn: O/P, Q/S en V/W bewaard gebleven, (afb. 6, 7 en 8) Daarnaast maakte G. Borgesius twee verzamelkaarten 5a en 5b waarop de verdeelde markegronden van Tange-Alteveer zijn aangegeven. De verdeling van de percelen vond plaats door loting. Uit de akten die van deze verlotingen werden gemaakt blijkt dat veel van de 33 boerrechten waren versnipperd. Gebrek aan opvolging is hier vermoedelijk de reden van geweest. De 33 boerrechten waren versnipperd over 55 eigenaren, Daarom werden, voordat men tot loting van de gemeenschappelijke gronden overging, de waren gecombineerd tot volle boerrechten. Er ontstonden zo: 18 combinaties van één boerrecht, zes combinaties van twee boerrechten en één combinatie van drie boerrechten.
Samen vormden deze 25 combinaties 33 boerrechten. Vervolgens werden 25 loten van nummer één tot en met 25 alle op dezelfde wijze samen gevouwen en in een bus gedaan, goed door elkaar geschud en daarna werd door een onmondig kind voor elke combinatie één nummer uit de bus getrokken. Na de verloting werd dan opgemaakt welke percelen aan elke combinatie ten deel waren gevallen.

Voor deze verloting had ingenieur-landmeter G. Borgesius twee plannen (kaarten)
gemaakt, namelijk K/L en M/N (de letter L geeft Holthe weer en blijft dus buiten
beschouwing). Beide kaarten zijn echter niet bewaard gebleven. Daarom wordt hier
gebruik gemaakt van het kadastrale minuutplan D2. (afb. 4b) De percelen op
deze kaart komen overeen met de 33 percelen K van plan K/L en de 66 percelen
van plan M/N. De verloting van deze 99 percelen vond plaats op 7 mei 1830 ten overstaan van notaris Sophius Piccardt in de woning van Jan Harms Strating, koopman en herbergier te Onstwedde. Bij deze verloting kregen de waarsgerechtigden voor elk boerrecht drie percelen (99 : 33 = 3), één perceel uit sectie K, één perceel uit sectie M en één perceel uit sectie N. De akte van deze verloting werd ondertekend door de boerrichters Jan Hiddes Bessembinders, landbouwer te Ter Haar en eigenerfde van de marke van Onstwedde en Dethmer Hubbeling, landbouwer te Onstwedde.

Verder werd ondertekend door Jan Berends Hommes, eigenerfde en burgemeester te Vlagtwedde, Berend Hindriks Alvering, eigenerfde en landbouwer te Vlagtwedde, Gerhardus Engelkes, ontvanger van ’s Rijks belastingen te Vriescheloo,
Goethart Borgesius, ingenieur-landmeter en Stadsveenmeester te Oude Pekela
en Sophius Piccardt, notaris te Pekela. De getuigen waren: Jan Bolties,
arbeider te Vlagtwedde en Koert Harms Middel, procureur te Winschoten.

In de zomer van 1831 bracht ingenieurlandmeter en Stadsveenmeester G. Borgesius 33 percelen veengrond in kaart die gelegen waren tussen De Tange en de Onstwedder Esch. (afb. 6) Dit was het veen waarop de markegenoten van Onstwedde hun turfgraverijen hadden. Op dit plan werden deze percelen aangegeven met letter O. Op hetzelfde plan werden ook 33 percelen hoogveen met letter P aangegeven die later Dwarsstukken werden genoemd. Van 66 veenplaatsen langs de Barkelasloot maakte G. Borgesius een apart plan. Dit plan met letter R is echter niet meer aanwezig. Deze percelen zijn wel op kaart 5a en 5b aangegeven. De verloting van deze percelen vond plaats op 14 september 1831 bij de eerder genoemde Jan Harms Strating te Onstwedde. Bij deze verloting kregen de waarsgerechtigden voor elk boerrecht 4 percelen (132 : 33 = 4), één perceel uit sectie O, één perceel uit sectie P en twee percelen uit sectie R.
Deze akte werd ondertekend door de eerder genoemden: G. Borgesius, J.B. Hommes,
B.H. Alvering, S. Piccardt en G. Engelkens. Verder tekenden de boerrichters
Freerk Boelems Harding en Abel Harms Migchels. De getuigen waren Jan Geerts Kuipers, kuiper te Onstwedde en Hendrik Albert Prins, veldwachter te Onstwedde.

In de herfst van 1831 bracht ingenieurlandmeter G. Borgesius 66 percelen hoogveen in kaart die gelegen waren aan weerszijden van de Beumeesweg, tussen het veld van de Tange en de Barkelasloot. Op dit plan werden 33 percelen hoogveen, links van de Beumeesweg met letter S aan gegeven en 33 percelen hoogveen rechts van deze weg met letter Q. (afb. 7) Later werden deze percelen van plan Q/S de Beumeeswegstukken genoemd. In de herfst van 1832 bracht genoemde landmeter Borgesius weer 66 percelen
hoogveen in kaart. Deze percelen lagen tussen Dunsveen en de Barkelasloot en werden op dit plan met de letter V en W aangegeven, (afb. 8) Samen vormden deze percelen de Grootstukken. De verloting van deze 132 percelen hoogveen van plan Q/S en V/W vond plaats op 26 maart 1833. Ook bij deze verloting kregen de waarsgerechtigden voor elk boerrecht 4 percelen (132 : 33 = 4): één perceel uit sectie Q, één perceel uit sectie S, één uit sectie V en één uit sectie W. Dit was de laatste verloting waardoor de gemeenschappelijke gronden van de marke van Onstwedde waren verdeeld.
Totaal waren door verloting 5213 ha, 75 a en 65 ca grond verdeeld.
De waarsgerechtigden van elk van de 33 boerrechten kregen ruim 158 ha.

De eerste woningen die in Tange werden gebouwd, staan aangegeven op de kadastrale tekening, gemeente Onstwedde, sectie D2, 24 juni 1841.
Deze woningen met nr. 219 en 221 werd door mij aangegeven op de oorspronkelijke kadastrale minuutplan D2 van de gemeente Onstwedde. (afb. 9)

afbeelding09
Afb. 9 : kadastrale minuutplan D2 van de gemeente Onstwedde.

Deze huizen met hun erven en de erbij behorende percelen zijn genummerd en
geregistreerd in de Suppletoire Aanwijzende Tafel, gemeente Onstwedde, sectie D,
genaamd de Tang. In dit register worden bij het dienstjaar 1842 (situatie 1841)
als eigenaren van de twee huizen genoemd:

1. Feiko Reemts Folkers en mede-eigenaren
2. De weduwe van Harm Roelfs Heis (Albertien Jarkes Thedingh) en medeeigenaren

Betreffende deze personen zijn in de perceelsgewijze kadastrale legger en in het
Hulpregister voor de overschrijving der akten van eigendomsovergang de volgende gegevens te vinden:

1. Feiko Reemts Folkers en mede-eigenaren

Perceelnr. 219 huis en erf 3,6 are
Perceelnr. 220 heide 1 ha en 71,7 are
Samen 1 ha en 75,3 are

Feiko Reemts Folkers, Geert Jans Groeneveld en Adam Everts Groeneveld kochten op
30 april 1836 ten overstaan van notaris A.H. Koning te Wedde van
Evert Klaassen Groeneveld o.a. perceelnr. 81 in Tange voor f. 30,-

 In 1841 werd hierop een huis gebouwd en werden deze percelen als nr. 219 en 220 geregistreerd. Beide percelen (samen 1 ha en 75,3 are) werden op 17 december 1845 ten overstaan van notaris S. Piccardt verkocht voor f. 250,- aan Roelf Harms Tolema, landbouwer en kruidenier te Vlagtwedde. De woning met grond was voor de verkoping verhuurd aan Berend Geerts Koens. Deze verkoping vond plaats bij kastelein
Eggo van Dijk te Winschoten.

2. De weduwe van Harm Roelfs Heijs (Albertien Jarkes Thedingh) en medeeigenaren

Perceelnr. 221 huis en erf 3,0 are
Perceelnr. 222 heide 1 ha en 77,6 are
Samen 1 ha en 80,6 are

Harm Roelfs Heijs trad op 28 april 1797 in het huwelijk met Albertien Jarkes Thedingh.
Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren. Twee van hen overleden binnen enkele weken na de geboorte, één op twee-jarige en één op 20-jarige leeftijd.
Harm Roelfs Heijs overleed op 44-jarige leeftijd, Albertien bleef toen achter als de weduwe met een meisje van drie en een meisje van zes jaar.
Vier maanden na het overlijden van haar man werd het derde meisje geboren.
Bij de markeverdeling op 7 mei 1830, kreeg de weduwe van Harm Roelfs Heijs
o.a. perceel 38, groot 1 ha en 80,6 are heidegrond in Tange.
De erfgenamen van haar bouwden in 1841 (een jaar na haar overlijden) een woning op dit perceel. Deze per celen werden geregistreerd als nr. 221 en 222. (samen 1 ha en 80,6 are)
Op 4 mei 1841 verkochten de erfgenamen bij logementhouder Berend Edes Brouwer
in Nieuwe Pekela ten overstaan van notaris S. Piccardt deze percelen voor f. 200,- aan
Johannes Hindericus ten Cate.

De eerste drie woningen in Alteveer werden in de omgeving van de Poortmanswijk
gebouwd. Ze staan aangegeven op de kadastrale tekening, gemeente Onstwedde,
sectie D2, februari 1887. (afb. 10)

afbeelding10
Afb. 10 : De eerste woningen in Alteveer.

We mogen aannemen, gezien het jaargetijde, dat deze woningen in 1886 werden gebouwd. Deze woningen en de erbij behorende percelen zijn genummerd en staan met de eigenaren geregistreerd in de perceelsgewijze kadastrale leggers van de gemeente Onstwedde. In dit register worden als eigenaren van deze woningen genoemd:

1. Arend van Calcar
2. Geert Hindriks Strating
3. Hendrik Groene veld

Betreffende deze personen zijn in de kadastrale leggers en in het Hulpregister voor de
overschrijving der akten van eigendomsrecht de volgende gegevens te vinden:

1. Arend van Calcar

Perceelnr. 1524 huis 0,5 are
Perceelnr. 1525 heide 1 ha en 96,0 are
Perceelnr. 1526 heide 8 ha en 20,3 are
Samen 10 ha en 16,8 are

In opdracht van de weduwe van Arend van Calcar (Geziena Harms Mulder) verkocht
haar schoonzoon (Cornelis Camphuis) op 16 december 1892 de ”vaste en onopzegbare beklemming van een perceel
bouwen dalgrond met de daarop gebouwde woning.
Dit perceel, een deel van perceelnr. 1525, lag langs de sluis en was ongeveer 50 are groot. Voor f. 650,- was vervener en koopman Klaas Feringa hiervan de eigenaar geworden.

2. Geert Hindriks Strating

Perceelnr. 1529 huis 0,83 are
Perceelnr. 1530 heide 1 ha en 93,30 are
Perceelnr. 1531 heide 8 ha en 78,40 are
Samen 10 ha en 72,53 are

Geert Hindriks Strating verkocht op 1 oktober 1894 ten overstaan van notaris
M. de Boer bij kastelein Roelf Pot te Nieuwe Pekela o.a. veenplaats R 61 en het daarop
gebouwde veenhuis. Bij het kadaster waren deze percelen bekend onder de
nrs. 1529, 1530 en 1531.
De grootte van deze percelen was 10 ha en 72,53 are. Eigenaar hiervan werd vervener
Harm Geerts Strating te Nieuwe Pekela.
Op afb. 10 zijn de oude R-nummers van de markeverdeling geplaatst. Daaruit blijkt dat de vijf veenplaatsen R 61 t/m R 65 drie veenplaatsen zijn geworden. Het verkochte is dan ook niet veenplaats R 61 maar een deel van R 61 en een deel van R 62.
Verder maakt de oude nummering duidelijk wat de inwoners van Tange-Alteveer
bedoelen als ze zeggen: ”op vijftig” of ”bij vijftig”.

3. Hendrik Groene veld

Perceelnr. 1532 heide 1 ha en 23,00 are
Perceelnr. 1533 huis 0,97 are
Perceelnr. 1534 heide 5 ha en 70,33 are
Samen 6 ha en 94,30 are

Op 22 juli 1890 verkocht kassier Hendrik Groeneveld wonende in Winschoten aan
vervener Roelf Huizing te Zuiderveen twee veenplaatsen R 51 en R 60. (afb. 10)
Voor f. 4000,- werd de koop gesloten. Op veenplaats R 60 was een woning gebouwd,
de kadastrale nummers van deze veenplaats met woning waren 1532, 1533 en 1534.
De grootte hiervan was 6 ha en 94,3 are.

Op de kadastrale tekening, gemeente Onstwedde, sectie Dl, februari 1887 (afb. 11) staan de eerste woningen die in de Kijl van Alteveer werden gebouwd.

afbeelding11
Afb. 11 : De eerste woningen in Boven Alteveer.

Wij mogen aannemen dat ook deze woningen, gezien het jaargetijde, in 1886 werden gebouwd. In de perceelsgewijze kadastrale legger van de gemeente Onstwedde staat als eigenaar van deze huizen en de daarbij horende percelen geregistreerd:

Rense Everts Oosterwijk

Perceelnr. 1514 huis  1 ha en 94,00 are
Perceelnr. 1515 heide  3 ha en 28,45 are
Perceelnr. 1516 heide  2 ha en 64,90 are
Perceelnr. 1517 huis/erf  0,42 are
Perceelnr. 1518 heide  2 ha en 24,80 are
Perceelnr. 1519 wijken  1 ha en 14,15 are
Perceelnr. 1520 huis/erf  0,64 are
Perceelnr. 1521 heide  11 ha en 98,67 are
Samen 23 ha en 26,03 are

In het ”Boek van de markeverdeling van Onstwedde” en in het ”Hulpregister der
akten van eigendomsrecht” vinden wij de volgende gegevens:

Op 9 april 1833 werd perceel R XX groot 7 ha en 79,64 are (afb. 11) als een los stuk
veengrond te koop aangeboden. Voor f. 500,- was Jan H. Bessembinders de hoogste bieder. Blijkbaar was dit bod te laag, want dit perceel werd ingehouden.
Het is merkwaardig dat een jaar later, op 11 juni 1834, dit perceel bij Jan Harms Stratingh in Onstwedde voor f. 233,- wél werd verkocht. De hoogste bieders waren toen Jan G. Bots
en J.H. Quintus. Later werd Rense Everts Oosterwijk eigenaar van dit perceel (R XX) en de percelen R 1 t/m R 7. Samen waren dit de percelen nr. 1514 t/m 1521.
Op 27 maart 1893 vond de voortzetting van de boedelscheiding van wijlen
Rense Everts Oosterwijk plaats. Zijn zoon Teunis Everhardus Oosterwijk kreeg toen o.a. de genoemde percelen toebedeeld. Van hem weten wij dat hij op 5 augustus 1895 in de vergadering van het bestuur en de ingelanden van het Waterschap Alteveer mededeelde dat volgens hem de Kijl (bedoeld werd R XX) niet onder het waterschap viel.
Hij stelde daarom voor dit perceel vrij te stellen van waterschapslasten.
In de vergadering van 14 juni 1898 werd zijn verzoek ingewilligd.

Op 19 mei 1841 deed Derk Eilders, van beroep arbeider te Onstwedder Tange,
in het gemeentehuis te Onstwedde (Vanaf 1863 werd een gedeelte van hotel Dopper
in Stadskanaal als gemeentehuis in gebruik genomen.), aangifte van de geboorte van zijn zoon Jozef. Bij deze geboorteaangifte waren als getuigen aanwezig:
Nanne Jans Vos en Hindrik Roelfs Wind, beide arbeider van beroep en wonende te Onstwedde. Dit was de eerste geboorteaangifte door een inwoner van Onstwedder Tange.

Filippus Beikes, van beroep arbeider te Alteveer, deed op 2 oktober 1897 in het gemeentehuis te Stadskanaal aangifte van de geboorte van zijn zoon Johannes.
Bij deze eerste geboorteaangifte waren Harm Flisker, zadelmaker te Stadskanaal en
Johannes Fransens Meijer, klerk te Stadskanaal, als getuigen aanwezig.

Op 17 april 1868 kwam een aantal eigenaren van de hoge veengronden gelegen in
sectie D van de gemeente Onstweddde bij kastelein Strating te Onstwedde bijeen.
In deze vergadering vroeg men zich af of deze venen niet konden worden ontgonnen. Besloten werd dat pogingen in het werk zouden worden gesteld om dit te bereiken.
Eerst zou worden getracht van de gronden een waterschap te vormen.
Daarom werd een voorlopig bestuur gekozen. Zitting hierin kregen:
Jan Hendriks Hids, Johannes Derks Huitzing, Geert Harms Migchels

en Berend Jans Wilzing, landbouwers te Onstwedde, Arend Jans van Calcar (landbouwer) en Willem Wiardus Pott (negotiant) te Oude Pekela en Geert Hindriks Strating (scheepsbouwer) te Nieuwe Pekela. Uit hun midden werd J.H. Hids tot voorzitter en W.W. Pott tot secretaris verkozen. Het voorlopig bestuur stelde van deze vergadering een verklaring en verbintenis op die door de aanwezige ingelanden werd ondertekend. Als door de eigenaren voor meer dan 2/3 gedeelte van het gezamenlijke bundertal werd getekend dan zou de verklaring naar Gedeputeerde Staten worden gezonden om een machtiging te verkrijgen voor het oprichten van een waterschap.
In de bestuursvergadering van 19 mei 1868 besloot het voorlopig bestuur ook de eigenaren van de gronden onder Veenhuizen te vragen of ze zich bij hen wilden aansluiten en de verklaring en de verbintenis wilden ondertekenen.
Het bleek in de bestuursvergadering van 12 juni 1868 dat het niet was gelukt om het gehucht Veenhuizen onder het op te richten waterschap te krijgen.
Verder besloot men in deze vergadering een vice-voorzitter te kiezen. B.J. Wilzing
kreeg vier van de zeven stemmen en werd aldus verkozen. Ook besloot het voorlopig bestuur in deze bestuursvergadering het gezamenlijke bundertal uit te breiden met de opgaande stukken achter de es bij het dorp Onstwedde.
Op 10 juni 1869 vergaderde het voorlopig bestuur in het gemeentehuis van Nieuwe Pekela. Hierbij waren ook B en W van Nieuwe Pekela, het bestuur van het Waterschap
De Pomppolder, twee gecommitteerden van Gedeputeerde Staten en een ingenieur van de Provincie aanwezig. De gecommitteerden van Gedeputeerde Staten brachten het advies van B en W van Nieuwe Pekela naar voren dat zij bang waren voor wateroverlast en het daarom wenselijk was dat het op te richten waterschap voor de verbinding met Pekela twee afvoer- of scheepvaartkanalen zou krijgen, één te Oude Pekela en één boven het verlaat. Het bezwaar voor wateroverlast werd door het voorlopig bestuur weerlegd,
waarna de gecommitteerden te kennen gaven dat er geen overwegende bezwaren
waren tegen de oprichting van het waterschap. Men adviseerde de oprichting van het waterschap aan te vragen in de zomervergadering van de Provinciale Staten en het concept reglement voor het waterschap in de herfstvergadering, omdat er nog meer duidelijkheid moest komen over de aan te leggen werken.
Op 12 augustus 1869 werd in de bestuursvergadering medegedeeld dat in de bestuursvergadering van Gedeputeerde Staten was besloten tot het oprichten van
het Waterschap Alteveer. In dezelfde vergadering van het voorlopig bestuur werd besproken welke waterpassingen en metingen nog moesten worden verricht door
ingenieur Windt. Het voorlopig bestuur vergaderde op 18 september 1869 in het gemeentehuis van Oude Pekela. In deze vergadering werd medegedeeld dat B.E de Hossan, adjunctcommies bij de provinciale griffie, te kennen had gegeven dat de regering het besluit van Gedeputeerde Staten tot oprichting van het waterschap niet goedkeurde.
Men was van mening dat de smalle strook grond in sectie E van 13.34.64 ha niet thuis
hoorde onder het waterschap omdat de eigenaren van 9.41.14 ha van deze strook
nog niet hadden getekend. De secretaris van het voorlopig bestuur deelde in de bestuursvergadering van 28 oktober 1869 mee dat hij de kaarten van de waterpassingen en de declaratie groot f. 355,- van de heer Windt had ontvangen.
Het voorlopig bestuur kwam na inzage van deze kaarten tot de overtuiging dat de
veengronden gunstig lagen voor de ontginning. In de bestuursvergadering van
17 februari 1870 werd het bericht van Gedeputeerde Staten medegedeeld dat de
regering bij zijn mening bleef, dat de gronden die men onder de naam van het
Waterschap Alteveer wilde samenvoegen geen waterschap kon zijn, maar een veen­ schap. Gedeputeerde Staten adviseerden in juni 1870 dat het voorlopig bestuur bij hen ter goedkeuring  een  ontworpen  reglement voor het veenschap kon indienen.
Nog in dezelfde maand  diende het voorlopig bestuur een concept reglement voor het Veenschap  Alteveer in. Op  4  april 1871 deelde de secretaris van  het voorlopig bestuur mede dat het reglement voor het Veenschap  Alteveer was goedgekeurd  en op 19 mei 1871 meldde hij dat dit ook door Z.M. de Koning  was goegekeurd.
In de bestuursvergadering van 3 juni 1871 werd besloten ingenieur Windt opdracht te geven de benodigde stukken,  waaronder het plan van aanleg, klaar te gaan maken.
In de bestuursvergadering  van 16 juni 1871 werd het definitief bestuur gekozen en  bestond uit:  W.W. Pott  en  A.J. van Calcar te Oude Pekela,
G.H. Strating te Nieuwe Pekela en B.J. Wilzing, G.H. Migchels,  J.H. Hids  en
H. Karskens  te Onstwedde.
Het bestuur van  het Veenschap Alteveer stelde in de vergadering van 1 augustus 1871 het plan van aanleg vast. Nu moest nog een mogelijkheid  worden gezocht om de gegraven turf af te voeren.

In de gemeente Nieuwe Pekela lagen tussen de percelen ”24 en 25” en ”26 en 27” zogenaamde vrije wijken. Dit waren  wij­ ken die tussen de sluizen in Nieuwe Pekela en de Barkelasloot lagen en waarop  men voor turfafvoer geen belasting behoefde te betalen. Het Veenschap  Alteveer trachtte voor water- en turfafvoer één van deze wijken in bezit te krijgen. De onderhandelingen leidden ertoe dat het veenschap op 3 juni 1872 de westelijke helft van de wijk, die ligt tussen de percelen 24 en 25, in bezit kreeg. Ook de strook grond hierlangs kreeg het in bezit. De oostelijke helft van de wijk kocht het veenschap  naar lang  onderhandelen  op  5 maart 1874  van  familie Poortmans. Deze wijk wordt ook nu nog  Poortmans- wijk  genoemd. De bebouwing  vanaf de Barkelasloot langs deze wijk richting Nieuwe Pekela werd Oude Alteveer genoemd.

Ten overstaan van Albert Hindrik van Swinderen kocht de stad Groningen op 16 juli 1784  van  de markegenoten van Onstwedde een strook ”veenland” langs de grens tussen de marke van Onstwedde en het landschap  Drenthe; deze grens echter moest nog worden vastgesteld (1817). Eén van de voorwaarden bij deze koop was dat de markegenoten  behalve de klap-, brug- en  verlaatsgelden aan de stad Groningen ook nog passagegeld van één caroli gulden moesten betalen  voor elke dagwerk  turf (Een dagwerk was ongeveer 10.000 huisbrandturven, de hoeveelheid die een ploeg van zes man in één dag kon produceren.) die in hun venen werd gegraven. De ingenieur van de stadsvenen  schreef jaarlijks in tegenwoordigheid van de rent­ meester een nota van het aantal dagwerken turf dat in  het Veenschap  Alteveer was gegraven.

afbeelding12
Afb. 12 : Nota van 1873 voor W.W. Pott.

Afb. 12 is de nota waarop staat dat W.W. Pott te Oude Pekela in 1873 in het Veenschap Alteveer 48 dagwerken turf heeft gegraven waarvoor f. 48,- aan passagegeld moest worden betaald. De gegevens van deze nota komen overeen met de eerste registratie van het Waterschap Alteveer in het ”Staatboek van inlaat en doorvaarts- gelden” van  1853-1935. Hieruit kan worden  geconcludeerd dat het veen in Alteveer in 1873 aan de snee is gebracht, het is het begin van de ontginning van de veenkolonie Alteveer.
Dit betekent dat Alteveer in 1998 125 jaar bestaat.

De turfproductie van  de periode 1873- 1935 in het Veenschap Alteveer
is weergegeven op afb. 13.

afbeelding13
Afb. 13 : Turfproductie in het Veenschap / Waterschap Alterveer van 1873-1935.

De lage productie van  de eerste jaren  had  te maken  met de exploitatiemoeilijkheden, die volgens het veenschap te wijten waren aan de uitspraak van de Hoge Raad op 27 maart 1882, waarbij deze raad  bekend maakte dat de veenschappen die bij Provinciaal reglement in het leven waren geroepen geen wettig bestaan hadden. Dit hield voor het Veenschap Alteveer in dat ze geen recht van onteigening en geen recht had om de omslagkosten over de turf en over de gronden bij dwangbevel te innen.
Daardoor kwam er onvoldoende geld binnen om de plannen voor vervening uit te voeren en raakte de administratie in moeilijkheden. In de vergadering van bestuur en ingelanden van 26 mei 1882 werd besloten de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid dringend te verzoeken maatregelen te treffen zodat het Veenschap Alteveer een wettig bestaan kreeg. Verder verzocht het veenschap dat ze evenals de waterschappen het recht van onteigening en het recht van inning bij dwangbevel kreeg. Dit verzoekschrift heeft ertoe bijgedragen dat Gedeputeerde Staten op 24 december 1884 bekend maakten dat de Staten het besluit tot de oprichting en de reglementering van het Veenschap Alteveer hadden ingetrokken, waardoor vanaf dat moment het veenschap een waterschap werd dat wel wettige middelen had voor de inning van de omslagkosten.

De sluis bij de Barkelasloot werd gebouwd in 1879 en diende ervoor om boven de sluis in het te graven Alteveerkanaal een waterpeil te krijgen van 2 m + Winschoterpeil.
In de droge zomer van 1886 was de waterstand echter boven de sluis bijna vijf maanden lang 1,3 m beneden kanaalpeil geweest. Daarom richtten enkele verveners en eigenaren van veengronden zich tot het bestuur van het Waterschap Alteveer met het verzoek om een stoomwatergemaal op te richten. Ze stelden voor om zo het water in het kanaalpand op peil te houden. In februari 1887 richtten zich opnieuw enkele ingelanden tot het bestuur van het Waterschap Alteveer. Nu met het verzoek om bij de sluis een stoomwatermachine op te richten om hiermee het water dat bij de sluis tijdens het schutten wegstroomde weer op te malen. Uit de behandeling van
de voorstellen bleek dat het eerste voorstel niet haalbaar was en het tweede voorstel werd verworpen.
Maar er was meer aan de hand. In de vergadering van bestuur en ingelanden van
23 maart 1887 stelde het bestuur voor om het plan van aanleg te wijzigen en hiervoor
een commissie van onderzoek in te stellen. Zitting in deze commissie kregen:
F.H. Boels, A.B. Drenth en R. Reijnders Sz. In de vergadering van bestuur en ingelanden van 29 juni 1887 werd het rapport van deze commissie voorgelezen. Uit dit rapport bleek dat de commissie voorstelde het bestaande plan voor het noordelijk gedeelte van het waterschap te handhaven, maar wel voor dit gedeelte boven de bovenste sluis in het Pekelder hoofddiep een nieuwe insnijding te maken zodat men van een goede waterstand (2 m + W.R) verzekerd kon zijn (plan Eerkens).
Voor het zuidelijk gedeelte van het waterschap stelde de commisssie voor vanuit het
Stadskanaal een nieuwe insnijding te maken zodat het waterpeil van 2 m + W.P.
naar 2,915 m + W.P. zou gaan. De bouwkundige Holthuis had namelijk door waterpassing
en veenboring vastgesteld dat hier de zandlaag voor het bestaande plan te hoog lag.
Op 16 november 1888 werd het rapport op de vergadering van bestuur en ingelanden nogmaals voorgelezen. Besloten werd het plan Eerkens niet uit te voeren.
Tevens werd een commissie ingesteld om een nieuw rapport uit te brengen over de insnijding vanuit het Stadskanaal. Ingenieur van de Stadsvenen, R. Reijnders Sz, was bereid de commissie hierbij te adviseren. In de vergadering van bestuur en ingelanden van 16 april 1889 werd het nieuwe plan (de insnijding vanuit het Stadskanaal) aan de hand van een schetstekening besproken, (afb. 14)

afbeelding14
Afb. 14: Kanalisatieplan van 1889.

Bij stemming bleek dat de meerderheid van de ingelanden voor dit plan was.
Tevens werd besloten 50 m van de sluis een dam aan te brengen om te voorkomen dat het water over de sluis zou gaan en werd de commissie opgedragen het verschil met
T. E. Oosterwijk op te lossen. Het bestuur en de ingelanden kwamen op 31 juli 1889 weer bijeen. In deze vergadering las R. Reijnders Sz het nieuwe rapport voor.
Het was ondertekend door A. B. Drenth, R. Reijnders Sz en A.H. Smook.
Uit het rapport bleek dat het geschil met T.E. Oosterwijk was opgelost en er nu een
recht van doorvaart was gekregen door de wijk tussen de plaatsen 7 en 8 naar de wijk
tussen de plaatsen 4 en 5. Verder werd besloten dat de Grootstukken vanaf het
Stadskanaal zouden worden aangesneden en werd het nieuwe plan en de overeenkomst met T. E. Oosterwijk goedgekeurd. Op 21 januari 1890 deelde het bestuur aan de ingelanden mede dat het bestuur van de stad Groningen vergunning had verleend voor het maken van de nieuwe insnijding naar het Stadskanaal. Verder dat voor de afvoer van turf door het nieuwe kanaal passagegeld verschuldigd was.
Het bestuur en de ingelanden kwamen op 22 april 1890 weer bijeen. In deze vergadering las R. Reijnders Sz de brief voor waarin het plan van aanleg werd omschreven en waarin Gedeputeerde Staten werd verzocht dit plan met een gunstig advies aan de Staten aan te bieden, omdat het oorspronkelijk plan
tot geheelen ondergang van het waterschap” zou leiden. Een gedeelte van deze brief laten we hier aan de hand van afb. 14 volgen:

”vanuit het Boerendiep zal met een peil van 2,915 m + W.P. in het kanaal a-b worden opgelegd door de wijk tusschen de Stadsboerendiepsterplaatsen nr. 25/26 welke wijk door de Gemeente Groningen in gevolge conditiën van verhuring mag worden verwijd en verdiept tot eene gemeene vaart en langs welke plaats nr. 25 een weg mag worden gemaakt tot algemeen gebruik. Vervolgens door de zoogenaamde dreef achter die plaatsen en door plaats nr. 10 van de nieuwe Zuider aanleg tot in het hoofddiep (Het hoofddiep is het huidige Dwarsdiep.) aldaar, waarop thans het peil van 2 m + W.P. vigeert, om, na plaatsing van een dam in dat hoofddiep, door de wijk tusschen de plaatsen nr. 7 en 8 (bij b) nieuwe zuider aanleg te komen in die van Kijl ”Alteveer” (lijn b-c) tusschen de plaatsen 4 en 5, ten einde in de veenen van het waterschap, op hoofddiep en wijken, het peil van 2,915 m + W.P. te brengen, welk peil in het geheele waterschap, zoowel door de Beumee’s wegstukken als Grootstukken, zal worden doorgetrokken, terwijl er mede een bekwamen dam, in het tegenwoordige hoofddiep van Alteveer (rigting N. Pekela) zal worden gelegd, die de tegenwoordige sluis alsdan natuurlijk buiten gebruik zal brengen.” Ook staat in de brief dat met de aangelanden van plaats nr. 7, 8 en 10  (Perceel 9 wordt niet genoemd, het is dan ook niet duidelijk waar dit perceel is gesitueerd.) en met die van de wijk in de Kijl Alteveer afkopen werden geregeld. Verder dat de dam voor plaats nr. 7 in de Zuider Aanleg de scheiding was tussen de waterstanden 2 m + W.P. en 2,915 m + W. P.
Dit plan (reglementswijziging) werd door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op 23 oktober 1890 en door de Staten op 18 november 1890.

Toch duurde het nog enkele jaren voordat de overeenkomsten en afkopen werden vastgelegd. Op 9 maart 1893 werd in een overeenkomst tussen het college van B en W van de gemeente Groningen en het bestuur van het waterschap vastgelegd dat het waterschap voor het maken van de insnijding naar het Stadskanaal de wijk tussen de Stads-Boerendiepsterplaatsen nr. 25 en 26 mocht verbreden en verdiepen en langs deze wijk op plaats nr. 25 een jaagpad mocht aanleggen (afb. 14). Tevens kreeg het waterschap in het verlengde van deze wijk een gedeelte van de Pekelder dreef in bezit en kon de wijk en het jaagpad worden verlengd. De huurders van de Stads-Boerendiepsterplaatsen nr. 25 en 26, Johann Heinrich Schutte en Jacob Jans Huizinga, waren het hiermee niet eens.
Zij moesten wel accoord gaan met het verbreden en verdiepen van de wijk, de stad was immers eigenaar. Zij kregen op 18 augustus 1893 van deurwaarder Fokko Wamders de aanzegging dat de gronden op 28 augustus 1893 om 11.00 uur zouden worden betreden,
in bezit genomen en dat met de werkzaamheden zou worden begonnen.
In het belang van beide partijen waren de landbouwers uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn. Het college van B en W van de stad Groningen maakte hierbij gebruik van het recht dat ze op 13 augustus 1794 bij de contracten van huur en verhuur had gekregen.
Ten overstaan van notaris M.A. Vroom te Stadskanaal kreeg het bestuur van het
waterschap op 16 maart 1893 van de eigenaren toestemming om de wijk langs de
plaatsen 10, 9 en 8 en de wijk tussen de plaatsen 7 en 8 van de Zuider aanleg te
verbreden en te verdiepen (afb. 14). Tevens kreeg het waterschap het recht van vrije doorvaart en mocht langs de wijk tussen de plaatsen nr. 7 en 8 een jaagpad aanleggen.
De eigenaren van deze percelen kregen hiervoor samen f. 3630,-.
Het bestuur van het waterschap sloot op 18 april 1893 een overeenkomst met
Teunis Everhardus Oosterwijk, de eigenaar van de wijk die ligt tussen de plaatsen nr. 4 en 5. (afb. 11 en 14) Voor f. 1500,- kreeg het waterschap recht van vrije doorvaart.
Ook was het waterschap gerechtigd en verplicht over plaats nr. 5 langs deze wijk een jaagpad aan te leggen. Op 14 oktober 1893 vond in Onstwedde de aanbesteding plaats van het graven van het kanaal Alteveer-Stadskanaal. Hierbij was ook begrepen de wijk tussen de StadsBoerendiepsterplaatsen nr. 25 en 26. De laagste inschrijver was A. van Noordenne te Heerenveen voor f. 21.150,-. L. Lambers te Stadskanaal was voor f. 1670,-
de laagste inschrijver van de vier houten draaibruggen die in het werk waren opgenomen.
In december 1893 gingen de arbeiders die betrokken waren bij het graven van het kanaal Alteveer-Stadskanaal voor hoger loon in staking. Het antwoord van de aannemer was dat hij het werk in die winter liet rusten en in het voorjaar van 1894 werd door hem een stoombaggermachine ingezet. De reactie van de arbeiders maakte het noodzakelijk dat een viertal marechaussees werd ingezet. In het voorjaar van 1895 was het werk zover gevorderd dat de sluis bij de Barkelasloot gedempt kon worden.
Het peil boven de gedempte sluis werd toen 2,915 m + W.P.

Voor het graven van het Alteveerkanaal naar de Grootstukken moest de Beumeesweg worden doorsneden. De erven Beumee wilden dit stuk echter niet verkopen.
Wel kon van hen de hele weg voor f. 6000,- worden gekocht. De ingelanden van het waterschap die zich deze weelde niet konden permitteren besloten op 30 mei 1895 en op 11 juni 1895 de weg van onteigening te volgen.
Bij de wet van 18 april 1897 was de aanleg van het kanaal naar de Grootstukken van
algemeen nut verklaard. Degene die hier tegen bezwaar had kon dit op 29 mei 1897
ten overstaan van twee leden van Gedeputeerde Staten en burgemeester
I.H. Reijnders kenbaar maken. Wubbe Jans Beumee, landbouwer te Nieuwe Pekela
verklaarde mondeling namens zichzelf en namens Jan Wakers Beumee en hun medeerfgenamen dat ze als eigenaren van de weg geen bezwaar hadden tegen de aanleg
van het kanaal. Maar dan mocht de veiligheid van het verkeer daar niet in gevaar komen en mocht de uitgegraven grond niet op de weg worden gegooid.
Er moest echter nog wel een prijs worden overeengekomen. Op 7 juli 1897 deelde de voorzitter van het bestuur van het waterschap in de vergadering met de ingelanden mede
dat de onteigening van een gedeelte van de Beumeesweg wet was geworden.
Verder dat nog niet met het werk begonnen kon worden. Er moest echter eerst nog getracht worden met de erven Beumee een overeenkomst te sluiten.
Begin januari 1898 kwam bij het gemeentebestuur van Onstwedde een schrijven binnen van deurwaarder W. Kriegsman. In dit schrijven stelde het waterschap bij deurwaardersexploit aan de gemeente voor dat het waterschap voor de strook grond een schadevergoeding zou betalen van f. 500,- en dat ook de overdrachtskosten door het waterschap betaald zou worden. Het bleek echter dat de benodigde strook grond ten onrechte bij het kadaster ten name van de gemeente Onstwedde stond en niet ten name van Beumee. Burgemeester I.H. Reijnders deelde in de raadsvergadering van 28 juli 1898 mede dat de strook grond niet het eigendom van de gemeente was maar van de erven Beumee. Met de erven Beumee moest weer onderhandeld worden.
Het bestuur van het waterschap gelukte het echter niet om met de erven Beumee een
overeenkomst te sluiten. Daarom machtigden de ingelanden op 18 oktober 1898 het bestuur om tegen de erven Beumee te gaan procederen.
In de bestuursvergadering van het waterschap op 13 oktober 1898 deelde de voorzitter mede dat de Beumee’s voor de strook grond die nodig was voor de doorsnijding f. 5000,- eisten omdat men met rijtuigen langs de turfstrooiselfabriek en het Verbindingskanaal (Poortmanswijk) in Pekela kon komen en dat zij daardoor jaarlijks f. 200,- minder aan tol zouden ontvangen. In dezelfde bestuursvergadering werd een schattingscommissie benoemd voor het schatten van de grond die onteigend moest worden.
Om beide partijen zoveel mogelijk in te lichten en te kunnen horen, werd er op het te onteigenen gedeelte van de Beumeesweg een conferentie gehouden. De voorzitter van het waterschap rapporteerde in de bestuursvergadering van 9 januari 1899 van deze conferentie het volgende. Aanwezig op de strook grond waren: de rechter commissaris, de griffier, de advocaten Bosch en Schönefeld, de schatterscommissie (de heren Houwink, Ter Cock en Brill), de voorzitter en de secretaris van het waterschap
(F.H. Boels en J. Wijgers) en drie leden van de familie Beumee.
Nadat men enige tijd had onderhandeld werd deze discussie voortgezet in de woning van A. de Vries. De griffier maakte van hetgeen was besproken een procesverbaal die na voorlezing door beide partijen werd goedgekeurd. Vervolgens werd de reis lopend naar Pekela voortgezet. Men kon dan meteen zien hoe moeilijk het was om met een rijtuig langs het Verbindingskanaal (Poortmanswijk) naar Pekela te komen. Ook deelde de voorzitter in deze bestuursvergadering mede dat hij een afschrift van het rapport van de schattingscommissie had meegenomen. Na voorlezing hiervan kwam men tot de conclusie dat de te onteigenen strook grond te hoog was geschat.

In de bestuursvergadering van 10 april 1899 deelde de voorzitter mede dat de rechter van de rechtbank te Winschoten vonnis had gewezen waarin bepaald was dat het waterschap aan de erven Beumee f. 332,- moest betalen. De voorzitter van het waterschap deelde in de bestuursvergadering van 1 augustus mede dat met het doorsnijden van de Beumeesweg kon worden begonnen en dat aan de advocaat f. 141,- aan proceskosten moest worden betaald.

Op 7 mei 1902 werd in de bestuursvergadering van het Waterschap Alteveer vastgesteld dat het peil 2,915 m + Winschoterpeil voor de vervening van de Grootstukken en een gedeelte van de noordkant Beumeeswegstukken te hoog was. Tevens was men van mening dat na de vervening de dalgronden bij deze hoge waterstand moeilijk in cultuur konden worden gebracht. Het bestuur en de ingelanden besloten daarom in de vergadering van 10 november 1905, behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten, aan de noordkant van de Beumeeswegstukken een kleine sluis te bouwen. Daarbij zou het waterpeil in de Grootstukken beneden de te bouwen kleine sluis op 1,315 m + W.P. worden gebracht. De sluis zou een breedte krijgen van 5,1 m en een schip kunnen schutten.
Ook zou bij de sluis een sluiswachterswoning worden gebouwd. Verder zou in
één der wijken in de Grootstukken een overlaat worden gebouwd om het overtollige water af te kunnen voeren. In de bestuursvergadering van 15 mei 1908 werd besloten om de bouw van de kleine sluis aan de noordkant van de Beumeeswegstukken te gunnen aan
H. en A. van Dijk te Farmsum voor f. 16.600,- , de bouw van de sluiswachterswoning voor
f. 1890,- aan J. Timmer te Nieuwe Pekela en de bouw van de overlaat aan P.H. Langes en
A. Hulsebos uit dezelfde plaats. De turfafvoer kon door de in 1895 gedempte sluis niet door de Poortmanswijk plaatsvinden. De oude sluis bij de Barkelasloot werd eveneens in 1908 weer opengegraven en verbouwd tot koppelsluis. De bouw van de koppelsluis werd voor f. 17.400,- gegund aan A. Passtoors te Stedum en J. Passtoors te Onderdendam en de sluiswachterswoning, rechts op de afbeelding, voor f. 1998,- aan reeds genoemde
J. Timmer te Nieuwe Pekela.

afbeelding15
Afb. 15 : De Poortmanswijk gezien in de richting van Nieuwe Pekela,
de sluis met rechts de sluiswachterswoning.

De Koppelsluis (afb. 15) werd in 1957 verbouwd door D. E. Wiersema te Beerta voor
f. 127.000,- . Van de bouw in 1908 en de verbouwing in 1957 werden aan de voorgevel twee gedenkplaten aangebracht met de namen van de betreffende besturen.
Doordat de ontginning in de dertiger jaren vrijwel voltooid was nam ook het scheepvaartverkeer af. De laatste jaren werden de schepen gebruikt voor de afvoer van landbouwproducten. In 1968 ging voor de laatste keer een schip door de sluis.

De betekenis van het woord ”tange” is ”zandige hoogte of zandrug.”
De benaming komt in Westerwolde meer voor: Bourtange, Jipsingboertange, Wessingtange en Zandtange. Zo
n verheven zandgebied of tange komt voor tussen Onstwedde en Alteveer. Landmeter Goethart Borgesius bracht dit gebied in 1831 in kaart en noemde dit gebied ”De Tange.” (afb. 6 en 7) Bij de geboorteaangifte op 19 mei 1841 werd Onstwedder Tange voor het eerst als woonplaats vermeld. Volgens de tienjaarlijkse volkstelling van 1849 had het gehucht ”Buurtschap Onstwedder Tange” 11 bewoonde huizen en 11 huisgezinnen. Het kadaster kent echter uit die periode (1841-1849) maar 9 huizen. Daar komt nog bij dat één van deze woningen als hut genoteerd staat.
Het geboorteregister van de gemeente Onstwedde geeft uit deze periode
(11 mei 1841 – 5 januari 1850) voor Onstwedder Tange 9 geboorten van 9 verschillende
ouders aan. Deze ouders zijn:

1. Derk Eilders en Janna Pieters Kreiter (Onstwedder Tange)
2. Berends Geerts Koens en Japien Wensing (Onstwedder Tange)
3. Berend Johannes Witterig en Antje Harms Penning (Onstwedder Tange)
4. Hindrik Knolhoff en Trijntje Klanken (Onstwedder Tange)

5. Hindrik Berends Komies en Grietje Harms Draaijer (Tange)

6. Jan Berend Langes en Marie Kamplink (Onstwedder Tange)

7. Koert Geerts Roelfsema en Hindertje Derks Raatjes (Tange)
8. Johannes Christiaan Bouland en Pieterke Willems Kiewiet (Tange)

9. Hindrik Gosselaar Schenkel en Luktje Geerts Roelfsema (Tange).

Het dorp groeide gestaag, zodat in 1899 bij de volkstelling 558 inwoners geteld konden worden. Oorspronkelijk werd het gebied vanaf Onstwedde tot de Barkelasloot Tange
genoemd. Door enkele grenswijzigingen moest Tange grondgebied afstaan, waardoor het alsmaar kleiner werd. Thans is Tange slechts een straat van nog geen kilometer met 27 woningen. In het voorjaar van 1997 werd komende van Onstwedde bij de ingang van het dorp Tange deze foto gemaakt.

beumeesweg
De Beumeesweg bij het begin van het dorp Tange. Opname: voorjaar 1997.

Op 12 april 1945 werd Onstwedde door de Polen bevrijd en hadden de Duitsers zich
teruggetrokken tot in de Pekela’s. Tange-Alteveer was niemandsland geworden en
de brug over het Alteveerkanaal was nog volledig intact. K. de Grooth, het hoofd
van de hervormde school en commandant van de plaatselijke verzetsgroep, bracht
nog dezelfde dag na zonsondergang de Polen in Onstwedde hiervan op de hoogte.
Volgens hem kon Tange-Alteveer nu zonder slag of stoot worden bevrijd en de brug
onbeschadigd in handen worden gekregen. Een Poolse officier deelde hem echter
mede dat het niet verantwoord was bij gebrek aan voldoende dekking.

Een teleurgestelde commandant ging terug naar zijn dorp. Tange-Alteveer zou het moeilijk krijgen. Waar K. de Grooth bang voor was gebeurde de volgende dag 13 april. Duitse eenheden trokken ’s morgens in de vroegte door het dorp.
Een verkenningsgroep, onder leiding van Karl Quenstedt kreeg vuurcontact met de Polen en nam daarop posities in bij de bocht van de Beumeesweg. De bewoners daar werden gesommeerd te vertrekken. De Duitsers zochten dekking in de boerderij van Prins.
Een Poolse verkenningsgroep trok dezelfde morgen met een Brencarrier Tange binnen.
Bij de bocht werden ze onder vuur genomen. De Polen beantwoordden het vuur waarbij één Duitser werd gedood en trokken zich terug.

grabowski
13 april 1945 Gevallen bij de bevrijding van Tange-Alteveer
Jacob Feringa Bernard Grabowski Hendrik Lever, Opname: voorjaar 1998.

prins
Bij de bevrijding van Tange-Alteveer raakte de boerderij
van G. Prins in brand. Opname: 13 april 1945.

De Polen schoten daarna vanaf de Hardingstraat te Onstwedde granaten af op de weg naar de Pekela’s. De granaten vielen echter in het dorp Alteveer en maakten daar slachtoffers onder de burgers. Jacob Feringa en Hendrik Lever werden dodelijk getroffen, zes anderen raakten gewond, ’s Middags trokken de Polen met enkele tanks Tange opnieuw binnen en raakten bij de boerderij van Prins en tussen de woning van Pieter van der Laan en de weduwe Nobbe in een hevig vuurgevecht. De tanks schoten hun granaten af op de boerderij van Prins die daardoor in brand geraakte. Stanislaw Baroz lag in dekking en zag zijn vriend Bernard Grabowski de boerderij naderen. Baroz waarschuwde nog maar het was te laat. Grabowski werd dodelijk getroffen.
De tanks bleven hun granaten op de boerderij afvuren. De Duitsers in de boerderij
probeerden door de staldeur te ontkomen maar werden neergeschoten door Poolse
mitrailleurs. De andere Duitsers die in dekking lagen gaven zich over. Tange-Alteveer was bevrijd. Voor Bernard Grabowski werd in Tange-Alteveer een monument opgericht.
Hierop zijn ook de namen Jacob Feringa en Hendrik Lever vermeld. Op 4 mei 1988 werd dit monument geadopteerd door de schooljeugd van Tange-Alteveer.

Op 24 juli 1981 fietsten 45 genodigden van de Ekkelkaamp, het jeugdgebouw van de Nederlandse Hervormde Kerk in Onstwedde, naar het bosje bij de Beumeesweg-Nieuwlandsweg. Hier opende mevr. Jo Hut-de Jonge, gedeputeerde van verkeer, vervoer en waterstaat, de eerste 12 km van de 38 km lange stroomdalroute.

stroomdalroute
De opening van de Stroomdalroute door
mevr. Jo Hut-de Jonge. Opname: 24 juli 1981.

Op de foto slaat mevr. Hut onder het toeziend oog van wethouder Melis Bloemsma
een routepaaltje met het opschrift Stroomdalroute in de grond. Daarna werd het eerste gedeelte van de route naar Holte afgelegd.
De aanlegkosten van de hele route bedroegen 3 miljoen gulden. Driekwart van deze kosten kwamen uit het Europees fonds voor regionale ontwikkeling te Brussel. De resterende kosten kwamen voor rekening van de provincie en de gemeente.
Op deze afbeelding zien we van links naar rechts: mevr. Jo Hut-de Jonge,
Melis Bloemsma (gehurkt) Jan Hut (met camera), Jurrie Peetsma en Albert ten Hof.

Het in 1981 geopende fietspad ligt langs de Holterweg. Halverwege deze weg richtte familie Datema-Van Duinen een theetuin in. De officiële opening van deze tuin met de naam Op Aig’n Holtje vond plaats op 13 augustus 1983.
Wethouder G.H. van den Bremen bevestigde toen bij de ingang van de theetuin een uithangbord waarop de naam van de tuin staat aangegeven.
In 1985 werd door familie Datema-Van Duinen in hun tuin een overnachtingshut
gebouwd en ingericht voor vier personen. Deze hut is een kopie van de plaggenhut
van Fennechien Wiekens, de laatste plaggenhut die Alteveer heeft gekend.
Deze hut werd in 1941 overgeplaatst naar het Openluchtmuseum in Arnhem.
De woning met theetuin werd in 1987 overgenomen door het echtpaar
Van Bergen-Siebes en uitgebreid met een bijenstal en een verzameling fossiele stenen.
In 1993 werd familie Schreuder Peters de eigenaar.

Omstreeks 1950 werd tijdens een uitstapje van de buurtvereniging Tange-Alteveer
deze opname gemaakt.

Vooraan staan van links naar rechts: Geert Bouland, Geessien Bouland,
Hindertje van Hoorn, mevr. A. Oldeboom-Minkes, mevr. G. Slagter-de Roo,
mevr. H. Kuiper-Oldeboom, mevr. J. Muntinga-Moed en mevr. G. Dijkstra-Schepers.

Op de tweede rij: Geert Hulzebos, mevr. P. Hulzebos-Kiel, mevr. E. Bouland-Smidt,
mevr. G. Kiel-Sterenborg, Frans Kiel, Abel Muntinga, Willem Slagter en Van der Tuuk.

Op de derde rij: mevr. R. Bouland-Klok, mevr. G. Houwen-Lutter en Hiske Kuiper.

Bovenaan: Hendrik Bouland, Willem Houwen, Berend Dijkstra en Harm Prins.

buurtvereniging
De buurtvereniging Tange-Alteveer.
Opname: omstreeks 1950.

Omstreeks 1935 werd onderstaande foto gemaakt tijdens het uitstapje van de
”ouden van dagen” uit Tange-Alteveer, Holte, Barlage en Onstwedde.
De chauffeurs die de bejaarden vervoerden bevinden zich voornamelijk

vooraan op de foto.

Op de eerste rij in liggende houding van links naar rechts: Wubbo Lutjeboer,
Rinko de Vries, Engel Nobbe, Frederik Meijer en Arend Diedering.

Op de tweede rij zitten: Hendrik Bodewitz, Albertje Wolfs, onbekend, onbekend,
meester Bergink, onbekend, Jan Bruggers, Luut Heikens en Hendrik de Boer.

Uiterst rechts staat Jan Alvering.

bejaarden
Groepsfoto van de bejaarden tijdens hun uitstapje.
Opname: omstreeks 1935.

Ook na de tweede wereldoorlog (1940-1945) maakten de bejaarden van Tange-Alteveer weer hun jaarlijkse uitstapjes. Zo vertrok men in 1959 ’s morgens om 8 uur in drie autobussen en 10 auto’s naar Harkstede. Hier werd de koffie gedronken.
Vervolgens ging men naar het rijtuigmuseum en de schelpengrot in Leek.
Op de terugweg werden in Bareveld enkele films vertoond. Vanaf Veenhuizen werd de stoet ingehaald door de muziekvereniging Excelsior van Tange-Alteveer.
Met de muziek voorop ging men naar café Alvering waar de oudjes nogmaals een
traktatie werd aangeboden. Daarna bedankte de voorzitter B. Oldeboom alle medewerkers die zich voor deze dag hadden ingezet en D. Hulzebos sprak namens de oudjes enkele dankwoorden.

Op 31 mei 1916 schreef F. de Groot, secretaris van de in 1901 opgerichte landbouwvereniging ALTEVEER, aan het college van B en W dat hun vereniging 15 jaar
bestond en dat men dit feestelijk wenste te herdenken. Bij café Horlings op de Beumeesweg werd een tentoonstelling gehouden van geiten, schapen, varkens, konijnen, pluimvee en landbouwwerktuigen, ’s Avonds trad in de zaal van café Horlings
een rederijkerskamer op. Uit de periode van 1924-1932 zijn enkele gegevens bekend van de landbouwvereniging ONS BELANG te Onstweddertange.
Op 6 april 1929 vergaderde deze vereniging in het koffiehuis van J.F. Geerken
(Beumeesweg 62). Op die vergadering werd het oude rolblok van de vereniging voor f. 15,- verkocht aan K. in ’t Hout. Voor de aankoop van een nieuw rolblok werd een commissie benoemd bestaande uit de leden: H. Kiel, D. Hulzebos en Hendr. Slagter.
Het nieuwe rolblok zou voortaan bij F. Hulzebos worden ondergebracht.
Verder werd besloten voor de stoomdorsmachine briketten te kopen.
Tijdens de vergadering van Ons Belang in februari 1932 (crisistijd) bleek uit het jaarverslag dat de schuldenlast met een aanzienlijk bedrag was verminderd en dat een 30-tal leden hun lidmaatschap opgezegd hadden.
De contributie en het salaris van de penningmeester werden verlaagd.
In de vijftiger jaren bestond de landbouwvereniging SAMENWERKING.
In januari 1956 vergaderde de landbouwvereniging Samenwerking in café Feringa.
Op deze vergadering werd een inleiding gehouden over bemesting en opbrengsten.
Verder werd de avond gevuld met de films: ”Het waardevolle gras” en ”De andere oogst”.

sikkens
De boerderij van Otto Sikkens aan de Beumeesweg in Tange.
Opname: 1965.

In 1965 werd deze foto gemaakt op de hoek Höchterweg-Beumeesweg.
Links op de afbeelding staat de boerderij die achtereenvolgens bewoond werd door
O. Sikkens, J. Moed en B. Moed. Het gebouwtje naast de boerderij is het stookhok (wassen, varkensvoer koken). Ongetwijfeld waren de bewoners van onderstaande boerderij lid van één van de genoemde landbouwverenigingen.

De stoomdorsvereniging Vooruitgang werd opgericht op 28 januari 1913.
Tot bestuursleden werden verkozen: Hendrik Pot te Alteveer (voorz.),
Berend Slagter te Tange (secr.), Christiaan Bick te Nieuwe Pekela (penningm.),
Berend Roskamp te Alteveer (vice voorz.) en Jan Tuin te Nieuwe Pekela
(vice secr. penningm.). Op 11 april 1913 besloten de leden bij Ten Horn in Veendam een Marschall stoomdorsgamituur te kopen. L. de Wit werd in mei 1913 tot machinist benoemd. Elke aandeelhouder zou f. 100,- storten voor de aankoop van een dorsgarnituur. Dit bedrag bleek niet toereikend te zijn want in november 1913 gingen de leden met notaris Bolt te Nieuwe Pekela een geldlening aan van f. 3500,-.
Op 5 augustus 1930 werd de vereniging bij notaris Willem Ite Poelma te Stadskanaal
nogmaals opgericht, nu onder de naam Coöperatieve Dorsvereniging Vooruitgang
W.A. te Alteveer. De vereniging werd in 1967 ontbonden.

dorsmachinepersoneel
Het dorsmachinepersoneel hij landbouwer Otto Sikkens in Tange.
Opname: omstreeks 1950.

Het dorsmachinepersoneel en enkele bestuursleden van de dorsvereniging Ons
Succes te Barlage kwamen omstreeks 1950 op de foto bij landbouwer Otto Sikkens te Tange. Op de voorgrond zit (gehurkt): Jan Heikens en rechts van de groep staat een
monteur van de fa. Borga in Appingedam.

Op de strobalen zitten van links naar rechts: Willem Veldman (bandensnijder),
lbo Schenkel (stropakdrager), Roelf Wind (stropakdrager), Derk Schepers (bandensnijder), Jarke Eefting (weger/opsteker), Simon Huiting (naaldwerker bij de stropers), Otto Sikkens (landbouwer), Pieter Roelfsema (weger/opsteker),

Berend Potze (stropakdrager) en Klaas Boskers (inspinner).

Verder staan achteraan: Lucas Veldman (machinist), Jan Koens (landbouwer),
Hendrik Lukens (bestuurslid), Albert Kruize (bestuurslid),
Wubbe Wilts (bestuurslid) en Jan Migchels (bestuurslid).

Harm Beikes was landbouwer en turfgraver. Tijdens de aardappelcampagne werkte
hij op de aardappelzetmeelfabriek Alteveer. Hij had acht koeien en zes ha land op de Höchte. Zijn vrouw, G. Beikes-Bos, ging aanvankelijk (ca. 1925) geregeld met 2 liter melk van haar woning op de Höchte naar het kruidenierswinkeltje van mevr. Gnodde-Smit.
Het winkeltje was ondergebracht in de brugwachterswoning aan de Beumeesweg.
Mevr. G. Beikes-Bos kreeg voor de melk kruidenierswaren. Het bleek al gauw dat ze ook onderweg melk kon verkopen. Ze nam daarom een juk met twee emmers melk en kon zo aan de vraag voldoen. Later nam hun dochter de melkroute over en bracht de melk met een hondenkar aan de man. Omstreeks 1928 kocht Harm Beikes een paard en wagen en nam op zijn beurt de melkrit van zijn dochter over. Paard en wagen werden later bij een kleinere route vervangen door een bakfiets en een hond. Hendrik Beikes, de zoon van Harm Beikes, weet zich nog te herinneren dat hij op 9-jarige leeftijd in de strenge winter van 1929 ’s morgens zijn vader hielp. Nadat de koeien waren gemolken en de melk op de kachel was verwarmd om bevriezing te voorkomen, vertrokken ze tegen 6 uur naar Boven Alteveer. Bij de insnijding naar de Zijdstukken begonnen zij met de route.
Hier werd ook de voorraad melk, karnemelk en kamemelksepap aangevuld door een filiaalhouder van de melkfabriek in Gieterveen. Onderweg werden de melkproducten in de Co
öperatieve Bakkerij aan de Beumeesweg nog eens verwarmd.

’s Zomers raakte de melk bij hogere temperaturen gauw zuur. Men trachtte dit te voorkomen door pas gemolken melk in een melkbus in een put te laten zakken.
Tijdens het transport van de melk was er over de melkbussen een laken gespannen.
Op de foto van omstreeks 1935 zien wij Harm Beikes tijdens de melkrit.
In 1934 kocht hij naast het Buurthuis het pand Beumeesweg 80 met 3 ha land.
Omstreeks 1938 verkocht hij zijn melkrit aan Staats Feringa.

beikes
Harm Beikes brengt met hond en bakfiets melk en melkprodukten aan de man.
Opname: omstreeks 1935

Naar aanleiding van een onderzoek van ds. S.J. Seinen schreef mevr. F. J. van der
Werff-Lodder (dochter van de eerste evangelist te Tange) dat ze in het najaar van
1902 met haar ouders, broers en zusters in kleine koetsjes in Tange-Alteveer aankwamen. Ze wist zich van deze aankomst het volgende te herinneren:

”Een lange streek aan een zandweg met hier en daar een huisje van steen en plaggen. Verder in het veld midden in de heide allemaal plaggen huisjes zoals men ze nu nog kan zien in het Openluchtmuseum in Arnhem. ” Ook in 1913 kwamen nog hutten voor in Tange-Alteveer. Op 25 augustus 1913 kreeg het college van B en W
van de gezondheidscommissie te Wedde het advies om vijf woningen in Tange-Alteveer onbewoonbaar te verklaren. De wanden van al deze ”woningen” waren geheel van plaggen opgetrokken en de toppen van de gevels en de schoorstenen waren van hout.
De gemeenteraad legde dit advies op 29 oktober 1913 naast zich neer. Daarom richtte de gezondheidscommissie zich op 12 november 1913 tot het college van Gedeputeerde Staten. Dit college verklaarde op 15 januari 1914 de woningen onbewoonbaar.
Binnen zes maanden moesten deze worden ontruimd.

In 1922 kwam het raadslid Diemer met het voorstel om tien noodwoningen in
Tange-Alteveer en Musselkanaal te bouwen. Hij vond het in verband met de volksgezondheid voor het gemeentebestuur niet langer verantwoord dat vele gezinnen
in keten van zoden en plaggen woonden. B en W vreesden dat deze bewoners als ze de geplande woningen zouden betrekken geen huur zouden betalen. Zij adviseerden het voorstel van Diemer af te wijzen. Het voorstel Diemer werd desalniettemin met
10 tegen 4 stemmen aangenomen. Omstreeks 1936 werd mevr. Fennechien Wiekens
bij haar plaggenhut gefotografeerd. Het meisje dat zij bij de hand houdt is
Catrientje de Roos. Deze hut stond op enkele honderden meters afstand van de Höchterweg en de Dwarsstukkerweg en werd in 1941 overgebracht naar het
Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem.

hut
De hut van mevr. Fennechien Wiekens.
Opname: omstreeks 1936

In 1936 kocht Hiske Kuiper aan de Beumeesweg 51 een stukje grond.
Hij liet daarop een winkelpand bouwen en vestigde zich daar als manufacturier.
De winkel had een verkoopruimte van 35 m2 en bevatte een grote verscheidenheid aan textielwaren. Hiske Kuiper ging in die tijd met een zwart zeildoeken pak (sortering kledingstukken, stalen en stoffen) op de fiets de boer op en trachtte zo zijn manufacturen aan de man te brengen, terwijl zijn vrouw de winkel dreef.
In 1954 kwam zijn zoon Alie in de zaak en ging evenals zijn vader met een pak op de fiets een klantenkring opbouwen. De zaak werd in die jaren uitgebreid naar een vloeroppervlakte van 150 m2 . Het was ook in die jaren dat op kleine schaal met de meubelverkoop werd begonnen. De komst van Philips in Stadskanaal had tot gevolg dat daar in de zestiger en volgende jaren veel woningen werden gebouwd. De vraag naar meubelen, vloerbedekking en gordijnen nam daardoor toe, ook bij de firma Kuiper.
Het bedrijf werd daarom in 1968 met 550 m2 vergroot. In 1972 kwam zoon Henk in het bedrijf. Het jaar daarop nam Alie het bedrijf van zijn vader over.
De tapijtafdeling vroeg in 1974 meer ruimte en werd toen tot 900 m2 vergroot.
De beurzen voor de textielafdeling en de meubelafdeling vroegen veel tijd.
Daarom werd in 1977 besloten de textielafdeling op te heffen en als complete woninginrichting verder te gaan. De woninginrichting werd in 1981 uitgebreid met een vloeroppervlakte van 950 m2. De totale verkoopruimte kwam daardoor op 1850 m2.
Op 7 april 1995 nam Henk Kuiper officieel Kuiper Interieurverzorging BV over van zijn broer Alie. Bij die gelegenheid werd onderstaande foto gemaakt. Van links naar rechts staan: Willie Kuiper-Lutjeboer, Alie Kuiper, Gré Kuiper-Dijk en Henk Kuiper.

kuiper
Kuiper Interieurverzorging aan de Beumeesweg.
Opname: 7 april 1995

In 1968 kregen de wijkverpleegsters in ons land een trimboekje met de bedoeling om de bevolking warm te maken voor het trimmen. Dit leidde ertoe dat de wijkverpleegster Geertje Addens uit Alteveer en haar collega Anneke Goelema uit Onstwedde op 5 augustus 1968 begonnen met een wekelijkse wandeling van een uur. Al spoedig sloten anderen zich aan. De groep wandelaars ging zich De Trekkers noemen. In 1969 bestond de groep uit 10 personen, het vereiste aantal voor wedstrijddeelname. De Trekkers werden op 30  augustus 1969 lid van de Nederlandse Christelijke Wandelbond. Op dezelfde dag, tijdens de licht week in Tange-Alteveer, deden zij mee aan de plaatselijke wandeltocht. Zij behaalden toen de tweede prijs. Sinds die tijd doet de wandelvereniging mee aan de wandeltochten die in de regio worden gehouden en organiseert dan de jaarlijkse wandeltocht in Tange-Alteveer. Op 1 januari 1972 sloten De Trekkers zich aan  bij de Noord  Nederlandse Wandel­ bond. In 1977 kregen zij een nieuw tenue, dat bestond uit een zwarte lange broek met een rode sweater.

In het voorjaar van 1982 richtte de wandelvereniging zich tot het gemeentebestuur met het verzoek om de Parallelweg in Tange-Alteveer van een beter wegdek te voorzien, omdat deze weg slecht begaanbaar was. Dit verzoek heeft eraan meegewerkt dat de Parallelweg in het najaar van 1983 werd voorzien van een puinverharding.
Op 1 mei 1990 konden 13 ”trekkers” een nieuw tenue in ontvangst nemen en kwamen toen met hun sponsor op de foto. In gehurkte houding v.l.n.r.: mevr. M. Kip- de Jonge,
mevr. T. Boltendol-Hofstra, mevr. D. de Vries-Westra, mevr. D. Roelf- sema-Groen en  mevr. J. de Roos-Heide- kamp. Staande  v.l.n.r.:  mevr.  M.  Broesder-Hal- ming,
mevr. G. Scheper-Pathuis, mevr. B. Brouwer-Pathuis,  mevr.  E. Orsel-Schauer,
mevr. P. Piening-Boltendol, mevr. M. Norder-Raatjes, mevr.  G. Brouwer-Horlings en
mevr. T. Schokkenbroek-Boltendol. Achteraan staat de sponsor Alie Kuiper.

wandelvereniging
De wandelvereniging De Trekkers.
Opname: 1 mei 1990

Nadat de Vereniging voor Opbouwwerk in Musselkanaal op 27 januari een buurthuis had geopend werd op 3 oktober 1932 in Tange-Alteveer een buurthuis geopend.
De bedoeling hiervan was om de vorming en de ontwikkeling van de jeugd te bevorderen. Het huishoudonderwijs (bijvoorbeeld koken en naaien) speelde daarbij een voorname rol, waardoor het buurthuis gezien kon worden als een voorloper van de huishoudschool.
Het houten gebouw met een front van 15 m dat belangeloos door de gemeente-architect
J. Meinen was ontworpen, werd door de aannemer K. Mantjes uit Westerlee achter de
huidige woning Beumeesweg 80a gebouwd. Aan de voorkant was een lokaal van 10×7 m en rechts daarvan een ruimte die als directie- of wachtkamer ingericht kon worden.
Aan de achterkant was nog een lokaal van 5×4 m.
Bij de opening waren veel belangstellenden aanwezig, o.a. burgemeester P. Bergmeijer met de gemeente-secretaris en de gemeente-architect, het college van B en W van de gemeente Vlagtwedde, zeven leden van Gedeputeerde Staten, drie inspecteurs en hun chef, de directeur-generaal van de Volksgezondheid, mr. L. Lietaert Peerbolte.
Verder waren aanwezig de drie hoofden van de lagere scholen te weten:
de heren Riekels, Bergink en Klooster en evangelist J.L. de Pauw.
Voor een waardig ontvangst van de gasten waren enkele huishoudonderwijzeressen aanwezig. Nadat A. van Geuns, voorzitter van de Vereniging voor Opbouwwerk een welkomstwoord had gesproken en had medegedeeld dat de dagelijkse leiding van het buurthuis zou worden toevertrouwd aan mejuffrouw Van de Erve,
kreeg Mr. Lietaert Peerbolte het woord. In zijn openingswoord typeerde hij het werk van de Vereniging voor Opbouwwerk als een worsteling om de mens die door allerlei oorzaken was terneergeslagen, weer op te heffen. Hij was van mening dat het gewenste resultaat zou worden verkregen, omdat de wil er was om dit doel te bereiken. Met de beste wensen daarvoor en voor de directrice en het bestuur opende hij vervolgens het buurthuis. Nadat ook de inspectrice van het huishoudonderwijs, mej. G.G. Smit en burgemeester P. Bergmeijer aan het woord waren geweest, werd het gebouw bezichtigd.
Daar werd van de genodigden voor het gebouw een foto gemaakt.

buurthuis
Het buurthuis aan de Beumeesweg.
Opname: 3 oktober 1932

(Moraine: gesteente dat na het smelten van een ijstijdgletsjer achterbleef)

De Chr. Veenkoloniale Lanbouwbond (CVLB) nam het initiatief om in Tange-Alteveer een chr. landbouwhuishoudschool te stichten. Onder leiding van N. Huiges en
mevr. A. Wolfs-Zwart, respectievelijk voorzitter en secretaresse van het schoolbestuur, werd dit gerealiseerd. In 1949 startte men met de lessen in het buurthuis, In december 1950 vond in café Koens de aanbesteding plaats voor het bouwen van de landbouwhuishoudschool. Er waren meer dan dertig inschrijvers. Aannemer Mantjes uit
Westerlee was voor f. 77.550,- de laagste inschrijver en hem werd het werk gegund.
Op 5 maart 1952 vond in het gebouw Eben Haëzer de feestelijke inwijding plaats van
de chr. landbouwhuishoudschool Moraine en van de chr. landbouwschool De Höchte
die in december 1951 was geopend. De voorzitter van het schoolbestuur, N. Huiges, opende deze feestelijke avond met schriftlezing en gebed, heette de aanwezigen welkom en bedankte allen die meegewerkt hadden aan de totstandkoming van beide scholen.
Daarna zongen de leerlingen van de land bouwhuishoudschool een lied met de titel
Moraine. Vervolgens kreeg H. Pluim, het hoofd van de landbouwschool, het woord.
Nadat hij het schoolbestuur met de school had gefeliciteerd, haalde hij een aardappel
met uitlopers tevoorschijn. Aan één hiervan zaten drie bankbiljetten van honderd
gulden. Dit hadden de leerlingen van de landbouwschool verdiend met het aardappelrooien en werd nu het schoolbestuur als cadeau aangeboden.
De avond werd afgesloten met het toneelstuk
Een vriend komt over dat door een
reciteerclub uit Nieuwe Pekela voor het voetlicht werd gebracht.
In 1952 werd van de landbouwhuishoudschool Moraine deze foto gemaakt en op
27 en 28 juni 1979 werd het 30-jarig bestaan van de school gevierd.

moraine
De christelijke landbouwhuishoudschool Moraine aan de Beumeesweg.
Opname: 1952

In 1955 kwam bij de chr. landbouwhuishoudschool Moraine een groep leerlingen
met hun leraressen op de foto. De leerlingen tonen hier hun zelf genaaide pyama
s.
Links van de groep staat juf De Vries (directrice) en rechts van de groep juf De Boer.
Vooraan zitten van links naar rechts: Greetje Balk, Janna Migchels,
Trientje Mulder, Geessien Wolfs, Geesje Bouwland, Cobie Flokstra en Binie Draijer.
Op de middelste rij (geknield): Zwaantje Sterenborg, Wiechertje Dijk,
Gerrie Oudekerk en Kinie Kiel.
Achteraan staan: Wietske Kruiter, Geertje Louwdijk, Elsien Kruiter, Dina Evers,
Sjakie Mulder en Jennie Boskers.
Deze leerlingen ontvingen in juli 1955 het diploma van de primaire opleiding.
Bij de uitreiking waren twee wethouders van de gemeente Onstwedde en de voorzitter van de Veenkoloniale Boerenbond aanwezig.

klas
Een klas van de christelijke landbouwhuishoudschool Moraine aan de Beumeesweg.
Opname: 1955

De Chr. Veenkoloniale Landbouwbond (CVLB) bouwde in 1948 tegenover de hervormde lagere school een chr. lagere landbouwschool in Tange-Alteveer en benoemde H. Pluim als directeur. De eerste jaren werden de lessen gegeven in een lokaal van de Groninger Stichting voor Sociaal en Cultureel Werk. In 1949 richtte de CVLB zich tot het bestuur van de gemeente Onstwedde met het verzoek hen over de jaren 1948 en 1949 subsidie te verlenen in de exploitatiekosten. Op voorstel van B en W besloot de raad alleen over de jaren 1949 en 1950 per leerling woonachtig in de gemeente Onstwedde per jaar f. 15,- subsidie te verlenen. In december 1950 werd de bouw van de school onderhands opgedragen aan J. Kort. De opening van deze chr. lagere landbouwschool De Höchte vond plaats op 14 december 1951. Genodigden en belangstellenden waren hiervoor bijeengekomen in Eben Haëzer, het gebouw van de Nederlands Hervormde Kerk.
De voorzitter van de CVLB, H. Schipper uit Nieuw-Buinen, opende deze bijeenkomst door het laten zingen van het lied ”Lof zij de Heer, de Almachtige” , ging voor in gebed en las
daarna Jes. 28:23-29. Verder heette hij de aanwezigen welkom en paste het gelezen
bijbelgedeelte toe op het christelijk landbouwonderwijs. Daarbij benadrukte hij om
bij al ons onderwijs en wetenschap niet de mens in het middelpunt te plaatsen maar
God alleen de eer te geven. Hierna kreeg de directeur van het landbouwonderwijs,
ir. Van Vliet, het woord. Hij schetste de ontwikkeling van het landbouwonderwijs en sprak zijn waardering uit voor hetgeen de regering daarvoor had gedaan. Met respect sprak hij over de landbouwers omdat de veranderingen uit hun midden waren voortgekomen en over de onderwijzers die de aankomende boeren les hadden gegeven op de avondscholen. Verder zei hij dat de 250 land- en tuinbouwscholen minder belangrijk waren dan de inhoud van de lessen. Daarom vond hij het juist dat de scholen naar de wensen van de ouders werden gesticht. Hierna werd De Höchte door hem voor geopend verklaard. De foto van 1956 toont de school en de directeurswoning.

landbouwschool
De christelijke lagere landbouwschool De Höchte aan de Beumeesweg.
Opname: omstreeks 1956

Nadat de chr. lagere landbouwschool door ir. Van Vliet, directeur van het landbouwonderwijs, voor geopend was verklaard, kreeg W. Diemer, loco-burgemeester van de gemeente Onstwedde, het woord. Hij zei dat de gemeente 1/3 van de bouwkosten had gevoteerd op de gemeentebegroting. De gemeente was dit niet verplicht, maar hij vond dat dit voor goed onderwijs verantwoord was.
Vervolgens gingen de aanwezigen naar de school om deze te bezichtigen. Bij de school onthulde ir. Van Vliet de naam van de school. Hierna overhandigde hij de sleutel aan
H. Pluim, de directeur van de school. Bij de bezichtiging vielen de modern geoutilleerde lokalen op en had men veel bewondering voor de onderzoekkamers en de zuurkast.
De school bood plaats aan 100 leerlingen. Bij terugkomst in het gebouw Eben Haëzer
kregen achtereenvolgens N. Huiges (voorzitter van het schoolbestuur) en H. Pluim
het woord. Beiden gaven God de eer voor hetgeen tot stand was gekomen.
Vervolgens bood Kees in ’t Hout, namens de leerlingen en de directeur, de voorzitter
van het schoolbestuur, N. Huiges, een elektrische klok aan. Deze werd in dank aanvaard. Ook de voorzittershamer met inscriptie die H. Schipper, voorzitter van de
Chr. Veenkoloniale Landbouwbond, aanbood, werd in dank aangenomen.
Daarna richtte zich een groot aantal sprekers tot het schoolbestuur en de directeur
van de school. Van hen noemen wij H. van der Veen, de loco-burgemeester van
Oude Pekela; ir. Pattje, rijkslandbouwconsulent te Veendam; H. Buirs, de wethouder van
Vlagtwedde; ds. C.A. Helms, de plaatselijke predikant en de heer Haag, namens de
hoofden van de scholen. Deze bijeenkomst werd met een dankgebed gesloten.
Van de school en de directeurswoning werd in 1959 deze opnane gemaakt.

hochte
De christelijke lagere landbouwschool De Höchte aan de Beumeesweg.
Opname: 1959

In 1948 mochten bij de start van de chr. lagere landbouwschool vier leerlingen van
de eerste klas in de tweede klas beginnen. Hun studietijd werd daardoor met een jaar
ingekort. Doordat de eersteklassers twee dagen in de week naar school gingen en de
tweedeklassers één dag in de week, kon hun leraar drie dagen in de week les gaan
geven.
Genoemde vier leerlingen werden in 1951 met hun leraar gefotografeerd.
Van links naar rechts zitten:

1. Hendrik Pluim, directeur;
2. Jacob Scheper. Holte;
3. Harm Hids, Onstwedde;
4. Kees Nanne in ’t Hout, Tange;
5. Geert Sterenborg, Sterenborg.

leerlingen
Leerlingen van de christelijke lagere landbouwschool De Höchte aan de Beumeesweg.
Opname: 1951

De leerlingen van de chr. lagere landbouw-school kwamen in 1958 met hun
directeur bij de school op de foto.
Van links naar rechts staan op deze foto:
1. Jan Slagter, Tange;
2. Wilto Molema, Nieuwe Pekela;
3. Jan Koster, Onstwedde;
4. Hendrik Pluim, directeur;
5. Arie Vrieze, Nieuwe Pekela;
6. Geert Elze Moed, Onstwedde;
7. Haiko de Vries, Nieuwe Pekela;
8. Tonnie Veldkamp, Nieuwe Pekela.

leerlingen
Leerlingen van de christelijke lagere landbouwschool De Höchte
aan de Beumeesweg. Opname: 1958

Op 16 februari 1955 werd in de christelijke landbouwhuishoudschool te Tange-Alteveer de oprichtingsvergadering gehouden van de Bond van Christen Boerinnen, Boerendochters, Plattelandsvrouwen en  -Meisjes (C.B.P.B.) afdeling B. Het doel van deze bond is ”haar leden klaarder bewust te maken omtrent haar roeping in deze tijd en te werken aan de bevordering van haar taak in gezin, bedrijf en maatschappij.
” Zij tracht dit doel te bereiken door lezingen, excursies, demonstraties en door het bevorderen van het christelijk huishoudonderwijs. De bondssecretaresse,

mej. Lugtigheid. hield die avond een lezing over het belang om aangesloten te zijn bij een bond die het belang zoekt van alle plattelandsvrouwen en de noodzaak van een christelijke bond. Er gaven zich dertig leden op en daarna werd een voorlopig bestuur gekozen. In de eerste bestuursvergadering werden de functies als volgt verdeeld:
mevr. G. Pluim-Koelewijn (pres.), mej. G. de Vries (secr. en directrice van de

chr. Landbouw-huishoudschool), mevr. J. Boer-Bos (2e secr.), mevr. P. in ’t Hout-Lutjeboer (penningm.) en mevr. J. Hulzebos-Roelfsema (alg. adj.).

Op 8 februari 1980 vierde de chr. plattelandsvrouwenbond haar 25-jarig bestaan.
De presidente mevr. M.P. Bruining-Principaal hield naar aanleiding van Fil. 3:12-16 een korte meditatie: ”Maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder.
” Mevr. G. Boels-Klompmaker gaf op rijm de activiteiten weer van de afgelopen 25
jaar en onder leiding van Pieter Potze werd door zes echtparen het toneelstuk

”Met de snikke deur ’t Grönnigerlaand” opgevoerd. Voor hun 25-jarig lidmaatschap werden de dames G. Boels-Klompmaker, G. Meijer-Lutjeboer, G. Speelman-Kruize
en T. Sikkens-Bruining gehuldigd en ontvingen een lepeltje met inscriptie.
Op de afbeelding zien wij drie leden met een zelfvervaardigd tafelkleed dat het
bestuur werd aangeboden.
Van links naar rechts staan:
mevr. Hennie Starke-Harkema, mevr. Ria Kiel-Veldhuis en mevr. T. Brink-Hasper.

leden
Drie leden van de christelijke plattelandsvrouwenbond met een zelfvervaardigd tafelkleed
dat het bestuur werd aangeboden. Opname: 8 februari 1980

Het bestuur van de Vereniging ter Bevordering van Plaatselijke Belangen richtte zich in 1919 tot het gemeentebestuur met het verzoek om de bouw van een hulptelegraaf- en hulptelefoonkantoor te Tange-Alteveer te bevorderen. Op advies van B en W deelde de raad op 14 november 1919 de Vereniging mee dat deze zich tot het hoofdbestuur van de PTT moest wenden omdat deze diensten op 1 januari 1920 ln rijksexploitatie zouden
overgaan. In de twintiger jaren kreeg Tange-Alteveer het gevraagde hulptelegraaf- en hulptelefoonkantoor en werd ondergebracht in het hulppostkantoor, Beumeesweg 175.  Het werk van hulppostkantoorhouder Woldrik Dethmers werd in 1951 voortgezet door
Harm Sijpkens die in 1951 werd opgevolgd door hulpbesteller Jo Feringa.
In 1952 werd Jo Feringa benoemd tot besteller en zijn echtgenote M. Feringa-Fruitema tot hulppostkantoorhoudster. Het echtpaar betrok in 1960 hun nieuwe woning, Beumeesweg 104a (links op de foto). De kamer met de twee vierkante vensters werd het hulppostkantoor. Het werk van een hulppostkantoorhoudster

bestond o.a. uit het verkopen van postzegels, het wegen van brieven, het verzilveren van cheques en het versturen van telegrammen. Ook bracht zij de eerste jaren met ”de sleutel” de telefoonverbindingen tot stand en sorteerde de post die ’s morgens tegen zes uur bij haar werd bezorgd. Daarna werd de gesorteerde post door de bestellers Jo Feringa en Evert Sikkens bezorgd. In 1976 nam Jo Feringa het werk van zijn echtgenote over en zette het voort tot zijn pensionering. In 1986 werd het hulppostkantoor omgezet in een postagentschap en ondergebracht bij het echtpaar B. Kip in Het Stoepke.
Hiermee voorkwam men dat Tange-Alteveer eenmaal per week door een rijdend postagentschap zou worden aangedaan.

hulppostkantoor
Het hulppostkantoor aan de Beumeesweg 104a (links) en de
christelijke lagere landbouwschool (rechts). Opname: 1961

De samenspreking op 16 juni 1911 tussen evangelist W.C. Lodder van de Nederlands
Hervormde Evangelisatie en ds. Hagen van de Gereformeerde Kerk te Nieuwe
Pekela had tot doel om te Tange-Alteveer een christelijke school te stichten.
Deze samenspreking heeft echter niet het gewenste resultaat opgeleverd.
Daarom werd besloten dat elk zijn eigen weg zou gaan. Dit had tot gevolg dat evangelist W.C. Lodder de Vereeniging tot Stichting en Instandhouding van Christelijke Scholen te Tange-Alteveer oprichtte. Zitting in het bestuur kregen:
Willem Comelus Lodder (voorz.), Geert Beikes (secr.), Johannes Bouwland (penningm.), Geert Lutjeboer, Berend Ros-kamp, Eerko Vissering en Albert van der Werf (leden).

De benodigde gelden voor het stichten van een bijzondere school moesten in die tijd
nog uit eigen middelen worden betaald. In Tange-Alteveer en omgeving werden daarom collectes gehouden. Deze brachten echter onvoldoende op. Daarom ging evangelist
W.C. Lodder naar het hoofdbestuur van de Nederlandse Evangelisatie Protestantse Vereniging in Den Haag. Dit bestuur, dat hem had uitgezonden naar Tange-Alteveer, hielp hem verder. Evangelist W.C. Lodder kon daarop aan het schoolbestuur mededelen dat er gebouwd kon worden. Op 15 januari 1912 werden de statuten van de vereniging notarieel vastgelegd en de vereniging kreeg op 23 februari 1912 van het gemeentebestuur
toestemming om met de bouw te beginnen. Een jaar na de aanbesteding en de opening
werd onderstaande foto van de school en de hoofdenwoning gemaakt.
T. de Boer (schoolhoofd) en zijn echtgenote staan op de voorgrond, links van hen staan Hinderkien Kiel en Marie Orsel. Op het bruggetje staat juffrouw Wiegman met Marie van der Werf aan de hand. Rechts van juffrouw Wiegman staat Trientje Grave en achter haar, iets hoger, staat Sirtje Orsel.

hervormde_lagere_school
De hervormde lagere school aan de Beumeesweg.
Opname: 1913

Het schoolbestuur kocht op 12 maart 1912 voor f. 337,50 van mevr. G. Boels-Harding
de benodigde grond voor het bouwen van de school en de hoofdenwoning.
Dit perceel lag naast de Nederlands Hervormde Kerk. Op 10 mei 1912 vond onder architectuur van B. H. Schuring de aanbesteding plaats voor het bouwen van de school
en hoofdenwoning. De bouw werd voor f. 7192,- gegund aan R. Ots.
In tegenwoordigheid van het bestuur, architect, timmerlieden en belangstellenden legde Johannes Lodder, de jongste zoon van de voorzitter van het schoolbestuur, eind mei 1912 de eerste steen. De voorzitter hield daarna een toespraak en met het zingen van Ps. 68:10 werd deze plechtigheid afgesloten. De school werd op 12 augustus 1912 feestelijk geopend. De grote toeloop van leerlingen maakte het noodzakelijk dat de school werd vergroot. Op 23 november 1914 vond te Nieuwe Pekela de aanbesteding voor het bouwen
van een bijgebouw aan de bestaande school plaats. Bedoeld zal zijn een uitbreiding met een derde lokaal. Voor f. 1999,- was J. Slagter te Tange de laagste inschrijver aan wie het werk werd gegund. Om deze bouw te kunnen financieren werd f. 2500,- geleend van de Onstwedder landbouwers Harm G. Migchels en Geert Sterenborg.
In 1929 moest de school weer worden vergroot. Op 27 april van dat jaar vond de
aanbesteding plaats voor het bouwen van het vierde lokaal. De timmerwerken werden opgedragen aan Haan te Winschoten, het schilderwerk aan Wieske te Nieuwe Pekela en de schoolmeubelen mocht Olthof te Veendam leveren. Het 25-jarig bestaan van de school werd gevierd op 16 juli 1937. Op die dag trok een feestelijke optocht door het dorp waaraan 30 versierde wagens en evenzoveel versierde ruiters deelnamen.
Aan de Veenhofsweg werd van de optocht deze foto gemaakt, ’s Avonds werd het feest voortgezet en gaven veel verenigingen hun medewerking. De muzikale omlijsting werd
verzorgd door de muziekvereniging Excelsior.

optocht
Optocht van de hervormde lagere school op de Veenhofsweg
ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. Opname: 16 juli 1937

De bewaarschool (kleuterschool) werd opgericht in 1934 en juf Dijkhuis was de eerste kleuterjuf die aan deze school werd benoemd. Na enkele maanden werd ze opgevolgd door juf Koebrugge. In 1936 werd onderstaande foto gemaakt van de kleuters met juf Koebrugge in hun midden. Vooraan zitten van links naar rechts:
Kees in ’t Hout, Hennie Sijpkens en Klaas Vissering.
Op de tweede rij (geknield): Lena Schrik, Appie Roskamp, Wuppie Uil,

Henkie Vos en Appie Vos.
Op de derde rij staan: Wilt de Roos, Aikie Vos, Harmke Stel, Henkie in ’t Hout,
Jan Roelfsema, Geessien Schepers, Pieter Pathuis en Geesje Bouwland.
Achteraan: Karsien Orsel Ezn., Geert Rijks, Jans Panneman, Frederik Hulzebos Azn.,
Karsien Orsel Hzn., Geert Prins en Jan Prins.

kleuters
Kleuters van de hervormde kleuterschool aan de Beumeesweg.
Opname: 1936

Op 7 juli 1962 werd ter gelegenheid van het 5O-jarig bestaan van de hervormde
school een optocht van versierde wagens en fietsen gehouden. De leerlingen, verdeeld over 24 wagens, trokken
s morgens met hun begeleiders door Tange-Alteveer.
De jury kende voor de versierde wagens de eerste prijs toe aan D. Scheper die Geloof,
Hoop en Liefde had uitgebeeld en J. Kamphuis kreeg voor zijn versierde fiets de eerste prijs. Bij terugkomst kregen de leerlingen een broodmaaltijd aangeboden en ’s middags vermaakten zij zich met spelletjes op het schoolplein, ’s Avonds konden de ouderen deelnemen aan het stoeltjesdansen voor paren. Die dag werd van het personeel en het
bestuur voor de ingang van de school onderstaande foto genomen.
Vooraan zitten van links naar rechts: Hiske Kuiper, Geert Lutjeboer, Geert Lutjeboer
(ere-lid), Derk van Hoorn en Jan Nieboer.
Achteraan staan: Dirk den Boef, Eerko Bodewitz, Hilvert Aising, juf Stelma, juf
Wolfs, juf Nijland, meester Huisman en meester Brink (het schoolhoofd).

Omstreeks 1965 was men van plan om de oude school voor f. 55.519,- te gaan verbouwen. Dit plan ging echter niet door omdat de tegenoverliggende lagere landbouwschool De Höchte met bijbehorende woning kon worden overgenomen.
Nadat de gebouwen voor f. 75.000,- waren verbouwd, vond de officiële opening en overname plaats op 6 juni 1969. Op die dag boden Zwaantje de Vries en Ger de Jong
mej. E.F.M. Sluis, inspectrice van het kleuteronderwijs, de sleutel aan waarmee

zij de kleuterschool opende. De drieklassige school voor het basisonderwijs
werd geopend door wethouder J. Maarsingh die de sleutel kreeg aangeboden
door Ties de Jong en Jetta Lantinga.

bestuur
Het personeel en het bestuur van de hervormde lagere school.
Opname: 7 juli 1962

Op 4 juni 1987 werd het 75-jarig bestaan van de school gevierd, ’s Morgens werd
eerst het feestlied gezongen. Daarna was er voor de leerlingen een ballonnenwedstrijd
en een levend ganzenbordspel. Dit spel vond plaats in en om de school en werd
groepsgewijs gespeeld. Tegen twaalven ging men gezamenlijk eten in het Nederlands Hervormd Jeugdgebouw. Onder het motto „Vertrouwen in de toekomst
werden s middags door de oudste oud-leerling, Mans Wubbema en de jongste leerling,
Nelleke Schreuders, twee lindebomen geplant. Daarna trad voor de leerlingen goochelaar Romaïni uit Stadskanaal op die de leerlingen met zijn trucs aangenaam bezighield.
Na afloop hiervan kregen de leerlingen een jubileumfoto aangeboden waarop alle leerlingen en leerkrachten waren afgebeeld. ’s Avonds kwamen de genodigden bijeen
in de Nederlands Hervormde Kerk voor een herdenkingsbijeenkomst die geleid werd door J, Bossen, voorzitter van het schoolbestuur. Nadat inspecteur J.
Knottnerus het woord had gevoerd kreeg de inleider van de avond, G. Renkema van
de Stichting Dienstverlening Christelijk Onderwijs uit Emmen, het woord.
Hij hield aan het eind van zijn betoog zijn gehoor voor om te blijven werken aan de
eigen identiteit. Hij zei dat de opvoedende taak van de leerkracht daarbij belangrijk is
omdat de leerlingen door hun opvoeders God leren kennen.
Vervolgens werd het woord gevoerd door E. Muntinga die op humoristische wijze
zijn schoolherinneringen beschreef. Hierna overhandigde A. Kiel, voorzitter van de
reüniecommissie, aan J. Bossen het eerste exemplaar van het herdenkingsfotoboek
dat samengesteld werd door vader en zoon Albert en Jaap Luring en Jan Geert Sterenborg. Na een dankwoord van de voorzitter kon het bestuur in het Nederlands Hervormd Gebouw worden gefeliciteerd. Op 13 juni werden de festiviteiten in De Drijscheer met een reünie afgesloten. Op de afbeelding wordt een van de lindebomen geplant. Links van de boom staat Jan Geert Sterenborg, de huidige directeur van de school, rechts gooien Mans Wubbema en Nelleke Schreuders het gat dicht.

lindebomen
Het planten van één van de twee lindebomen ter gelegenheid van het 75-jarig
bestaan van de hervormde lagere school. Opname: 4 juni 1987

In 1902 besloot de kerkeraad van de Nederlands Hervormde Kerk van Onstwedde om in Tange-Alteveer een hulpkerk te bouwen en een woning voor een evangelist-godsdienstonderwijzer. Nadat een ontwerp van de Groninger architect K. H. Holthuis
was goedgekeurd vond de aanbesteding plaats op 14 juli 1902 in de woning van de
heer Beumee in Nieuwe Pekela. De bouw werd voor f. 4120,- gegund aan H.W. Kuiper, aannemer te Oude Pekela, die de laagste inschrijver was. Nog in hetzelfde jaar
werd het werk opgeleverd. Op 19 september 1902 schreef de beroepen evangelist-godsdienstonderwijzer W. C. Lodder te Grijpskerk aan de kerkenraad van de Nederlands Hervormde Kerk van Onstwedde dat hij de vrijmoedigheid had om naar Tange-Alteveer te gaan en hoopte door het hoofdbestuur van de Nederlandse Evangelisatie Protestantse Vereniging in Den Haag te worden uitgezonden. Het hoofdbestuur deelde op 21 oktober 1902 mede dat evangelist W.C. Lodder zou komen en in de morgendienst van 7 december 1902 werd hij bevestigd door ds. E. Weidner van Onstwedde. Hiermee was de Nederlands Hervormde Evangelisatie van Tange-Alteveer gesticht.
De jongelingsvereniging van de Nederlands Hervormde Evangelisatie deelde in 1903 aan de kerkenraad van de Nederlands Hervormde Kerk van Onstwedde mede dat ze van plan waren naast de kerk een lokaal (verenigingsgebouw) te bouwen. Hierin kon dan catechisatie worden gegeven en de bijeenkomsten van de zondagsschool worden gehouden. Tevens konden daar de vergaderingen van de meisjes- , jongelingsen zangvereniging worden gehouden. De benodigde grond voor de bouw werd in 1904 geschonken door burgemeester F. H. Boels van Nieuwe Pekela, die hiervan de eigenaar was. Vermoedelijk werd nog in hetzelfde Jaar de bouw gerealiseerd.
Op deze afbeelding van omstreeks 1914 zien we van links naar rechts: het verenigingsgebouw, de kerk en de woning van de evangelist. In 1919 werd de kerk voor
f. 8098,- verbouwd en stelde de raad van de gemeente Onstwedde f. 750,- beschikbaar voor een torenuurwerk. Het nieuwe gebouw werd op 24 oktober 1919 ingewijd.

evangelisatie
De Nederlands Hervormde Evangelisatie aan de Beumeesweg.
Opname: 1914

In 1921 ontstond het plan om in de Nederlands Hervormde Evangelisatie een pijporgel te plaatsen. Vermoedelijk werd dit plan in 1924 gerealiseerd, want in maart 1924 kreeg
A. Standaard, orgelfabrikant te Schiedam, de opdracht om een nieuw pijporgel te plaatsen. De Nederlands Hervormde Evangelisatie werd op 1 april 1947 een zelfstandige gemeente en werd voortaan Nederlands Hervormde Kerk genoemd. Tot 1 april 1947 zijn vier evangelisten aan deze evangelisatie verbonden geweest, te weten:
W.C. Lodder (9-12-1902 tot 26-12-1913),
K. Asmus (2-11-1913 tot 26-11-1922),
J.L. de Pauw (4- 2-1923 tot 30-4-1944)
en W. van Oostende (10-12-1944 tot 31-3-1947).

Op 6 juni 1948 werd C.A. Helms de eerste predikant van deze gemeente.
In 1961 werd naar een ontwerp van architect J. Groof uit Stadskanaal een nieuwe kerk gebouwd die op 16 februari 1961 in gebruik werd genomen. De kerk, waarvan de bouwkosten f. 75.000,- bedroegen, biedt plaats aan 350 bezoekers.
Het doopvont, de avondmaalstafel en de knielbank met twee stoelen werden geschonken door de vrouwenvereniging Lydia die daarvoor, door middel van volgeplakte zegelboekjes, f. 1000,- bij elkaar spaarde. Predikanten van deze kerk waren achtereenvolgens:
C.A. Helms (6-6-1948 tot 5-7-1953), A.W. Kranenburg (26-7- 1953 tot 26-10-1958),
D. Driebergen (14-12-1958 tot 1-9-1963), K. Schaap (20-10-1963 tot 18-4-1968),
S.J. Seinen (8-9-1968 tot 26-5-1974), J. van Dijk (21-9-1975 tot 20-1-1980,
J. Quist (12-7-1980 tot 9-6-1985), J.L. Schreuders (13-10-1985 tot 1-8-1990)
en A. Diepeveen (26-1 -1992 tot 1 -5-1996). Thans is A. Meiling de predikant.
In 1961 werd van de kerk en de pastorie deze foto gemaakt.

hervormde_kerk
De Nederlands Hervormde Kerk met pastorie aan de Beumeesweg.
Opname: 1961

Van de knapenvereniging van de Nederlands Hervormde Evangelisatie werd omstreeks 1946 deze foto genomen. Links van de groep staan meester Louwerse en onbekend.
Rechts van de groep staat meester Top.
Vooraan zitten van links naar rechts: Kees in ’t Hout Azn, Jan Hendrik Moed
en Geert Hageman. Op de tweede rij (geknield): Jakob van Hoorn. Jans Dekker,
Berend Roelfsema, Kees Nanne in ’t Hout Azn., Karsien Orsel, Berend Stel,
Sinus van der Laan en Harm Bakker.
Op de derde rij staan: Albert van der Laan, Pieter Nieland, Jans Kiel.
Harm Lutjeboer Jzn., Harm Lutjeboer Gzn., Geert Hulzebos en Hendrik Vos.
Tussen de derde en de achterste rij staat: Geert Wubs.
Achteraan staan: Kees in ’t Hout Hzn. , Gerrit van der Laan, Hugo Pais, Derk Dijk,
Menno van der Laan, Pieter Dekker, Elze Lutjeboer en Aike Vissering.

knapenvereniging
De knapenvereniging van de Nederlands Hervormde Evangelisatie.
Opname: omstreeks 1946

Omstreeks 1960 maakten de meisjes- en de knapenvereniging van de Nederlands
Hervormde Kerk een uitstapje naar de Elf Provinciën in Hellendoorn. Ter gelegenheid
hiervan werd deze foto gemaakt.
Vooraan staan van links naar rechts: Reint Dijkstra, Hillie Bleeker, Grietje Dijk,
Deddo Wolfs, Rudie Zuidema, Scheper en Dick van Hoorn.
Op de tweede rij: Dirk de Boef (leider) , Harmke van Hoorn, Eltjo Abee (leider),
Jan Nieboer en Elzo Speelman.
Op de derde rij: Nes Bakker, Karsien Orsel (leider), Egbert Muntinga (leider), Rika Dijk, Grietje Rijks, Klaas Slagter en Frits Hesseling.
Op de vierde rij: Jan Moed, onbekend, Harrie Kiel, Bé Brouwer, Sientje de Jonge,
Grietje Rijks Jdr. , Corrie Kiel, Wim Bodewitz, Jantje Lukens, Appie Prins (leidster)
en Freerk Roelfsema.
Op de vijfde rij: Henk Zuidema, Harm Kiel, Jans Meijer, Bram Hulzebos, Hillie Wieldraaijer, Trijntje Kuiper, Marietje Bouland, Janna Zuidema, Nellie Rijks Gdr., Jan Prins
en Roelf van der Laan.
Bovenaan: Aike Kluiter, Henk Pathuis, Chris de Boer, Hendrik Bouland, Grietje Kip,
Harma Aising, Zwaantje Bodewitz, Hennie Harkema, Nellie Rijks Hdr., Derk Kluiter,
Orsel, Melchert Rijks en Tjakko Nieland.

meisjes-knapenvereniging
De meisjes- en knapenvereniging van de Nederlands Hervormde Kerk.
Opname: omstreeks 1960

De in 1947 opgerichte vrouwenvereniging Lydia (De naam Lydia is ontleend aan Han. 16:14, de eerste vrouw in Europa die tot geloof kwam en zich liet dopen.) n de Nederlands Hervormde Kerk kwam omstreeks 1950 tijdens een uitstapje op de foto.
Vooraan zitten van links naar rechts: mevr. W. Epping-Gnodde, mevr. G. KielSterenborg, mevr. B. Vissering-Bos, mevr. Haag, mevr. Helms (presidente), mevr. J. Hulzebos-Roelfsema, mevr. G. Streun-Orsel, mevr. W. Lutjeboer-Waarsing, mevr. Z. Scheper-Niezen en mevr. W. Hulzebos-Heidekamp.
Op de tweede rij staan: mevr. J. Bodewitz-Vissering, mevr. H. van der Laan-Orsel,
mevr. J. Harkema-Orsel, mevr. A. Kiel-Nieland, mevr. H. Kuiper-Oldeboom,
mevr. H. Buseman-Vissering, mevr. J. Wilts-Rijks, mevr. Vissering, mevr. K. Klein-de Jonge, mevr. H. Slagter-de Jonge, mevr. Stel en mevr. J. Wolfs-Kiewiet.
Op de derde rij: mevr. G. Lukens-Lutjeboer, mevr. K. Wessels, mevr. W. Sikkens-Bouland, mevr. G. Sikkens-Kiel, mevr. E. Bouland-Smith, mevr. G. Scheper-Rijks,
mevr. A. Heidekamp-Hulzebos, mevr. W. Hulzebos-Veen en mevr. J. Moed-Slagter.
Op de vierde rij: mevr. J. Bakker-Roskamp, mevr. L. Alvering, mevr. P. Hulzebos-Kiel,
mevr. G. Houwen-Lutter, mevr. G. Bouland, mevr. G. Dijkstra-Scheper,
mevr. G. Speelman-Kruize, mevr. Janna Hidding-van der Laan

en mevr. G. Bodewitz-Lukens.
Bovenaan: mevr. Jantina Hidding-van der Laan, mevr. O. Molema-Timpener,
mevr. G. Nobbe-Korte, mevr. O. Tjabberinga-Drewes, mevr. H. Hesseling-Kuiper,
mevr. G. Boels-Klompmaker, mevr. Wubs, mevr. F. Hulzebos-Houwen, mevr. G. Potze-Wubs en mevr. H. Starke-Becker. De vrouwenvereniging bestaat nog steeds.

lydia
De nederlands hervormde vrouwenvereniging Lydia.
Opname: omstreeks 1950

In december 1913 vond de oprichting plaats van een christelijke gemengde zangvereniging. Er gaven zich 55 leden op en tot bestuursleden werden verkozen: K. Asmus, T. de Groot, W. Dethmers en G. Beikes.
Als dirigent koos men onderwijzer H. Timmer.
Vermoedelijk kreeg de vereniging later de naam Sursum Corda. Van deze zangvereniging werd omstreeks 1927 deze foto gemaakt.
Vooraan zitten van links naar rechts: Catrina Tuin, Trijn de Jonge, Alberdina Grave
en Antje van der Laan.
Op de tweede rij: Hindericus Streun, Jonanna Rijks, Trientje Streun, Eltjo Scheper,
de heer Fruitema (dirigent), Harm Prins, Henderika Grave, Roelf Streun en Jan Meijer.
Op de derde rij staan: Jantina Kiel, Annie Fissering, Jantje Slagter, Jantje Rijks,
Engeltje Schreuder, Jantje de Vries, Wupke Slagter, Klazien de Jonge en Jantje Beikes.

Bovenaan: Klaartje Bouland, Hebertje Wilts, Johanna Slagter, Hendrik Wilts,
Henderik Scheper, Geert Prins, Trientje Kruize, Andreas van der Laan en
Pietertje Lutjeboer. De zangvereniging heeft verschillende namen gehad zoals Looft den Heer en Polyhymnia. Thans is de naam weer Looft den Heer.

zangvereniging
De christelijke gemengde zangvereniging Sursum Corda.
Opname: omstreeks 1927

In 1948 werd van de christelijke gemengde zangvereniging Sursiim Corda tijdens
het jaarlijkse concours in het Onstwedderbos deze foto gemaakt.
Op de voorste rij ziten van links naar rechts: Mina Hulzebos, Siemke Tuin, Bé Roskamp, Hillie Lukens, Jan Piening (dirigent), Hennie Rijks, Harmke Stel, Appie Roskamp
en Mina Dethmers. Middelste rij (zittend en staand): Koert Roelfsema, Jans Kiel,
Nantje Roskamp, Jantje Bick, Hennie Harkema, Klaasje Bick, Hennie Sijpkens,
Gerrit de Wijk en Hiske Kiel.
Op de achterste rij staan: Berend Hulze bos, Pieter van der Laan, Engel Lutjeboer,
Hendrik Aising, Meindert Meinders, Frederik Hulzebos en Jan Luring.

sursum
De christelijke gemengde zangvereniging Sursum Corda.
Opname: 1948

In de herfst van 1920 werd de christelijke muziekvereniging Excelsior opgericht.
Zeventien leden gaven zich toen op als lid en G. Bodewitz werd benoemd tot directeur.
Ook besloot men de benodigde instrumenten te bestellen.
In het voorjaar van 1921 droeg G. Bodewitz het directeurschap over aan
Hendrik Groenenbergh uit Winschoten en op 10 november 1922 vond in het gebouw
van de Nederlands Hervormde Evangelisatie de onthulling plaats van het vaandel.
Bij die gelegenheid sprak de heer Asmus naar aanleiding van 1 Kor. 9:24. Vermoedelijk werd in hetzelfde jaar voor de hervormde lagere school de christelijke muziekvereniging Excelsior gefotografeerd. Vooraan zitten v.l.n.r.: Hendrik Slagter, Harm Roskamp,
Remke de Jonge, Hendrik Groenenbergh (directeur), Menno van der Laan, Hendrik Bouland en Derk Norder. Achteraan staan: Harm Bakker, Pieter Bouland, Hendrik Orsel,
Freek Douma, Sirtje Orsel, Eppo Roskamp, Berend de Jonge, Karei Korte en
Hendericus Norder.
Op 22 november 1923 nam J. Schouwstra, onderwijzer aan de ds. Hagenschool, het
directeurschap over en onder zijn leiding gaf Excelsior in het gebouw van de Nederlands Hervormde Evangelisatie op 3 april 1924 een uitvoering.
Op 14 november 1958 vierde de muziekvereniging in caf
é Feringa haar 25-jarig
Bestaan (Achteraf bleek dat de vereniging reeds in 1920 was opgericht en dat men het zilveren jubileum dus 13 jaar eerder had kunnen vieren.). Namens de gehele gemeenschap
van Tange-Alteveer bood K. Kuipers als voorzitter van de feestcommissie aan
D. Mulder, voorzitter van de muziekvereniging, een bedrag aan van f. 3376,75.
Voor dit bedrag konden de muziekinstrumenten worden vervangen en aangevuld.
Tevens bood K. Kuipers namens de verschillende verenigingen een tamboer-maïtre-stok aan en een enveloppe met f. 134,50. Hiervoor kon een overslagtrommel worden aangeschaft. Daarna huldigde Y. Woudstra, secretaris van de chr. bond van fanfarekorpsen, de heren S. Bakker, A. Lukens en F. Siks voor hun 25-jarig lidmaatschap van de muziekvereniging. Ze kregen de zilveren bondsinsigne opgespeld.

excelsior
De christelijke muziekvereniging Excelsior.
Opname: omstreeks 1922

Op 15 maart 1974 vond in het verenigingsgebouw van de Nederlands Hervormde
Kerk tijdens de jaarlijkse uitvoering van de christelijke muziekvereniging Excelsior de
overdracht plaats van de nieuwe instrumenten. Wethouder Melis Bloemsma van
de gemeente Stadskanaal overhandigde toen aan Hendrik Kiel, het oudste spelende
lid van de vereniging, op symbolische wijze een kaiserbas. Veel waardering had
de wethouder voor de muzikanten die door musiceren niet alleen voor zichzelf, maar
ook voor anderen creatief bezig zijn. De renteloze lening van f. 19.900,- kon, zo
vervolgde de wethouder, met de jaarlijkse subsidie worden verrekend. De inwoners
van Tange-Alteveer hadden zelf f. 3400,- bijeengebracht. Daardoor was Excelsior in
staat voor f. 23.300,- nieuwe instrumenten te kopen. Na het muzikale gedeelte van de
avond, waarin walsen, marsen en geestelijke liederen ten gehore werden gebracht,
voerde de toneelgroep van de personeelsvereniging van De Kroon onder regie van
J. Jungman, het blijspel De Huwelijksschool van Bart Veenstra op.
Veel oud-leden werden uitgenodigd voor de bijeenkomst op 22 mei 1976 in het verenigingsgebouw van de Nederlands Hervormde Kerk. Op deze bijeenkomst werden ze verwelkomd door voorzitter K. Orsel. Secretaris A. Luring gaf toen een historisch overzicht en de leden S. Bakker, B. Heidekamp, D. van Hoorn en H. Lukens werden gehuldigd omdat ze 40 jaar lid waren van de vereniging. Ze ontvingen een oorkonde en een gouden bondsinsigne werd hun opgespeld. Mevr. G. in ’t Hout-Roskamp onthulde het nieuwe vaandel. Het oude vaandel, dat door haar was genaaid, verbrandde toen het verenigingsgebouw van de Nederlands Hervormde Kerk op 21 december 1961 in vlammen opging. In 1934 werd van de muziekvereniging deze opname gemaakt.

Vooraan zitten van links naar rechts:
Eltjo Sijpkens, Fokko Epping, Albert Lukens, Hendrik Oldeboom,
Berend Kuiper (dirigent), Fokko Scholten, Roelf Bick en Hiske Kuiper.
Achteraan staan: Jan Tuin, Gerhardus Abbas, Freerk van Hoorn, Hiske Kiel,
meester Berginkh, Sirtje Bakker, Freek Siks en Geert Beikes.
Bovenaan staat: Albert Vissering.

excelsior1934
De christelijke muziekvereniging Excelsior.
Opname: 1934

De Vereniging voor Onderlinge Veeverzekering werd opgericht in 1913 met het
doel om bij verlies van rundvee een tegemoetkoming in de kosten te verkrijgen.
Alleen inwoners van Tange-Alteveer konden lid worden van deze vereniging.
Het aangekochte vee werd door de leden bij het bestuur aangegeven en twee schatters
bepaalden dan voor welk bedrag het vee werd ingeschreven. Aangenomen vee werd dan voorzien van het brandteken TA en de eigenaars van het vee betaalden dan het schattersgeld voor de verrichte werkzaamheden.
De verzekering betaalde alleen uit voor vee dat was gestorven en daarna door de veearts was afgekeurd en voor vee dat door de veearts ongeneeslijk was verklaard.
Hiervoor werd dan 90% van het verzekerde bedrag uitbetaald. Was er geen of weinig geld in kas, dan werd het tekort omgeslagen over de leden.
De leden van de vereniging kwamen jaarlijks in februari bijeen en benoemden dan
de nieuwe of herkozen bestuursleden.
In februari 1953 herdacht de vereniging haar 40-jarig bestaan. De voorzitter F. Douma heette de aanwezigen waaronder mede-oprichters en oud-bestuursleden hartelijk welkom. Hij bedankte hen voor de verrichte werkzaamheden en voor het initiatief dat 40 jaar geleden was genomen. Hij beschreef in het kort het wel en wee van de vereniging in de afgelopen jaren en zei dat men veel hinder had ondervonden van tbc onder het rundvee en dat dit nu tot het verleden behoorde. De penningmeester deelde mede dat in het eerste halfjaar van 1952 188 koeien waren ingeschreven met een verzekerde waarde van f. 119.675,- en in het tweede halfjaar 234 koeien met een verzekerde waarde van
f. 152.370,- . Hierna werd het feestelijk gedeelte van deze avond afgewerkt.
Deze foto werd in 1935 gemaakt in Tange op de hoek van de Tangerdwarsweg en de
Tangerweg bij de boerderij van Willem Hensema.
Tussen de koeien staat Hendrik in ’t Hout die in 1952 de eigenaar van de boerderij werd.
Bij de storm in 1972 viel één van de eikenbomen op de boerderij met gevolg dat de boerderij moest worden afgebroken.

De laatste bewoner van de boerderij was Jakob Kiewiet.

vee
Hendrik in ’t Hout in de weide bij zijn vee op de hoek van de Tangerdwarsweg/Tangerweg.
Opname: 1935

Een tekort aan vergaderruimte in Tange-Alteveer heeft ertoe bijgedragen dat de
gemeenteraad op 29 maart 1976 een principevoorstel kreeg te behandelen over een
multifunctioneel gebouw in Alteveer. De bedoeling was dat in dit gebouw een drieklassige school en een gymnastiekzaal zouden worden ondergebracht. Tevens zou in deze zaal een verplaatsbaar toneel komen zodat deze ruimte ook door toneelverenigingen en voor andere bijeenkomsten kon worden gebruikt. De gemeenschapsruimte tussen de lokalen en de gymzaal kon worden gebruikt voor sociaal culturele activiteiten en de directiekamer van de school in de avonduren voor vergaderingen. Het hoogste punt van het gebouw werd bereikt op 1 april 1981 toen wethouder Melis Bloemsma met een ringsleutel de laatste moer van een spant vastdraaide. De officiële opening werd verricht op 20 november 1981 door het voltallige college van B en W van de gemeente Stadskanaal. Ze trokken samen een driescharige ploeg over de drempel van het gebouw en de leerlingen van De Dalschool zongen ondertussen het Drijscheerlied.

De naam De Drijscheer geeft de activiteiten aan die in het gebouw plaatsvinden: onderwijs, sport en sociaal culturele activiteiten. Deze naam werd bedacht door Janko Datema die daarmee de uitgeschreven prijsvraag had gewonnen. Samen spijkerde hij met burgemeester A.A. Beckeringh van Rhijn het naambordje met het opschrift De Drijscheer aan het stenen muurtje bij de ingang van het gebouw.
Het laatste vers van het Drijscheerlied luidt als volgt:

De Drijscheer is d’r komen
veur Jan en alleman
veur elk dij hier ging wonen
of hier op weer ld kwam.
Loat dit gebaauw den wezen
’n echt gemainschoapshuus
woar aaltied vaalt te lezen:
hier vuilen wie ons thuus.

drijscheer
Het multifunctioneel gebouw De Drijscheer aan de Keiweg.
Opname: herfst 1997

Omstreeks 1960 werd de volleybalvereniging Alteveer opgericht.
Het huishoudelijk reglement van deze vereniging is van 8 oktober 1974.
In de jaarvergadering van 7 april 1986 werd dit reglement vastgesteld.
Ten overstaan van notaris C.R. Wever te Nieuwe Pekela en in het bijzijn van
mevr. J. Hut-de Jonge werden op 30 mei 1986 de statuten van de vereniging vastgesteld.
Mevr. Jo Hut-de Jonge vertegenwoordigde hierbij de overige bestuursleden, te weten:
mevr. A.G. Koerts-Venema, P.J.R. Bont, mevr. H. Wiegman-Vos en L. Schenkel.
In juni 1992 promoveerde het damesteam naar de derde klasse van de
Nevobo-competitie. J. Kramer, de eigenaar van Kramers voordeelmarkt te Onstwedde, waardeerde deze prestatie en stak de dames in nieuwe tenues. Ter gelegenheid hiervan
werd deze foto gemaakt. Links van de spelers staat J. Kramer en rechts van de spelers staan: Johan Bugel (trainer) en Eitje Dammer (coach).
Vooraan staan van links naar rechts: Vera Nobbe, Willy Sterenborg-Bakker, Ria Nobbe,
Alie Koerts-Venema en Alie Dammer-Jonker.
Achteraan staan: Jo Hut-de Jonge, Christel Kiewiet, Trijnie Prins-Kip,

Greetje Nieland-Tipker en Greetje Pot.

volleybalvereniging
Het damesvolleybalteam van de volleybalvereniging Alteveer.
Opname: 1992

De Winschoter Courant van 15 april 1953 vermeldde dat in Tange-Alteveer de gymnastiekvereniging Door Eendracht Sterk (D.E.S.) was opgericht en dat binnenkort
met de oefeningen zou worden begonnen. De wekelijkse lessen zouden worden
gehouden in het gymnastieklokaal van de openbare lagere school. Dit lokaal voldeed
vermoedelijk niet aan de normen, want op een bestuursvergadering in 1956 werd
besloten dat met de lessen zou worden gestart als de gymnastiekzaal in de verbouwde openbare lagere school gereed was. Het is niet duidelijk hoe het verder gegaan is met deze vereniging.

GYMNASTIEKVERENIGING „VOORWAARTS”

De gymnastiekvereniging Voorwaarts werd opgericht op 27 september 1965.
Zitting in het bestuur kregen: H. Pluim (voorz.), H. Siebenga (secr.), Jajo Feringa
(penningm.), Berend Oldeboom en Pieter W. Meijer (leden).

Op de bestuursvergadering van 16 juni 1969 werd medegedeeld dat de vereniging
154 leden en 40 donateurs telde. De vereniging had in 1965 202 leden en telt thans
(1998) 73 leden en 45 donateurs. Jaarlijks doet een selectiegroep van de vereniging
mee aan de regionale turncompetities. In 1995 werd van de selectiegroep deze foto genomen. De kleding van de turnsters was gesponsord door ondernemers uit
Tange-Alteveer, Onstwedde en Nieuwe Pekela.
Op deze afbeelding staan vooraan van links naar rechts: Nicole Schreuder Peters
en Ellen Nieboer. Op de tweede rij: Sarah Hebeis en Harmanna Roelfsema.
Op de derde rij: Alkine Kupers, Laura Kloen, Janet Kip en Sophia Nieboer.
Achteraan staat Amanda Hulshof (leidster).

voorwaarts
De selectiegroep van de gymnastiekvereniging Voorwaarts.
Opname: 1995

Op drie februari 1969 werd in café De Groot te Onstwedde een vogelvereniging  opgericht. Zitting in het bestuur kregen: H.P. Dijkstra (voorz.), H. Meijer (secr.) en J. Hidding (penningm.). In deze vergadering kozen de leden met algemene stemmen De Kolibri als naam voor de vereniging en op zeven en acht november van hetzelfde jaar werd de eerste vogeltentoonstelling gehouden. Sinds 1993 vergadert de vereniging in De Drijscheer en vierde hier op 25 februari 1994 het 25-jarig bestaan. Op uitnodiging van het bestuur vertelde dokter Jan J. Boer toen enkele verhalen in het Gronings en amateur-goochelaar J. Meinds liet diverse trucs zien. Tijdens het jubileumfeest werden vijf trouwe leden gehuldigd en kregen een speldje door W. Mulder, bondsvoorzitter van de Nederlandse Vogelbond, opgespeld. Ter gelegenheid hiervan werd deze foto gemaakt. Vooraan zitten van links naar rechts: Klaas Hidding en Jan Hidding. Achteraan staan: Hendrik Heije Gelling, Willie van der Heide en Harm Uil. Op 14, 15 en 16 november 1996 werd in De Drijscheer de 28ste vogeltentoonstelling van De Kolibri gehouden. De schooljeugd vond de veelkleuren-parkiet van Hendrik Heije Gelling de mooiste vogel van de tentoonstelling en kende hem De Drijscheerbokaal toe.
De keurmeesters die 144 vogels moesten beoordelen, kenden de prijzen toe aan: Willie van der Heide voor de mooiste kleurkanarie (roodivoor-schimmel), Emestus Bakker
voor de mooiste tropische vogel (diamantvink) en Derk Buitena voor de mooiste grote parkiet (roodkop kakariki). De vereniging telt thans 42 leden.

kolibri
Trouwe leden van de vogelvereniging Kolibri.
Opname: 25 februari 1994

De cursisten van de EHBO-cursus te Tange-Alteveer richtten in maart 1955 een
EHBO-vereniging op. Tot tijdelijke bestuursleden werden gekozen: H. Borghuis, J. Brouwer, O. Kuiper, Annie Borghuis en mevr. A. Molter-Wagenaar.
In januari 1956 slaagden de eerste cursisten en werd een definitief bestuur gekozen.
Zitting hierin kregen: H. Borghuis (voorzitter), J. Brouwer, (secretaris) en
Annie Borghuis (penningmeester). In 1979 telde de vereniging nog maar negen leden. Om de vereniging nieuw leven in te blazen organiseerde Berend de Vries, de toenmalige secretaris, tijdens de Alteveerster feestweek met de overige leden een rampenoefening. Op de Veenhofsweg bij de kruising met de Beukenlaan werd een botsing tussen twee personenauto’s uitgebeeld. Hierbij was ook een fietser betrokken.

De ”gewonden” werden na behandeld te zijn door dokter Westenbrink uit Onstwedde in ambulancewagens afgevoerd naar ziekenhuizen. Vervolgens werden de beide auto’s in brand gestoken en door de brandweer geblust. De behandeling van de ”slachtoffers”
en de komst van de ambulancewagens, politieauto’s en brandweerwagens met hun loeiende sirenes hadden zoveel belangstelling gewekt dat 25 cursisten konden worden ingeschreven.

In de ledenvergadering van 14 oktober 1985 werd aan Berend de Vries voor zijn
verdiensten de zilveren Dr. C.B.J. Tilanusmedaille uitgereikt. Hij was 25 jaar lid van
de vereniging, waarvan 20 jaar als secretaris. Ter gelegenheid hiervan werd deze
foto gemaakt. Van links naar rechts staan: Berend de Vries, mevr. D. de Vries-Westra
en de heer Kunst van het landelijk hoofdbestuur.
In april 1994 kreeg de EHBO-afdeling van Tange-Alteveer bij de kringwedstrijd
waaraan vier afdelingen deelnamen de eerste prijs. Het was ook het jaar waarin
mevr. A. Eek-van Jeferen de zilveren Dr. C.B.J. Tilanus-medaille kreeg voor haar 31-jarig
lidmaatschap, waarvan 15 jaar als kaderlid. Mevr. G. Huls-Dijkstra kreeg toen de
Dr. C.B.J. Tilanus-draagpenning opgespeld voor het 25-jarig lidmaatschap.
Eveneens hiervoor kreeg W.D. Eek op 13 november 1995 deze draagpenning opgespeld.

tilanusmedaille
De uitreiking van de zilveren Dr. C.B.J. Tilanusmedaille aan Berend de Vries.
Opname: 14 oktober 1985

Op de ouderavond van de openbare lagere school in maart 1955 werd bij de rondvraag voorgesteld om een neutrale vrouwenvereniging op te richten. Er werd toegezegd dat hier eerstdaags over vergaderd zou worden. In april 1955 vond deze vergadering plaats.
Als propagandiste was mevr. Stuut uit Nieuwe Pekela uitgenodigd. Zij vertelde de aanwezigen iets over de oprichting van een vrouwenvereniging en hoe de bijeenkomsten konden worden ingevuld. Nog dezelfde avond werd een neutrale vrouwenvereniging opgericht. Zitting in het bestuur kregen: mevr. Wijma (pres.),
mevr. Molter-Wagenaar (secr.), mevr. N. de Vries-Martens (penningm.),
mevr. T. Oldeboom-Hensema en mevr. Kram-Hensema (leden).
Omstreeks 1960 maakte de vereniging een uitstapje. Ter gelegenheid hiervan werd
onderstaande foto gemaakt.
Links vooraan staat mevr. T. Oldeboom
Hensema en rechts vooraan staat
mevr. A. Zuidema-Pathuis. Vooraan zitten van links naar rechts:
mevr. Kuiper, mevr. F. Hulshof-Feringa, mevr. J. Kram-Hoving, mevr. Orsel-Grave en
mevr. G. Pathuis-Dubbelboer. Op de tweede rij staan: mevr. T. Feringa-Grave,
mevr. Feringa-de Vries, mevr. N. Kok-Pathuis, mevr. Oldeboom, mevr. Grave
en mevr. J . Martens-Wijchers. Op de derde rij: mevr. Breider, mevr. Schepers,
mevr. D. Feringa-Tieks en mevr. A. Drent. Op de vierde rij: mevr. De Jonge,
mevr. De Vries-Kruize, mevr. De Wijk-Schepers, mevr. M. Zuidema-Schepers,
mevr. J. Oortwijn-Ploeger, mevr. T. Orsel-Grave en mevr. S. Grave-Kroder.
Bovenaan staan: mevr. L. Brouwer-Groenhof, mevr. B. Brouwer-Pathuis,
mevr. O. Wilts-Pathuis, mevr. De Beer, mevr. J. Orsel-Brugging, mevr. W. Meijer-de Roos,
mevr. M. Feringa-Groen, mevr. HoenGrave en mevr. N. de Vries-Martens.

vrouwenvereniging
De neutrale vrouwenvereniging.
Opname: omstreeks 1960

Op 20 mei 1978 werd de Vereniging Kleine Dorpen Groningen (VKDG) opgericht.
Het doel hiervan was om
de belangen van de kleine dorpen in de provincie
Groningen in de ruimste zin des woords te behartigen, teneinde het voortbestaan en
de leefbaarheid van die dorpen te behouden en zo mogelijk te verbeteren.
Veel
besturen van plaatselijk belang in de Groninger dorpen zijn lid van deze vereniging.
In 1994 bedroeg het aantal leden in de provincie Groningen van deze vereniging 128.
De vereniging tracht haar doelstellingen te bereiken door projectmatig te gaan werken.
In het najaar van 1994 kwam de VKDG met het project Groene Dorpen en stelde voor in Tange-Alteveer extra groen te gaan aanleggen. De bewoners kregen daarvoor voorlichting in De Drijscheer. Er gaven zich toen voor dit project meer dan veertig tuin- en erfbezitters op. Een plaatselijke werkgroep en mevr. A. Roodzant, projectmedewerkster van de VKDG, gaven na de voorlichtingsavond op de erven advies hoe de aangeboden bomen en struiken konden worden aangeplant. Op zaterdag 25 maart 1995 plantte wethouder B. Heller van de gemeente Stadskanaal in Alteveer de eerste boom van dit project waarvoor een zogenaamd bosplantsoen besteld was, bestaande uit 225 vruchtbomen en 9000 andere bomen als berken , beuken , eiken , elzen en lijsterbessen . Mevr. A. Roodzant verwachtte door deze aanplant een ”lommerrijke zandrug bij Alteveer.”
Voor dit project, waardoor ongeveer 2 ha bos kon worden aangeplant, verleende de
gemeente Stadskanaal een subsidie van f. 3000,-.
Op de afbeelding worden de bomen en struiken voor de erfbeplanting bij De Drijscheer afgehaald. Op de voorgrond staan van links naar rechts: Jan Nieboer jr. en achter hem Harm Bakker, Jan Nieboer sr., Geert Wubs en mevr. Albertha Roodzant.
Op de achtergrond staan: Ferdinant van Boven, Marcel Nijboer en mevr. L. van Boven-Dijk.

erfbeplanting
Het laden van bomen en struiken voor de erfbeplanting.
Opname: 25 maart 1995

Begin juli 1980 werd tijdens grondwerkzaamheden op het nieuw aan te leggen
sportveld een grote zwerfkei blootgelegd. Het was al gauw duidelijk dat deze kei met
een gewicht van 30 ton in Alteveer moest blijven. Op 11 juli 1980 werden kabels om de kei
gelegd. Met behulp van een hijskraan werd de kei gelicht en op een dieplader geplaatst.
De kei werd onder grote belangstelling naar de Grootstukkerweg vervoerd waar het naast het in aanbouw zijnde multifunctioneel gebouw een ereplaats kreeg, niet lang daarna
kreeg een deel van de Grootstukkerweg de naam Keiweg.
Deskundigen nemen aan dat deze zwerfkei 200.000 jaar geleden tijdens de voorlaatste
ijstijd (Saale-tijd) met het landijs uit Scandinavië hier terecht is gekomen. Het landijs dat, naar men aanneemt, een dikte had van minstens 200 meter bedekte toen een groot gedeelte van ons land. Met het ijs werden gesteente en grondresten meegevoerd die na het smelten van het ijs als keileem, een mengsel van leem, zand en steen, achterbleef.
Sommige creationisten vermoeden dat deze Scandinavische zwerfkeien niet door ijs, maar door grote watermassa’s naar ons land zijn vervoerd. Men denkt hierbij aan de zondvloed van 4500 jaar geleden.

kei
De kei van Alteveer.
Opname: 11 juli 1980

Omstreeks 1974 stond deze woning nog aan de Beumeesweg met huisnr. 109.
Niet lang daarna werd het afgebroken. In volgorde woonden hier de families Epping,
Graver en Heidekamp. Weduwe Heidekamp woonde hier voor het laatst.
Daarna kwam haar zoon Bertus, die naar Amsterdam was verhuisd, jaarlijks voor

een korte tijd met zijn vrouw in dit huisje wonen. Bij het zien van zo’n huisje denken
we vaak aan de armoede die in Tange-Alteveer werd geleden. Hierbij moeten we niet vergeten dat het wonen in een hut nog armoediger was. Het laten bouwen van een stenen huisje gaf toch ook een zekere welstand weer. Vergelijkbare woningen in deze omgeving zijn die van G. Groen, Veenhofsweg 67 en Es weg 2, waarvan mevr. H. Prins de laatste bewoonster was.

heidekamp
Het huisje van familie Heidekamp aan de Beumeesweg.
Opname: omstreeks 1974

Op 31 maart 1892 deelden B en W van de gemeente Onstwedde aan Gedeputeerde
Staten mede dat de lagere schoolleerlingen van Tange naar Onstwedde gingen en dat
ze een half uur gaans van deze scholen waren verwijderd. Volgens hen gingen de
meeste leerlingen naar de bijzondere school. Zou in Tange tot stichting van een
openbare school worden overgegaan dan zouden veel leerlingen nog een half uur
gaans van de school zijn verwijderd omdat de woningen in Tange ver van elkaar
lagen. Het zou daarom niet in het belang van het openbaar onderwijs zijn als in
Tange een openbare school werd gesticht. In februari 1897 richtten 45 inwoners van
Alteveer en omgeving zich tot de gemeenteraad met het verzoek om in Alteveer een
school te stichten. Ze gaven daarin aan dat 90 leerlingen de scholen in Onstwedde en
Nieuwe Pekela bezochten en dat de afstand naar deze scholen in de wintermaanden nogal bezwaarlijk was. Nadat de raad een bezoek had gebracht aan Alteveer, besloot men op
21 juni 1897 de stichting van de school voorlopig uit te stellen, totdat de plaats vastge
steld kon worden waar de school gebouwd moest worden. Afgewacht zou worden waar de toenemende bevolking zich ging vestigen. In de raadsvergadering van 19 november 1897 werd een schrijven van Gedeputeerde Staten en een daarbij gevoegd rapport van de districtsschoolopziener betreffende de noodzakelijkheid van schoolstichting besproken. Dit rapport gaf aan dat in Alteveer een dringende behoefte was aan een school en dat deze school moest worden gebouwd in de nabijheid van de turfstrooiselfabriek. Na bespreking besloot de raad met algemene stemmen dat in het voorjaar van 1898 in Alteveer op een nader te bepalen plaats een school zou worden gesticht. De opname van 1953 toont ons de school, de hoofdenwoning, de leerlingen en het onderwijzend personeel.

lagere_school
De openbare lagere school aan de Beumeesweg.
Opname: 1953

Op 17 maart 1898 deelden B en W aan Gedeputeerde Staten mee dat de raad had
besloten voor de schoolstichting te Alteveer een perceel van veenplaats 50 te
kopen voor f. 300,- . De eigenaren hiervan waren R.H. Stuut en J.R. de Waard te
Nieuwe Pekela. Als toelichting bij dit besluit gaven B en W te kennen dat dit perceel een half uur gaans verwijderd was van de turfstrooiselfabriek en in het centrum van de veenkolonie zou komen te liggen. Als hier de school werd gebouwd dan konden de leerlingen gemakkelijk de school bereiken. Op 25 maart 1898 werd dit besluit door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. De schoolopziener in het district Winschoten was het niet eens met deze plaats. Op 2 juni 1898 schreef hij aan de burgemeester dat hij op 8 juni met de inspecteur van het Lager Onderwijs in de 3e inspectie te Zwolle de plaats zou gaan vaststellen waar de school moest worden gebouwd.
Op 28 juni 1898 werd in de raadsvergadering een brief van Gedeputeerde Staten gelezen. Hierin gaven Gedeputeerde Staten aan dat zij met de inspecteur en de schoolopziener van mening waren dat de door de raad aangewezen perceel (veenplaats 50) minder geschikt was voor
schoolstichting dan het perceel aan de Beumeesweg dat de inspecteur en de schoolopziener hadden aangewezen. Daarom verzochten zij de raad het besluit tot
aankoop van grond bij veenplaats 50 in te trekken en een perceel te kopen aan de
Beumeesweg. De raad trok daarop met algemene stemmen het besluit van 17 maart
in en nam het voorstel van de inspectie over om de school aan de Beumeesweg te
stichten en wel op de plaats waar het kanaal naar de Grootstukken zou worden verlengd.
De afbeelding van 22 augustus 1930 laat voor café Meijer een deel van de optocht zien die de leerlingen ’s morgens maakten. De vijfde van links is Marie Dethmers (met vlaggetje), achter haar staan Annie Dubbelboer (met fiets) en Minie Veentjer.

Frederik Meijer (met lichte overhemd) en meester Borgman staan voor café Meijer,
op de voorgrond houden Jo Meijer en Sinie Tuin elk een lint vast. Jantine Beikes is de derde die een lint vasthoudt. Op de voorgrond staat Jajo Feringa en uiterst rechts
op de voorgrond staat Grietje Feringa.

optocht
Optocht van de leerlingen van de openbare lagere school aan de Beumeesweg.
Opname: 22 augustus 1930

De gemeenteraad besloot in de vergadering van 12 augustus 1898, behoudens
goedkeuring van Gedeputeerde Staten, voor f. 200,- van Bemardus Langes te
Tange 50 are woeste grond (kadastraal bekend gemeente Onstwedde, sectie D.
een gedeelte van nr. 2202) onderhands aan te kopen.
In de raadsvergadering van 28 september 1898 deelde de voorzitter aan de raad mee dat hiervoor de goedkeuring van Gedeputeerde Staten was ontvangen. Een jaar later (12 september 1899) vond de aanbesteding voor het bouwen van de school en onderwijzerswoning plaats. Op 14 september 1899 deelden B en W aan de schoolopziener mee dat de bouw van school en onderwijzerswoning voor f. 5750,- was opgedragen aan G.J. Meijering te Nieuwe Pekela. De raad benoemde J. Voort tot hoofd van de school en B en W deelden hem op 10 februari 1900 mee dat de gebouwde school
op deze dag door de schoolopziener zou worden gekeurd. Een week later kon de
school worden geopend. Van een officiële opening is in de stukken niets te vinden.
Een aantal ingezetenen van Tange richtten zich na de opening tot de raad met de
klacht dat de school te klein was en dat hun kinderen nog steeds in Onstwedde naar
school moesten. In de raadsvergadering van 16 maart 1900 gaf de voorzitter toe dat het fout was geweest de school met slechts twee lokalen te bouwen. Daarom werd besloten de school te verbouwen. De aanbesteding hiervan vond plaats op 25 juni 1900 en G. de Ruiter te Wedde werd voor f. 3599,- de aannemer van het werk.
Hoofden van deze school waren achtereenvolgens: J. Voort, E. Meijer, N. Waterbolk,
H. Holmersma, L. H. Borgman, A. H. Riekels, J. Hadderingh, H.T. Prins, W. Wijma,
K. Kuipers en H. Dieters. Thans is R.H.L. Verwer het schoolhoofd.
Deze foto werd ’s middags gemaakt van het schoolfeest op 22 augustus 1930.
Hier maakten de leerlingen in versierde pramen een gondelvaart door het inmiddels gedempte Alteveerkanaal. De brugwachterswoning (links) staat aan de Beumeesweg.
Het pand in het midden is de Coöperatieve Broodbakkerij.

gondelvaart
Gondelvaart van de leerlingen van de openbare lagere school.
Opname: 22 augustus 1930

Onderstaande leerlingen van de openbare lagere school werd in 1912 gefotografeerd.
In het midden staat Annechien Bouwland. Voor Annechien staat Pietertje Orsel en
achter Annechien staat Albert Wiekens. Links, van de groep staan juffrouw Kuiper,
mevr. Holmersma en meester H. Holmersma (het schoolhoofd). Rechts van de groep
staan juffrouw Mulder en meester Bakker.

Linkerhelft Vooraan (zittend en geknield) van links naar rechts:
Hendrik Wiekens, Egbert Grave, Grave, Grietje Fokkens, onbekend en onbekend.
Op de tweede rij (geknield): onbekend en onbekend.
Op de derde rij staan: Rikie Grave, Staats Feringa, Jan Feringa, Tinie de Roos,
Grietje Steinfelder en onbekend.
Tussen de derde en de vierde rij staat: Engel de Roos.
Op de vierde rij: onbekend, Jan Groen, Geert Groen en Aafje Steinfelder.
Bovenaan: onbekend en Luppo Alvering.

Rechterhelft Op de voorgrond (geknield): Grietje Orsel.
Op de eerste rij (staand en geknield): Anna Bick, onbekend, onbekend en Johan Bick.
Op de tweede rij staan: onbekend en Zwaantje Bick.
Op de derde rij: onbekend en onbekend.
Op de vierde rij: onbekend, Harmannes van der Tuuk en Thomas van der Tuuk.
Bovenaan: Harmke van der Tuuk en Engeltje van der Tuuk.

groepsfoto
Groepsfoto van leerlingen en onderwijzend personeel van de openbare lagere school
aan de Beumeesweg. Opname: 1912

Omstreeks 1933 werd bij de openbare lagere school deze groepsfoto gemaakt.
In het midden zit juffrouw Bellinga. Voorjuffrouw Bellinga zit Jan van der Laan en
achter haar staat Hugo Kruize. Links van de groep staan meester Riekels
(het schoolhoofd) en meester Oldenburger.
Rechts van de groep staan juffrouw Hemmes en juffrouw Lich.

Linkerhelft Vooraan zitten (links van juffrouw Bellinga) van links naar rechts: onbekend,
Jo van de Laan en Bene van der Laan.
Op de tweede rij (geknield): Staats Kruize, Marchien Sijpkens, Jantje Kruize en Kruize.
Op de derde rij staan: Marchien van der Laan, Annie Meijer, Marie Meijer, Coba Meijer en Annie Meijer.
Op de vierde rij: Hennie Schepers, Lina van der Laan en Jantje van der Laan.
Bovenaan: Gamt Zeeman, Gezinus Zeeman, Jakob Schepers en Bene Kruize.

Rechterhelft Vooraan zitten (rechts van juftrouw Bellinga) van links naar rechts:
Agge de Vries, Harm Vos en Geert Sloots.
Op de tweede rij (geknield): Harm Lukens, Jantje Lukens, Hugo Lukens en Grietje
Drenth.
Op de derde rij staan: Hendrik Jan Alvering, Catrientje Alvering, Elsje van der Laan en Grietje Sloots.
Op de vierde rij: Berend Langes, Hendrik Meijer en Jantje de Vries.
Op de vijfde rij: Lientje Norder en Hendrik van der Laan.
Bovenaan: Albert van der Laan en Eerko Vissering.

leerlingen
Groepsfoto van leerlingen en onderwijzend personeel van de openbare lagere school
aan de Beumeesweg. Opname: omstreeks 1933

In 1930 richtten enige jongeren de voetbalvereniging Alteveerster Boys op en sloten
zich in 1933 met een elftal aan bij de KNVB. Het trainen en de thuiswedstrijden
vonden plaats op een speelveld achter de woning van schilder G. Hageman. Van dit
terrein was caféhoudster wed. J. Alvering de eigenares. Het sprak dan ook vanzelf
dat café Alvering hun clubhuis werd. In 1937 deed men met drie elftallen mee
aan de competitie. Onder leiding van trainer Zweep wist het eerste elftal de tweede
plaats in de tweede klasse te bereiken. Door onderlinge verdeeldheid en mobilisatie van 1939 waardoor veel jongeren in militaire dienst moesten, viel de vereniging aan het einde van de dertiger jaren uiteen. Na de tweede wereldoorlog staken K. Drenth, R. Klaver,

B. van der Laan, K. Orsel, A. de Vries en A. Zwols de hoofden bij elkaar en richtten de Voetbalvereniging Alteveer op. Als oprichtingsdatum gaven zij 15 mei 1946 door aan de KNVB. Er werd gespeeld op het veld achter de woning van M. Breider.
De spelers verkleedden zich in de kelder van café Alvering (hun clubhuis) en gingen vandaar lopend naar het speelveld. De ingang hier van lag tussen de woning van Breider en Zeeman. Reeds in het seizoen 1947/1948 nam de vereniging met één elftal deel aan de competitie. Gespeeld werd toen in de derde klasse A van de afdeling Groningen.
In Nieuwe Pekela wist de club met een 3-1 overwinning tegen P.J.C. 2 het kampioenschap binnen te halen. In deze wedstrijd scoorde B. Broesder tweemaal en K. Poppen eenmaal.

Van dit elftal en enkele bestuursleden werd toen deze foto gemaakt.
Vooraan bevinden zich van links naar rechts: Staats Grave, Hans Jager en Egge Mellema.
Op de tweede rij: Roelf de Jonge, Pieter Hoppentocht en Appie Epping.
Op de derde rij staan: Roelf Klaver, Willie de Boer, Koert Poppen, Berend Broesder,
Harm Orsel en Edo Beikes.
Achteraan: Klaas Drenth, Harm Buzeman en Kars Orsel.

kampioenselftal
Het kampioenselftal 1947 / 1948 van de voetbalvereniging Alteveer.
Opname: 1948

In het voetbalseizoen 1963/1964 speelde het eerste elftal van de voetbalvereniging
Alteveer in de vierde klasse van de KNVB en had op één na alle wedstrijden gewonnen.
De laatste wedstrijd moest gespeeld worden tegen de club Westerwolde uit Vlagtwedde. De wedstrijd werd door de Alteveerders met 0-1 gewonnen.
Na het eindsignaal van de scheidsrechter gingen de spelers op de schouders van de
supporters. De terugreis werd een triomftocht. ’s Avonds maakten bestuur en spelers zich op voor een receptie in café Alvering. Veel afgevaardigden van de plaatselijke verenigingen kwamen het bestuur feliciteren.

Onder hen bevond zich ook burgemeester S.R. Knottnerus.
Het is duidelijk, de voetbalclub neemt in het dorpsleven een belangrijke plaats in.

Van de kampioenen werd deze foto gemaakt. Vooraan staan van links naar rechts:
Jakob Feringa, Willie Zweep, Edo Beikes en Ayolt Orsel.
Achteraan: Hendrik Brouwer, Harm Orsel, Jan de Vries. Karei Frans, Klaas Orsel.
Koert Hulshof, Geert Oldeboom, Derk Kluiter en Peet Groen.

BENEFIETWEDSTRIJD

Op voorstel van het bestuur van de supportersvereniging Onstwedder Boys en in
samenwerking met het bestuur van de voetbalvereniging Alteveer werd voor Jurjen Schokkenbroek, die in het derde team van de voetbalvereniging Alteveer speelde, een benefietwedstrijd georganiseerd. Jurjen raakte op 31 oktober 1976 tijdens de
wedstrijd tegen het zesde team van ASVB uit Blijham grotendeels verlamd.
De benefietwedstrijd vond plaats op woensdag 18 mei 1977 om 19.00 uur en
werd gespeeld door het elftal van de voetbalvereniging Alteveer die uitkwam in de
vierde klasse van de KNVB zondagcompetitie en door het elftal van de voetbalvereniging Onstwedder Boys die in de derde klasse van de zaterdagcompetitie speelde.
Vijftienhonderd mensen bezochten deze wedstrijd die door Alteveer met 1-0 werd
gewonnen en voor Jurjen ruim f. 6300,- opbracht.

voetbalvereniging
Het kampioenselftal 1963 / 1964 van de voetbalvereniging Alteveer.
Opname: 1964

Omstreeks 1969 kwam er een eind aan de zeskampspelen die tussen de dorpen in de
gemeente Stadskanaal werden gehouden. De dames, die daaraan deel namen, moesten daardoor stoppen met hun buitensporten. Ze richtten zich daarom tot het bestuur
van de voetbalvereniging Alteveer met het verzoek om in competitieverband te
mogen voetballen. Hieraan werd gehoor gegeven en onder leiding van Harm Korvemaker en Jan Schokkenbroek werd reeds in 1972 deelgenomen aan de officiële damescompetitie van de KNVB. In het seizoen 1981/1982 scoorden de dames goed. Na 17 overwinningen, één gelijkspel en twee nederlagen werd in en tegen Bareveld het seizoen afgesloten met een 8-0 overwinning. Ze behaalden daarmee het kampioenschap in de tweede klasse en promoveerden naar de eerste klasse. Het spelen in de eerste klasse bracht met zich mee dat men veel reisuren kreeg. Omdat de meeste dames daarmee problemen kregen besloot men terug te gaan naar de tweede klasse met meer wedstrijden in Oost-Groningen.

In 1982 werd tijdens het internationaal weekend voetbaltoernooi van 21-22 augustus te Weerselo deze groepsfoto gemaakt. Links van de groep staat leider Jan Schokkenbroek.
Vooraan (gehurkt) van links naar rechts: Connie Schenkel-Korhorn,
Lineke Christiaans-Van der Laan, Janny de Wijk-Korhorn, Anita Haddering,
Mina Hofstra-Wiering en Harma Paas-Bosscher. Achteraan staan: Marie Rijks-Veldman, Dineke Kip, Piekie Katuin, Grietje Niezen-Weering, Lena Boltjes-Epping, Piet Feiken (leider), Jankie Heeres-Kuipers en Antje Lukens-Nomden.

dameselftal
Het dameselftal van de voetbalvereniging Alteveer.
Opname: augustus 1982

De drumband Con Spirito werd ln 1972 opgericht door H. Bodewes en R. Stubbe.
De muzikale opleiding werd gegeven door W. Venema uit Zuidbroek en vond plaats in
het gebouw Pro Rege aan de Veenhofsweg. De drumband trad donderdag 9 mei 1974
voor het eerst op in het openbaar. Er werd toen aan het bruidspaar De Jonge-Grave
een serenade gebracht. Dit echtpaar was die dag 50 jaar getrouwd. Ook het echtpaar
Hageman-Tallinga die enkele dagen eerder 60 jaar was getrouwd, werd bij deze serenade betrokken. Op 10 september 1975 werd mevr. Zwaantje Kok-Tempel een serenade aangeboden. Zij was die dag 94 jaar geworden.

Van haar en de drumband Con Spirito werd toen onderstaande foto gemaakt.
Links van mevr. Zwaantje Kok-Tempel bevinden zich zittend en staand:

mevr. B. Hidding-Pathuis, Geert Stubbe en Trijnie Kip.
Rechts van de jarige staan achteraan van links naar rechts: Ageeth Siebring, Gerda
in ’t Hout, Bea Hidding en Annet Kort. Vooraan staan: Zwaantje de Vries, Ada Lantinga en Ageeth Mein.

De drumband telde in 1976 22 leden en wist in dat jaar op de Koninklijke
Nederlandse Federatie van Muziekverenigingenconcours in Siddeburen van 24 bands de eerste prijs te behalen. Bij terugkeer in het dorp werden ze met bloemen ingehaald.
In 1977 werd de drumband uitgebreid met trompetten. In 1984 vierde de band in De
Drijscheer haar 12 ½ -jarig jubileum. De drumband, inmiddels uitgegroeid tot een
drum- , lyra- en trompetterskorps bracht tijdens de feestavond van dit jubileum enkele nummers ten gehore. Verder trad die avond de toneelvereniging Britannia uit Oude Pekela op met de klucht “Kleren maken de man.’’ Tijdens het Bondsconcours van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen Afdeling Groningen in 1986 wist ”Con Spirito’’ in de tweede afdeling een eerste prijs te behalen. De gespeelde nummers waren Rapid Fire en Blue Beach.

drumband
De drumband Con Spirito brengt aan de 94-jarige mevr. Zwaantje Kok-Tempel een serenade.
Opname: 10 september 1975

Voor 1953 was in Tange-Alteveer geen afdeling van Het Groene Kruis. Veel inwoners van
het dorp waren toen lid van de vereniging in Onstwedde of Nieuwe Pekela en moesten voor het in bruikleen krijgen van het Groene Kruismateriaal met het doktersbriefje naar één van deze dorpen. In april 1947 kwam hierin verandering. In het buurthuis in Tange-Alteveer werden toen ook Groene Kruismaterialen opgeslagen en de leden konden zich voortaan met het doktersbriefje vervoegen bij mevr. T. Beikes-Heidekamp die naast het
buurthuis woonde. Enkele inwoners van Tange-Alteveer waren in 1953 van mening dat in hun dorp een afdeling van Het Groene Kruis moest worden opgericht. Ze vormden een voorlopig bestuur en traden in overleg met het hoofdbestuur en met de afdeling in
Onstwedde en Nieuwe Pekela. Dit had tot gevolg dat op 16 maart 1953 in café
Feringa een nieuwe afdeling werd opgericht. De eerste bestuursleden waren: B. Beikes,
D. Hulzebos, A. in ’t Hout, H. in ’t Hout en B. Moed.
Op 15 oktober 1953 werden in café Feringa de ingezetenen van Tange-Alteveer voor de tbc-bestrijding ”doorgelicht” . Het bestuur vroeg de ingezetenen bij de ingang van café Feringa of men lid wilde worden van Het Groene Kruis in Tange-Alteveer. Nagenoeg allen plaatsten toen hun handtekening. Op 20 november 1953 werd de eerste ledenvergadering in café Feringa gehouden. Het bestuur deelde op die vergadering mede dat het magazijn werd ondergebracht bij kapper Smit; verder dat een wijkverpleegster zou worden benoemd en dat de vereniging in januari 1954 met haar werkzaamheden zou beginnen. Op 29 december 1953 besloot de raad van de gemeente Onstwedde op voorstel van B en W de op te richten afdeling Tange-Alteveer van Het Groene Kruis een subsidie te verlenen van 50% van het contributiebedrag, tot een maximum van het nadelig saldo. Het bestuur benoemde zuster Kuiper tot tijdelijk wijkverpleegster.

Zij werd op 1 februari 1954 opgevolgd door zuster P. Dieterman. Het Groene Kruisgebouw werd in 1964 gebouwd, een jaar later werd onderstaande foto gemaakt.

kruisgebouw
Het Groene Kruisgebouw aan de Beumeesweg.
Opname: 1965

De statuten van de vereniging Het Groene Kruis te Tange-Alteveer werden goedgekeurd bij koninklijk besluit van 20 augustus 1954. Hierin staat vermeld dat het werkgebied van de vereniging zich uitstrekt over de plaatsen Tange-Alteveer, Dwarsstukken, Holte, Oude Alteveer en Kruisel werk. Na enkele tijdelijke wijkverpleegsters benoemde het bestuur wijkverpleegster B. H. Schokker met ingang van 1 september 1954 in vaste dienst. In oktober 1954 werd  dr. Jan J. Boer benoemd als adviserend lid.
Na zuster B.H. Schokker kwam zuster Dijk die op 28 december 1959 werd opgevolgd door zuster G. Addens. Zij was meer dan 30 jaar in dienst van Het Groene Kruis.
De gemeenteraad besloot op 25 maart 1963 medewerking te verlenen voor de stichting van een Groene Kruisgebouw. De officiële opening van dit gebouw vond plaats op 21 december 1964 door R. Mantingh, geneeskundig inspecteur van de Volksgezondheid te Groningen. Hieraan vooraf werd in café Alvering een samenkomst gehouden waar A. Zwols, voorzitter van de vereniging, iets vertelde over het wel en wee van de vereniging. Burgemeester S.R. Knottnerus werd bedankt voor de daadwerkelijke hulp van de gemeente. Na hem kwam R. Mantingh aan het woord  die de bevolking van Tange-Alteveer prees voor haar daadkracht waardoor de overheid en het provinciaal bestuur vertrouwen kregen in het Alteveerster streven. Hij zei dat er na deze opening nog taken ter bevordering van de volksgezondheid lagen te wachten. Hierbij dacht hij aan de gezinshygi
ëne waaraan in de Nederlandse gezinnen nog wel iets gedaan kon worden.
Hierna kwamen nog tal van sprekers hun gelukwensen aanbieden. Onder hen was
ook mevr. H. Brugma-Orsel die het bestuur op rijm feliciteerde en namens de
bevolking f. 1000,- aanbood. Vervolgens begaf men zich naar het gebouw dat R. Mantingh opende met de sleutel die hij daarvoor kreeg aangeboden door de 10-jarige Sina Zwols.
De foto die toen gemaakt werd toont van links naar rechts R. Mantingh, mej. G. Addens, A. Zwols en zijn dochter Sina.

sleutel
Sina Zwols overhandigt aan R. Mantingh de sleutel voor de officiële opening
van Het Groene Kruisgehouw aan de Beumeesweg. Opname: 21 december 1964

Op 5 december 1915 deelde H. Holmersma, secretaris van de landbouwvereniging
Alteveer, aan de burgemeester van de gemeente Onstwedde mee dat de landbouwvereniging het voornemen had om op 10 december 1915 om 19.00 uur in café
Horlings een openbare vergadering te beleggen. C.T.G.W. van der Hurk zou op deze vergadering spreken over ”de oprichting van een boerenleenbank” en vroeg of de burgemeester voor het houden van deze vergadering zijn toestemming wilde verlenen.
Volgens De Veenbode werd deze vergadering gehouden op 9 december 1915.
Na de toespraak van C.T.G.W. van der Hurk, hoofdinspecteur van de Coöperatieve Raiffeisenbank te Utrecht, werd besloten een Coöperatieve Boerenleenbank op te richten. Daarop gaven 26 aanwezigen zich op als lid.
Begin 1916 telde de vereniging (Coöperatieve Boerenleenbank) 33 leden.
Naast 19 landbouwers waren ook een koopman/landeigenaar, acht arbeiders, een onderwijzer, een caféhouder, twee fabrieksopzichters en een schoenmaker lid van de vereniging. Ten overstaan van Jan Willem Bolt, notaris te Nieuwe Pekela, verklaarden Harm Boeles Horlings, koopman/landeigenaar te Nieuwe Pekela, Christoffer Bick. landbouwer te Alteveer en Jan de Jonge, fabrieksopzichter te Alteveer, dat zij op 10 februari 1916 voor zich en namens hun lastgevers samen een coöperatieve vereniging (Coöperatieve Boerenleenbank) hadden opgericht en hiervoor de statuten hadden vastgesteld. Hierbij waren Martinus Riet-sema, manufacturier en Evert Kah, notarisklerk, beiden wonende te Nieuwe Pekela, als getuigen aanwezig.

Deze foto werd omstreeks 1925 van het bestuur gemaakt.
Vooraan zitten van links naar rechts: Jan de Jonge, Gerrit Olijslager,

Ties de Groot en Cornelius in ’t Hout.
Achteraan staan: Gerrit Bouwland, Geert Oldeboom en Willem Eilders.

boerenleenbank
Het bestuur van de Coöperatieve Boerenleenbank.
Opname: omstreeks 1925

Het hoofd van de hervormde school, Taekke de Boer, was de eerste kassier van
de Coöperatieve Boerenleenbank. Hij werd na enige tijd opgevolgd door Ties de
Groot, die 32 jaar kassier-vertrouwensman was geweest. Op zijn verzoek werd hem in
1948 eervol ontslag verleend en in zijn plaats werd H.F. Meijer benoemd.
De bankzaken werden aanvankelijk afgewikkeld in caf
é Horlings en enige tijd later
in café Alvering. Op 9 november 1950 vond in café Alvering de aanbesteding
plaats voor het bouwen van een eigen bankgebouw, Beumeesweg 162.
Tevens zou dit de woning voor de kassier worden. In 1951 werd deze kassiers woning in gebruik genomen en op 14 april 1966 werd de naam Boerenleenbank veranderd in Raiffeisenbank. In hetzelfde jaar werd naast de kassierswoning een nieuw bankgebouw annex kassierswoning, Beumeesweg 160a, gebouwd. Dit gebouw werd op 10 november
1966 geopend door D. Snater, directeur bijkantoor Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank, die daarvoor de sleutel kreeg aangeboden door de 6-jarige Anna, dochter van kassier H.F. Meijer. Ter gelegenheid van deze opening en het 50-jarig jubileum van de bank bood A. in ’t Hout, voorzitter van het bankbestuur, het bestuur van Het Groene Kruis afdeling Tange-Alteveer, duizend gulden aan. In december 1984 (de naam van de bank is dan sinds 25 juli 1973 Rabobank) nam H.F. Meijer als bankdirecteur afscheid.
Zijn opvolger werd A. Hulshof uit Leeuwarden die sinds september werkzaam was
op deze bank. De Rabobanken van Alteveer en Stadskanaal fuseerden op 1 oktober 1987 uit efficiency-overwegingen en J. Zuidema, directeur van de Rabobank in Stadskanaal, kreeg de leiding. Omdat de bank in 1988 niet meer voldeed aan de normen van het huidige bankwezen werd op de hoek van de Beumeesweg en de Iepenlaan een nieuw kantoor gebouwd. De ”eerste steen” van dit gebouw werd gelegd op 16 december 1988.
Op deze afbeelding zien we hoe de oud-directeur H. F. Meijer, in aanwezigheid van zijn echtgenote G. Meijer-Lutjeboer, de
eerste steenlegt.

steen
H.F. Meijer legt de “eerste steen” van de Rabobank op de hoek van de Beumeesweg
en de lepenlaan. Opname: 16 december 1988

In 1921 richtten de besturen van de Vereniging ter bevordering van Plaatselijke Belangen, van de Landbouwvereniging Alteveer en van de Coöperatieve Aardappelzetmeelfabriek Alteveer zich tot de gemeenteraad met het verzoek om Alteveer op het elektrische net aan te sluiten. In de raadsvergadering van 31 mei 1921 werd besloten dit verzoek naar B en W te zenden ”ter afdoening”. Dit verzoek werd niet gehonoreerd.
De Vereniging ter bevordering van Plaatselijke Belangen besloot op 31 juli 1922 zich opnieuw tot B en W te wenden met het verzoek zo snel mogelijk het elektrische net aan te leggen. Ze vonden het betreurenswaardig dat een deel van de gemeente gas en elektriciteit had en het andere deel van de gemeente zelf voor licht moest zorgen.
In de raadsvergadering van 14 juni 1923 stelden B en W voor, overeenkomstig het advies van de Maatschappij tot aanleg van laagspanningsnetten, Tange-Alteveer aan te sluiten
op het elektrische net. De kosten hiervan werden geraamd op f. 16.760,-.
De aansluiting zou vanuit Nieuwe Pekela plaats
vinden. Dit voorstel werd door B en W
aangenomen. Op 8 november 1923 berichtte De Noordooster het volgende:
”Alteveer, 6 november. Van duister in ’t licht.
Het lang verwachte en het zoo mooie electrisch licht nadert ook voor onze plaats hare voltooiing. Heden vernamen we de blijde tijding dat er stroom was gegeven.
Even nog den rondgang afwachten voor het afnemen der installaties en kan dan misschien nog deze week het knopje worden omgedraaid. Voorwaar een uitkomst.”
Op de foto van omstreeks 1935 zien wij hoe de elektrische straatverlichting in die tijd er uitzag. Links de woning met winkel van schilder Hageman waarvan de bewoner zelf voor de etalage staat. Rechts van dit pand staat de galanteriewinkel van Molema.

hageman
De Beumeesweg in de omgeving van het winkelpand van schilder Hageman.
Opname: omstreeks 1935

Op 16 december 1899 lieten B en W van de gemeente Onstwedde W.J. Beumee weten dat de zandweg van Onstwedde naar Nieuwe Pekela, waarvan hij de eigenaar was, slecht was onderhouden. Hem werd opgedragen dit te verbeteren. In de raadsvergadering van
2 februari 1900 deelde de burgemeester mede dat deze weg, Beumeesweg genaamd, door G.J. Feunekes was gekocht voor f. 2500,- . Zijn bedoeling was deze weg naderhand over te
dragen aan de gemeenten Nieuwe Pekela en Onstwedde. Het deel van de weg in de
gemeente Onstwedde werd voor f. 347,- gekocht. In de raadsvergadering van 12 april 1900 werd met algemene stemmen een voorstel van B en W aangenomen om met de gemeente Nieuwe Pekela een regeling te maken voor het gemeenschappelijk aanleggen van een klinkerweg van Onstwedde naar Nieuwe Pekela. Op 23 februari 1901 richtten beide gemeenten zich tot Gedeputeerde Staten met het verzoek om voor de aanleg van
deze klinkerweg een subsidie van 60% van de kosten te mogen ontvangen.
Gedeputeerde Staten vroegen daarop of de gemeentebesturen zich niet konden verenigen met het aanleggen van een grindweg in plaats van een klinkerweg. In overleg met de gemeente Nieuwe Pekela werd toen een begroting gemaakt van een grindweg.
Deze bedroeg f. 49.000,- , terwijl een klinkerweg op f. 71.000 was begroot.
In een gezamenlijk schrijven werd de nieuwe begroting ingediend en verklaarden beide
gemeentebesturen dat ze zich konden verenigen met de aanleg van een grindweg.
In de raadsvergadering van 27 november 1901 werd meegedeeld dat Gedeputeerde Staten een subsidie hadden toegekend van 50% van de kosten tot een maximum

van f. 23.212,23. Op 27 december 1901 vond in het gemeentehuis van Nieuwe Pekela de aanbesteding van deze weg plaats. In de raadsvergadering van 3 januari 1902 werd bekend gemaakt dat de weg was aanbesteed voor f. 45.538,- .
Omstreeks 1940 werd ter hoogte van de smederij van A. Fokkens van de Beumeesweg
(daar Hoofdweg genoemd) onderstaande foto gemaakt.

fokkens
De Beumeesweg in de omgeving van de smederij van A. Fokkens.
Opname: omstreeks 1940

Omstreeks 1910 werd onderstaande foto gemaakt van de kruidenierswinkel annex
café van Geert Horlings. Het café had de naam Welgelegen.
Op 20 april 1915 kreeg Geert Horlings vergunnning voor de verkoop van “sterke
drank in het klein”; op 22 juni 1920 werd deze vergunning weer ingetrokken.
Café Welgelegen kende na Geert Horlings de volgende eigenaren: Freerk Kuil,
Hendrik Kroeze, Pieter Feringa en Klaas Feringa. Hendrik Kroeze kreeg op 28 december 1922 vergunning voor de verkoop van “alcoholische drank anderen dan sterke drank”.
Nadat Klaas Feringa het café had gekocht bouwde hij links aan dit pand een nieuwe
gedeelte. Het oude gedeelte liep met de novemberstorm in 1972 veel schade op.
In 1974 kocht Steven Veninga het dorpscaf
é van Klaas Feringa. Het oude gedeelte
van het pand werd afgebroken. Op die plaats werd een nieuwe zaal gebouwd met
ruimte voor 250 personen. In november 1974 openden Steven en Katrien Veninga
hun bar-dancing-discotheek onder de naam Conet. Het bedrijf werd voortgezet tot 1977. Op 26 april van dat jaar zou het aan de hoogste bieder verkocht worden.
Bij de eerste veiling werd f. 165.000,- geboden. Bij de tweede veiling bleef het bod hangen bij f. 165.000,- . Voor dat bedrag ging de koop niet door. In 1979 werd Conet onderhands gekocht in opdracht van P. Moorlag te Veendam.
Op 11 september 1979 werd de bar-dancing met de nieuwe naam De Koffer in het
Nederlands Hervormd Gemeentegebouw voor f. 170.000,- verkocht aan J. van de
Rijt te Zwolle. In 1987 werd autosloper Albert Boels eigenaar van De Koffer.
Door hem werd in het pand een showroom voor schadeauto’s en een magazijn voor
auto-onderdelen ondergebracht.

horlings
De kruidenierswinkel annex café van Geert Horlings aan de Beumeesweg.
Opname: omstreeks 1910

In het voorjaar van 1913 dienden de Vereniging van Plaatselijke Belangen en het bestuur van de Aardappelzetmeelfabriek Alteveer bij de inspecteur van de posterijen een verzoek in om te Alteveer een hulppostkantoor te openen. De inspecteur reageerde daarop  positief. Samen met de directeur van het postkantoor te Nieuwe Pekela bezochten zij in februari 1914 Alteveer om daar een geschikte plaats te zoeken voor het hulppostkantoor.
Tevens werden sollicitanten opgeroepen om een examen voor brievengaarder (kantoorhouder) af te leggen. Manufacturier Woldrik Dethmers werd benoemd als brievengaarder en Geert Melis als postbode. Woldrik Dethmers bracht het hulppostkantoor onder in zijn winkelpand, Beumeesweg 175, het eerste pand rechts op deze afbeelding van omstreeks 1912. Het hulppostkantoor werd op 16 mei 1914 geopend.
In de tweede woning rechts op de afbeelding was het caf
é annex kruidenierswinkel
van Geert Horlings ondergebracht. De derde woning werd bewoond door gemeenteveldwachter Koop de Vries, de vierde woning smid Fokkens.

hulppostkantoor
De Beumeesweg, gezien in de richting van Onstwedde.
Het pand geheel rechts was het hulppostkantoor.
Opname: omstreeks 1913

Onderstaande foto van ca. 1910 was het in 1909 gebouwde pand, dat onder ander in
gebruik geweest is als café en als bakkerij, De eerste caféhouder was Landman, die tevens ook commissionair was. Hij kocht en verkocht de aardappels die geschikt waren voor consumptie. Blijkbaar was het pand reeds in 1912 aan Derk de Grooth verkocht.
Op 12 maart 1912 richtte deze zich tot B en W met het verzoek om in dit pand een bakkerij te mogen oprichten. De gevraagde vergunning werd hem op 16 april 1912 verleend. In 1915 was in Tange-Alteveer een Coöperatieve Vereniging opgericht.
Deze vereniging kocht in maart 1915 onderhands de bakkerij van Derk de Grooth met
het doel daar in mei van dat jaar een Coöperatieve Broodbakkerij te openen.
De bakkerij werd toen bewoond door bakker Hartman en in 1920 door venter
Lambertus Veentjer. De Coöperatieve Broodbakkerij kreeg als naam Door Eendracht Sterk (D.E.S.) en hield omstreeks juni haar algemene ledenvergaderingen.

In de ledenvergadering van 12 juni 1921 werd meegedeeld dat de Coöperatieve Bakkerij was vergroot, 126 leden telde en dat de omzet f. 27.542,60 was. In oktober 1924 kocht het bestuur van de Coöperatieve Bakkerij een elektromotor en plaatste deze in de fabriek. Vanaf die tijd behoorde veel handenarbeid tot het verleden. Nog in hetzelfde jaar kreeg de bakkerij een hardbroodmachine. De aanschafkosten hiervan bedroegen
f. 560,- . De Coöperatieve Broodbakkerij telde in juni 1930 135 leden-huisgezinnen en de nettowinst over dat jaar bedroeg f. 2789,- . Het pand wordt thans bewoond door Aeilko Edens. Tegenover de bakkerij stond de Coöperatieve Korenmalerij (Beumeesweg 186).
Bedrijfsleiders van deze malerij waren achtereenvolgens: Eltjo Douma, Freerk Douma, Douwe Roskamp en Eppo Roskamp.

landman
Café Landman aan de Beumeesweg.
Opname: omstreeks 1910

In februari 1913 werd de Vereniging ter bevordering van Plaatselijke Belangen
opgericht. Er hadden zich 19 leden opgegeven. De eerste bestuursleden waren:
J.E Feringa, B. van Dijk, H. Pot, H. Holmersma en W. Dethmers.
De vereniging vergaderde op 14 maart 1921 in café Walters. Het bleek die avond
dat de kas van de vereniging er slecht voorstond, want er was een nadelig saldo
van f. 4,42. Men koos toen een nieuw bestuur, bestaande uit J. Feringa, B. Slagter, J. Bakker, K. Asmus en K. de Vries. Bij de rondvraag werd besloten dat het bestuur zich tot het gemeentebestuur zou wenden voor de aanleg van elektrisch licht en voor het verkrijgen van een brandspuit. De vereniging werd op 31 januari 1959 omgezet in een stichting en is thans bekend als Stichting Plaatselijk Belang Tange-Alteveer.

OP DE GRENS VAN VEEN EN ZAND

Stichting Plaatselijk Belang TangeAlteveer richtte zich in 1993 tot het gemeentebestuur met het verzoek om in Alteveer een kunstwerk te mogen realiseren. Het gemeentebestuur reageerde positief op dit verzoek en was bereid daarvoor f. 20.000,- te betalen. In 1995 kreeg beeldhouwster Dimphey Hombergen uit Nieuwe Pekela de opdracht een kunstwerk te ontwerpen en te maken voor de hoek Veenhofsweg-Beumeesweg. Het kunstwerk moest de scheiding uitbeelden tussen het veenkoloniale en het Westerwoldse landschap, zo kenmerkend voor Tange-Alteveer op de grens van veen
en zand. Op 30 oktober 1996 werd het kunstwerk geplaatst. Het twee meter hoge brok
natuursteen stelt Westerwolde voor, de vier keramische platen die hieraan bevestigd
zijn beelden de veenkoloniën uit. Deze platen geven de lintbebouwing, kanalen,
wijken en percelen weer. Van dit kunstwerk werd in de lente van 1998 deze foto gemaakt, het eerste pand is het voormalige café Landman.

kunstwerk
Het kunstwerk op de hoek van de Beumeesweg en de Veenhofsweg.
Opname: 6 maart 1998

Op 22 september 1899 werd bij logementhouder J. Wijgers te Onstwedde een vergadering van het bestuur en de ingelanden van het waterschap Alteveer gehouden. In deze vergadering werd de bouw van de brugwachterswoning, links op deze afbeelding,
voor f. 1364,- gegund aan B. Schuring te Nieuwe Pekela. De bouw van de draaibrug werd op dezelfde dag in de vergadering van bestuur en ingelanden gegund aan J.P. Bosscher te
Alteveer (onderbouw) en aan H. Koster te Stadskanaal (bovenbouw). De draaibrug op deze afbeelding kostte f. 1908,70. In de bestuursvergadering van 16 oktober 1899 van het waterschap stelde de voorzitter voor de pacht van de brugwachterswoning voor de inschrijving van f. 78,- te gunnen aan B. Breuring voor de periode van
15 november 1899 – 1 mei 1901. De voorwaarde hierbij was dat B. Breuring een borg moest opgeven. Op 10 augustus 1906 werd in de bestuursvergadering van het waterschap meegedeeld dat mej. de wed. B. Br
öring het bestuur had verzocht of zij, evenals wijlen haar man, de brugwachterswoning mocht huren. Het voorstel van de voorzitter om de brug voor een jaar voor f. 45,- aan haar te verhuren, werd aangenomen.
Voordat men in maart 1956 met de onderbouw van de hefbrug begon, werd er een
noodbrug gebouwd. In juli van dat jaar werd de brug (16 m lang en ruim 7 m breed)
naar Alteveer vervoerd en op 20 juli werd met de montage van de brug begonnen.

KRUIDENIERSWINKEL

Het tweede pand van links is een VéGé kruidenierswinkel. De eigenaren waren
achtereenvolgens Douwe en Eppo Roskamp, Eppo Roskamp, Wiebe Feiken en
Piet Feiken. In 1979 werd de kruidenierswinkel gesloten,
onder andere door concurrentie van Autorama in Stadskanaal.

brug
De brug in de Beumeesweg.
Opname: juni 1933

Deze foto werd omstreeks 1928 genomen in de omgeving van Fochteloo. De lading
baggelturf op het bolschip van Goossen Drenth was bestemd voor een brandstofhandelaar in Oosterwolde. V
óór Oosterwolde werd bij de klanten van de brandstofhandelaar al gelost. Daarmee wist hij extra transportkosten te voorkomen.
Op de afbeelding staat Goossen Drenth op de loopplank en zijn echtgenote
Berendina Drenth-De Vries staat in het gangboord. Hun zoon Agge zit op de schuifkap van de roef en twee medewerkers van de brandstofhandelaar staan voor de loopplank.
Vóór zijn huwelijk werkte Goossen Drenth met zijn vader in het veen en in de herfst
vervoerden ze de aardappels naar de aardappelzetmeelfabriek Alteveer.
Hun waladres was Beumeesweg 201. In dit pand had de vader van Goossen Drenth ook
een café ondergebracht. In 1924 trad Goossen Drenth in het huwelijk met Berendina
de Vries en nam het bolschip/zeilschip van 70 ton van zijn vader over. Zijn broer Klaas
Drenth nam omstreeks 1934 het café van zijn vader over (in dit pand woont thans
Edo Grave en zijn echtgenote F. Grave-Drenth die hier een dameskapsalon heeft).
Goossen Drenth ging in 1953 in Stadskanaal aan de wal wonen en bleef tot 1961,
tijdens de campagnes van de aardappelzetmeelfabriek De Twee Provinci
ën te Stadskanaal aardappels vervoeren naar deze fabriek. Daarna werkte hij vier jaar in de bouw. In de periode 1953-1965 bracht hij ook met zijn schip de door Heiko Bosscher te
Alteveer gemaakte sluisdeuren op de plaats van bestemming.

( Heiko Bosscher kreeg op 23 april 1930 van B en W toestemming voor het oprichten van een houtzage rij en het plaatsen van een elektromotor van 7/ ; pk
in het perceel kadastraal bekend gemeente Onstwedde sectie D nr. 3115.
Heiko Bosscher was gespecialiseerd in het maken van sluisdeuren en heeft meegewerkt aan de bouw van de sluizen bij Lauwersoog. )

Zijn zoon Agge Drenth (de kleine jongen op de afbeelding) bleef met zijn motor/steilsteven van 80 ton varen tot 1964.

bolschip
Het met baggel geladen bolschip van Goossen Drenth.
Opname: omstreeks 1928

Op 29 november 1909 deelde de voorzitter van het waterschap Alteveer in de vergadering van het bestuur met de ingelanden mee dat het bestuur een perceel grond aan de grindweg groot 3 a en 45 ca tegenover de aardappelzetmeelfabriek voor f. 1200,-
aan Hendrik Frederik Meijer had verkocht. Eén van de ingelanden, de heer Nanninga,
gaf daarop te kennen dat deze grond voor een goede prijs was verkocht, maar dat hij
aan de andere kant vreesde dat Hendrik Frederik Meijer met zijn vergunning van
de drankwet daar een kroeg zou stichten waar dan de zogenaamde ”6 centsbakjes”
werden verkocht. Tegen het bouwen van een logement had hij geen bezwaar.
In de vergadering van 7 maart 1911 stelde de voorzitter van het waterschap voor de
vergaderingen voortaan niet in Onstwedde maar in Alteveer of Pekela te houden
omdat daar de meeste ingelanden woonden. De meerderheid van de ingelanden
was het daarmee eens. Hierna stelde de voorzitter voor de vergaderingen te houden in caf
é Meijer te Alteveer of in café De Beurs te Nieuwe Pekela. Verder merkte hij
op dat het bestuur van mening was dat ze tegenover Hendrik Frederik Meijer nog
iets verplicht waren omdat hij voor de grond een goede prijs had betaald.
Na de stemming werd besloten dat het bestuur en de ingelanden voortaan in café Meijer zouden vergaderen. Niet lang daarna zal het bord met het opschrift: WATERSCHAPSHUIS boven de deur van het café zijn aangebracht. Op de afbeelding van omstreeks 1925 staan Hendrik Frederik Meijer en zijn echtgenote Annechien Meijer-Nieuwenweg voor het caf
é. Wendelina, één van de dochters uit het huwelijk van Hendrik Frederik Meijer en Annechien Meijer-Nieuwenweg, huwde met Jan Alvering, de naam waaronder het café zijn bekendheid kreeg. In 1932 liet Hendrik Frederik Meijer zijn volledige vergunning overschrijven op naam van zijn dochter Wendelina die sinds 5 september 1930 weduwe was van Jan Alvering. Achtereenvolgens zijn Hendrik Frederik Meijer, Jan Alvering sr., Jan Alvering jr., Van der Bulk en Tjakko Feringa de bewoners van dit café geweest. In 1979 stond het leeg en werd het karakteristieke pand in de nacht van 2 op 3 augustus van dat jaar door brand verwoest.

meijer
Het café van H.F. Meijer aan de Beumeesweg.
Opname: omstreeks 1925

De rederijkerskamer Harmonie werd vermoedelijk in 1925 opgericht.
Op zeven december van dat jaar gaf ze in de zaal van J. Al vering (het waterschapshuis) haar eerste uitvoering. Opgevoerd werden ‘’Kareltjes eerste liefde” en ”Het goudvischje.”
In mei 1927 gingen de leden van de rederijkerskamer op de fiets naar Winschoten
om zich daar te laten portretteren. Vooraan zitten van links naar rechts:
Annie Langes en Antje Bodewitz.
Op de tweede rij: Berend Oldeboom, Trijntje Hensema, Harm Nijboer, Alke Hensema, Hendrik Bröring en Feddo Oosterhuis.
Achteraan staan: Harm Borghuis, Geert Borghuis, Jantje de Vries, Theo Huhnfeld,
Harm Schreuder en Egbert Siebring.

harmonie
De leden van de rederijkerskamer Harmonie.
Opname: mei 1927


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *