inhoud:
Oude Pekela is toch anders
Het is een oud, prachtig verhaal [over de historie]
Van al mijn zonnige koren [de strokarton industrie]
Een schat in onze handen [overige industrie]
Ik heb gearbeid – Is dat genoeg? [opbouwwerk]
Late zon [Bejaardenzorg]
Gedenk te leven [Gezondheidszorg]
Wees jij weer kind, als in ‘t begin [onderwijs]
Wij hebben een hoofd – en een hart [bibliotheekwezen]
Levend mooi mens, geniet [sport]
Waar wij zaaien met dromen [boer en beat]
De mensen zijn aller ter kerke [kerken]
Als een lang vergeten vreeslijk verhaal [joodse gemeente]
De wereld die wordt nat [waterschap]
Als het vuur en het water [brandweer]
Ik ben door de landen gegaan [landbouw]
En nog verder was de wereld [vervoer]
Begraaf ons in uw gulle goud [zakenwereld]
De wereld gaat toch langzaam vooruit [de vooruitgang]
Anders, mooier en beter! [epiloog]
Oude Pekela …
… tòch anders!
Uitgegeven in het jaar van het 375-jarig bestaan van de gemeente
Oude Pekela 1974
Oude Pekela is toch anders !
Anders – dan Feiko Clock, 375 jaar geleden, ook maar had kunnen denken,
dat het zou worden: een vaart voor de turfafvoer;
een kanaal met huizen daarlangs. Kortom, een veenkolonie.
Anders – dan journalisten schrijven over sociale spanningen, over onderontwikkeling,
over samenlevingsmoeilijkheden.
Anders – dan t.v.-verslaggevers en radioreporters naar buiten brengen, zodat een vertekend beeld van deze streek in Nederland kan ontstaan.
Anders – dan gewoonlijk, wanneer een herdenkingsboek wordt uitgegeven, dat door één
schrijver wordt geschreven. Aan deze uitgave heeft de hele gemeenschap meegewerkt
door geschreven en gefotografeerde bijdragen.
Anders – omdat de aandachtige lezer het andere Oude Pekela zal ontdekken.
Het is een oud, prachtig verhaal
Eens strekte het Bourtanger Moor, een hoogveengebied, zich uit tussen de Hondsrug in het westen en de Duitse Hümmling in het oosten.
In dit gebied kwamen heuvels en zandruggen, ook tangen genoemd, voor. Hier moet men dan ook de oudste bewoning van dit gebied zoeken.
De verbindingswegen liepen langs deze hoogten; kooplui trokken langs die handelswegen, soldaten langs die heirwegen.
In het veengebied werden de zogenaamde veendijken opgeworpen, die als schakelwegen in het ’verkeersnet’ van die dagen dienden.
De vanouds bekende ’Veendijk’ in Oude Pekela vormde zo’n schakel
in de weg, die vanuit het oosten, over Bourtange en door Westerwolde,
via het hoger gelegen Westerlee naar het klooster te Heiligerlee voerde.
Een andere weg was die, langs de noordkant van het Bourtanger moeras,
via de in de middeleeuwen al bestaande plaatsen Weener, Aschendorf
en Rhede. Op Nederlands gebied leidde die weg langs Blijham
en de Winschoter Garst naar hetzelfde klooster.
Het was de stad Groningen die, in conflict geraakt met de heren in Westerwolde, de zwakke plek in de laatste route ging beveiligen.
Bij de overgang over het riviertje de Pekel-A, werd een slot gebouwd,
dat de naam Pekelborg kreeg. Dit slot zal waarschijnlijk gestaan hebben ten noorden van het nu bewoonde deel van Oude Pekela, waar het vroegere
gehucht Strobos lag. Tot voor kort werd een daar gelegen terrein nog altijd Steenkamp genoemd. Deze naam kan verband houden met het ’steenhuis’ (borg), dat daar heeft gestaan, of met de hoeveelheid stenen, afkomstig van de Pekelborg, die men in de grond vond.
De Pekelborg wordt voor het eerst genoemd in de geschiedenis van Ubbo Emmius; hij zou gebouwd zijn in 1476 of 1478 en als woonplaats dienen voor de kastelein (kasteelheer) en drost, die het inmiddels door de stad Groningen verkregen gebied van Westerwolde moest besturen.
Daar de stad Groningen ook overhoop lag met Oost-Friesland, kwam
graaf Edzard naar deze streken en hij bezette de toen genoemde
’Schans Pekelborg’ in 1499. Omstreeks die tijd moet de borg afgebroken zijn.
De zeer geringe bevolking in deze streken zal destijds bestaan hebben uit mensen, die op de zandruggen wat landbouw en veeteelt uitoefenden en van jacht en visserij leefden. Het waren meest mensen die gedeserteerd waren uit verschillende legerbenden, vluchtelingen of lieden die voor het een af
ander vergrijp uit hun woonplaats, b.v. Groningen, waren verbannen.
Toen de steden in Noord Duitsland in de zestiende eeuw toenamen in bevolking en ook de stad Groningen zich uitbreidde, ontstond er meer behoefte aan brandstof. Niet alleen voor de verwarming in de huizen, maar ook door de toenemende ambachtelijke bedrijven, als bierbrouwerijen, werd de vraag naar brandstof steeds groter. De houtvoorraad begon schaars te worden door de roofbouw die men in de bossen had gepleegd, terwijl er van aanplant geen sprake was. Voor de huizen- en scheepsbouw had men grote hoeveelheden bomen nodig; brandhout begon een duur artikel te worden. Men moest uitzien naar een ander soort brandstof. Al heel vroeg waren de eerste bewoners van de zandgronden voor eigen gebruik al tot ontvening overgegaan in de nabij gelegen veengebieden,
om zodoende een goedkope brandstof te krijgen.
Nu moest de vervening op grotere schaal ter hand worden genomen.
Daartoe werden de z.g. Compagnieën opgericht; tegenwoordig zouden we ze vennootschappen kunnen noemen. Niet alleen de turfwinning, ook het vervoer en verhandelen daarvan, benevens het ’toemaken’ van de ontstane dalgronden tot landbouwgebied behoorden tot de taak van de Compagnieën.
Eén van deze Compagnieën was de ’Friesche Compagnie’ ,
waarvan Feico Allens Clock de belangrijkste persoon was.
Hij kocht in 1599 van de Winschoter Eigenerfden een groot stuk veen, van meer dan 750 ha, met het doel dit terrein af te graven.
Uit deze ontginning is de veenkolonie Pekela ontstaan.
Aangezien er weinig arbeiders ter plaatse aanwezig waren, moesten in groten getale elders veenarbeiders worden aangetrokken.
Niet alleen uit Friesland en Groningen, ook uit Noord Duitsland kwamen mensen, die aangelokt werden door de goede lonen – tenminste voor die tijd – en door de prettige vooruitzichten die hun werden geboden bij het verkrijgen van landbouwgrond na de vervening. Uit deze groep moeten de eerste landbouwers zijn voortgekomen.
De vervening lokte ook handwerkslieden naar deze streken, zoals smeden, timmerlui, stelmakers en kuipers. Scheepstimmerwerven verrezen om pramen (kleine schepen) te bouwen voor de afvoer van de turf. Wijkgravers gingen de Pekel-A kanaliseren en dwarskanalen in het veen graven, voor een goede afwatering en een geregelde turfafvoer. Scheepstimmerlieden, o.a. uit de Zaanstreek werden aangetrokken,
terwijl vaklieden als mast- , blok- en zeilmakers hier emplooi konden vinden.
De bevolking van Pekela is dus wel uit wat ongelijksoortige ’bestanddelen’ opgebouwd!
Toen de stad Groningen zijn macht had gevestigd in het Oldambt, waartoe ook het gebied ten westen van de Pekel-A behoorde, kon het niet uitblijven, dat de Friesche Compagnie van Clock aan banden werd gelegd.
Clock was gedwongen een groot deel van zijn bezittingen aan de stad over te dragen Pekela werd nu met recht een ’kolonie’ van de stad.
Toch kreeg de plaats ook verschillende voordelen. Een kerk en een school werden met steun van de stad gebouwd. De bekende schoolhervormer Hendrik Wester werd in 1783 als schoolmeester in Pekela benoemd op een salaris van f 180,— met vrije woning en de opbrengst van het schoolgeld.
Door de veenontginning ontstond een bloeiende scheepsbouw die dan ook gezien moet worden als de eerste belangrijke ambachtelijke industrie, Omstreeks 1800 waren er dertien scheepstimmerwerven, waar zeegaande schepen werden gebouwd. In 1792 werd het eerste kofschip van een Pekelder werf te water gelaten. Later volgden de schoeners en brikken, die nog alle van hout waren gemaakt. Omstreeks 1880 werd op de werf van Kuiper, op de plaats waar later de Britannia fabriek kwam, het eerste ijzeren schip gebouwd. Met de sluiting van de scheepswerven van de Boer en van Kars is
de scheepsbouw in de laatste vooroorlogse jaren verdwenen.
Wel bleven enkele Pekelders de zeevaart trouw, maar ook het aantal zeelieden verminderde in de loop der jaren sterk.
De z.g. toeleveringsbedrijven moesten hun bakens verzetten; zo werd in 1964 het bedrijf van de N.V. Pekelder Machinefabriek door de Fa. Zwalve overgenomen, terwijl dit vergrote bedrijf zich een plaats veroverde in de toelevering van achterstevenconstructies
voor schepen tot ca. 15000 ton.
De ontgonnen gronden bleken uitstekend geschikt te zijn voor de landbouw, zodat er reeds spoedig een overschot aan aardappelen aanwezig was. Dit feit leidde tot de vestiging van aardappelmeelfabrieken.
Merkwaardig genoeg heeft Oude Pekela maar twee van dergelijke fabrieken gekend: de ’Orania’ brandde in de kroningsnacht van 1898 af, maar de productie werd niet hervat. Wel bouwde op deze plaats Elzo Free zijn eerste eigen strokartonfabriek. De andere aardappelmeelfabriek van Gebr. Drenth, staakte de productie in 1920.
De strokartonfabricage kwam daarentegen tot grote bloei.
Reeds in de eerste helft van deze eeuw was Oude Pekela het centrum van deze industrie: zeven van de negentien fabrieken in Nederland stonden in deze plaats. Het is vooral aan de ondernemersgeest van de al genoemde Elzo Free te danken geweest dat de strokartonindustrie zo’n geweldige vlucht kon nemen. Aangetrokken door de eigenaar van de kartonfabriek ’A-Stroom’ vanuit Heisfelde bij Leer in OostFriesland in de jaren tachtig van de vorige eeuw, werd Free later stichter van, of deelgenoot in de fabrieken Albion, Britannia en Free en Co.
Er zijn verschillende redenen te noemen voor het feit dat Pekela een geschikte plaats voor de strokartonfabricage was: de grondstof, het stro, was op korte afstand in het Oldambt te krijgen, de brandstof, de turf, was nog dichterbij, schoon water (!) leverde het Pekelder diep en arbeidskrachten waren aanwezig omdat de scheepsbouw en de zeescheepvaart terug liep en veel mannen, tot dusver in die bedrijven werkzaam, naar ander werk moesten omzien. Bovendien was er kapitaal beschikbaar van reders, kapiteins en verveners, die, ondernemend als ze waren, hun gelden in de nieuwe industrie durfden te beleggen.
Hoewel de oorspronkelijke grondstof, stro, steeds meer werd vervangen
door andere grondstoffen, zoals oud papier, is de kartonfabricage
toch de hoofdindustrie voor Oude Pekela gebleven.
Onze plaats heeft ook andere industrieën gekend en het is goed ze hier nog eens te noemen: de jeneverstokerij en de daarbij behorende elixerfabricage, zeepziederijen, de mosterdmalerijen, de cichoreibranderijen en de touwslagerijen.
Zo is de nu overbekende jeneverstokerij van Ten Doornkaat Koolman in Norden (Duitsland) gesticht door een zoon van de jeneverstoker Fiepko Olferts Koolman en Annechien ten Doornkaat in Oude Pekela.
Het bedrijf in Norden, Doka geheten, heeft naast de jeneverstokerij ook nog een belangrijke handel in koffie en thee. Een andere zoon vestigde in Weener (Duitsland) een jeneverstokerij die echter niet zo bekend is als die van zijn broer in Norden.
Twee elixers zijn wereldberoemd geworden, de Catz-elixer van Catz en Zonen,
later naar Groningen verhuisd en ’Wortelboers kruiden’, naar het recept van
Jacoba Maria Wortelboer, nog tot voor kort in de handel gebracht door Baalman,
een nakomeling van Jacoba.
Van de mast- , blok- en pompenmakerijen in Oude Pekela was die van
Jan Everts Duin de bekendste. Zijn werkplaats ’De Citadel’ stond ten zuiden van de IJsbaanlaan. Op hoge leeftijd moest deze Duin, na de Franse tijd,
zijn bedrijf weer op gang brengen. Omdat hij een lange baard had, werd hij in de
wandeling ’Methusalem’ genoemd. De Pekelders zeiden toen bij de heropening
van zijn werkplaats: ’Methusalem werkt weer’.
Alleen de Volharding, in het begin van de negentiende eeuw gesticht door de familie Twiest, is overgebleven van de touwslagerijen.
In de jaren dertig werd de mosterdfabriek en cichoreibranderij
D.J. de Jonge van 1823 gesloten. Deze fabriek stond bij de Veendijk en was ondergebracht in het gebouw van de jeneverstokerij van Koolman. Het hoekhuis met een karakteristieke veenkoloniale stijl moest afgebroken worden ten behoeve van het saneringsplan in het centrum der gemeente.
Uit het reder- en koopmansschap van de Fa. Koerts ontstond een bloeiende houtzagerij. Haar schepen namen n.1. als retourvracht uit de Oostzeelanden hout mee, dat hier werd gezaagd en verder werd verhandeld.
In godsdienstig opzicht vertoont Oude Pekela een bonte schakering.
Niet alleen de ’grote kerkgenootschappen’ ook kleinere groeperingen vonden hier een gunstige voedingsbodem. Dit zal ongetwijfeld samenhangen met het individualistisch karakter van de bewoners, terwijl ook de vanouds zeer gemengde bevolking, die met haar ideeën van elders kwam, tot die gevariëerdheid zal hebben bijgedragen.
De katholieke bevolking is van oudsher sterk betrokken geweest bij de handel. Namen als Cloppenburg, Vroom, Wortelboer en Free zeggen in dit opzicht wel voldoende.
Ook de joodse gemeenschap, sinds de laatste oorlog zo goed als verdwenen, leefde voor het grootste deel van de handel.
Velen zullen zich de namen Simons, Polak en Cohen herinneren.
Zo was de ’stamvader’ van Nederlands grootste scheepssloperijen,
Frederik Simons, uit Oude Pekela afkomstig.
Nazaten van hem hebben tot hun deportatie, in Oude Pekela gewoond.
De laatste rabbijn van Pekela, de heer Abraham Tonkman, was een telg uit dit geslacht.
Over het algemeen was de bevolking van Oude Pekela verdraagzaam, zodat de verschillende geestelijke stromingen zich ongestoord konden ontwikkelen. Misschien was de vervolging van de Afgescheidenen in de vorige eeuw één van de weinige uitzonderingen op deze regel.
Pekela heeft, behalve in de tweede wereldoorlog, weinig geleden van oorlogshandelingen of onlusten. In het rampjaar 1672 wordt melding gemaakt van enkele rovende soldaten uit het leger van de bisschop van Munster, ’Bommen Berend’.
Schermutselingen tussen Patriotten en Prinsgezinden in het laatst van de achttiende eeuw zijn enkele keren voorgekomen.
Na de laatste oorlog was de joodse gemeenschap voorgoed verloren voor Oude Pekela, een gemeenschap die het stempel had gedrukt op de samenleving, vooral op het gebied van handel en bankwezen.
Maar ook de regisseurs van het plaatselijk toneel kwamen vaak uit deze bevolkingsgroep en Stoppelman en zijn zonen waren indertijd een begrip voor de hele regio op het gebied van de amusementsmuziek.
In het industriële klimaat van Oude Pekela kwam ook het vakbondswezen
tot bloei. Als één van de weinige plaatsen in Nederland, had Oude Pekela in het eind van de jaren twintig al een eigen vergadergebouw, gesticht door N.V.V. – leden,
het gebouw Concordia. Hendrik Oosterhuis, uit deze plaats afkomstig, zou later de voorzittershamer van het N.V.V. hanteren.
Oude Pekela is in wezen – dit blijkt uit het voorgaande duidelijk – nooit een echte agrarische plaats geweest. Vóór de mechanisatie in de landbouw waren er van de 7500 inwoners slechts 500 bij de landbouw betrokken.
Nijverheid, handel en transportwezen, zij zijn de pijlers van de welvaart in de plaats gebleven. Vandaar, dat ook af en toe sociale spanningen niet konden uitblijven. De lijn van het verleden doortrekkend naar het heden, kan men slechts met dankbaarheid constateren, dat deze een opgaande lijn is.
De lezer van dit relaas zal, als hij dit boek heeft doorgekeken, geen andere conclusie kunnen trekken dan: ’ En wat hebben ze nu toch veel in Oude Pekela! ’.
Dat er vroeger ook al stunts werden uitgehaald in Oude Pekela blijkt uit het verhaal van Harm Dennekamp (Proeke), die van beroep schoorsteenveger was.
Om een extra centje bij te verdienen, dat hij dan bij bakker Hemmes of Wiegman
omzette in roomsoezen, ging hij eens op de rand van een hoge fabrieksschoorsteen staan, op zijn hoofd.
Daar riep hij herhaaldelijk ‘Koekoek’ , zodat vele belangstellenden verwonderd en angstig bleven staan kijken.
Dit is de woning van de keurmeester nabij de grens van
Oude en Nieuwe Pekela. Er voor staat de eerste keurmeester voor de beide Pekela’s, de heer De Korte, een Zeeuw, Vandaar dat zijn dochters, die bij hem staan, nog in Zeeuws costuum gekleed zijn. Links woonde de familie Bieze, Dit huis is het tegenwoordige café De Grens terwijl rechts de oude boerderij van de familie De Boer staat.
Dit gebouw is nu afgebroken en er is een nieuw huis gebouwd.
Tot 1913 was dit het woonhuis van het hoofd van de gemeen schappelijke school van de gemeenten Oude en Nieuwe Pekela. Het laatste hoofd was de heer S. Rienks.
Deze school stond achter dit huis.
In 1913 opende Oude Pekela een nieuwe school, de tegenwoordige Mavo-school, op de Compagniesterwijk en Nieuwe Pekela bouwde een nieuwe school aan de Zuidwendingerweg. Daar onze school pas in 1914 klaar kwam, heeft het hoofd van de nieuwe school op de Zuidwendingerweg, de heer E. Meijer, eerst nog gewoond in bovenstaand huis en werd er voor de toenmalige Nieuwe Pekelder jeugd les gegeven in een oude school, totdat ze ging verhuizen naar de Zuidwendingerweg in Nieuwe Pekela.
U krijgt hier een goed beeld van Oude Pekela, hoe het er uit zag in die jaren.
De iepen langs de weg met het jaagpad voor de scheepsjagers.
Achter de bomen de tramrails, een smalle weg en geen trottoir.
Van al mijn zonnige koren
’Britannia’ en ’De Kroon’ twee bekende begrippen in het bedrijfsleven van Oude Pekela.
Beide bedrijven werden gesticht als strokartonfabriek:
’De Kroon’ in 1901 en ’Britannia’ in 1913. Zij waren niet de eerste van de vele strokartonfabrieken die in Oude Pekela en in het overige deel van de provincie Groningen werden gesticht – de eerste fabriek dateert uit 1869 – maar zij hebben beide de stormen van vroeger en nu zeer goed doorstaan.
Vóór de jaren zestig liep de ontwikkeling van beide fabrieken praktisch parallel met die van de gehele bedrijfstak in de provincie Groningen. Wie daarvan meer wil weten,
leze het gedenkboek dat in 1954 is uitgegeven ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Carton- en Papierfabriek voorheen W. A. Scholten N.V., dat niet slechts gewijd is aan het wel en wee van dit bedrijf, doch ook het ontstaan en de ontwikkeling van de gehele Nederlandse Strokartonindustrie tot in de jaren vijftig zeer uitvoerig beschrijft.
De genoemde fabriek ’Scholten’ zou, zoals hierna zal blijken,
nauw met ’Britannia’ en ’De Kroon’ worden verbonden.
Waren de beide laatst genoemde fabrieken aanvankelijk uitsluitend strokartonfabrieken, in 1962 stichtten zowel ’Britannia’ als ’De Kroon’ elk een fabriek voor de fabricage
van grijspapier, waarvoor als grondstof niet stro, maar oudpapier werd gebruikt.
In de laatste tijd raakte de verwerking van stro als grondstof steeds meer op de achtergrond. ’Britannia’ stopte met de verwerking van deze grondstof geheel en fabriceert sedert augustus 1973 uitsluitend grijskarton, terwijl bij ’De Kroon’ nog slechts een deel van de produktie strokarton is. De fabrieken ’Britannia’ en ’De Kroon’ hebben als eerste in de noordelijke kartonindustrie ingezien, dat nauwe samenwerking voor de toekomstige ontwikkeling, in het bijzonder in de E.E.G., geboden was. Op een moment dat beide bedrijven een sterke expansie hadden doorgemaakt en tot een gezonde financiële positie waren gekomen, besloten deze fabrieken een volledige fusie aan te gaan.
Dat was in september 1965.
Men besloot de samenwerking te realiseren door een ’holding’ op te richten, dit wil zeggen een nieuwe vennootschap, welke vennootschap de naam ’Verenigde Papier- en Kartonfabrieken Verpak’ kreeg. De vennootschap nam de aandelen van de bestaande bedrijven over, De ’Verpak’ N.V. zou dan verder als bezitster van deze aandelen het beheer over de vennootschappen ’Britannia’ en ’De Kroon’ gaan voeren, welke bedrijven als werkmaatschappijen bleven voortbestaan.
De combinatie had toen de beschikking over 4 kartonmachines, die wisselend óf strokarton óf grijskarton fabriceerden, 2 kartonmachines, die strokarton produceerden,
1 kartonmachine voor de fabricage van grijskarton en 2 papiermachines voor de vervaardiging van grijspapier. Dit nu gemeenschappelijke produktie-apparaat bood belangrijk meer mogelijkheden voor het rationeler produceren, onder ander
door specialisatie en het doorvoeren van een gemeenschappelijke planning.
Op het gebied van de research, alsmede het voorbereiden en uitvoeren van nieuwe projecten, zou men aanmerkelijke voordelen kunnen behalen, mede doordat
doublures konden worden vermeden.
In hetzelfde jaar nog werd van het aanbod tot overname van het gehele geplaatste aandelenkapitaal van de ’Cartonnagefabriek Van Opstal-Atlanta’ te Tilburg gebruik gemaakt en kreeg de ’Verpak’ daardoor een, zij het nog bescheiden, positie in de verpakkingsmarkt.
De toetreding van deze kartonnagefabriek tot het concern betekende de eerste stap tot zogenaamde ’verticale integratie’ d.w.z. de binding met een bedrijf dat een produkt van de
papier-en kartonfabrieken, in dit geval het stro-en grijskarton, verwerkt tot nieuwe produkten. Bij dit Kartonnagebedrijf waren dit in offset bedrukte dozen voor vele doeleinden.
Was de overname van de Cartonnagefabriek ’Van Opstal-Atlanta’ nog slechts één stap in de richting van verkrijgen van een positie in de verpakkingsmarkt door verticale
integratie, de in mei 1970 aangegane fusie met de ’Zuid-Nederlandsche Handelmaatschappij voorheen A. van Dam N.V’ daarentegen was van aanmerkelijk grotere betekenis.
De naam van deze, reeds in 1909 opgerichte, vennootschap gaf geen enkele aanduiding van het gebied waarop dit bedrijf werkzaam was, doch vermeld kan worden dat dit
bedrijf, als eerste in Nederland, de fabricage van dubbel beplakt golfkarton en de daaruit vervaardigde verpakkingen ter hand had genomen en op het moment van de fusie tot
één van de grootste golfkartonfabrieken in Nederland — met een zeer modern machinepark — kon worden gerekend, liet samengaan met dit bedrijf, dat verder vermeld zal worden als ’Golfkartonfabriek van Dam’ , bracht een belangrijk grotere verscheidenheid van de produktie en van andere aktiviteiten met zich mede, hetgeen van grote betekenis was voor de expansie van de vennootschap en de daaronder
ressorterende werkmaatschappijen; in dit geval ’Britannia’ en ’De Kroon’,
wier produkt grijspapier een zeer belangrijke grondstof is voor de fabricage van golfkarton.
Met als doel gezamenlijk een nog sterkere positie te verkrijgen in de bedrijfstakken, waarin de bedrijven van ’Verpak’ werkzaam waren, werd in april 1973 met
’Scholten Carton en Papier N.V.’ overeenstemming bereikt tot het aangaan van
een fusie, die zou worden gerealiseerd door een ruil van de aandelen ’Scholten’ in aandelen ’Verpak’. De ’Verenigde Papier-en Kartonfabrieken Verpak N.V.
’ werd, nadat de aandelenruil had plaatsgevonden, gewijzigd in ’Papier en Karton Holding Kappa N.V. ’
’Scholten Carton en Papier N.V.’ was, evenals ’Verpak’ een holding met werkmaatschappijen waar Karton, papier, golfkarton en massiefkartonnages werden geproduceerd – een vrijwel gelijke structuur dus – waardoor het gezamenlijk aandeel van
deze nieuwe combinatie 20 % van de landelijke produktie ging bedragen.
Een korte vermelding van de geschiedenis van de holdingmaatschappij Scholten Carton en Papier N.V. is hier op zijn plaats. Deze vennootschap is als zodanig in september 1962
opgericht als voortzetting van de reeds in 1879 door W.A. Scholten opgerichte vennootschap onder firma, waarin meer bedrijfsactiviteiten waren ondergebracht, waaronder een strokartonfabriek. Deze werd in 1905 van de andere ondernemingen afgescheiden en ging een eigen bestaan voeren onder de naam ’Carton-en Papierfabriek voorheen W.A. Scholten N.V.’ met fabrieken te Sappemeer.
Tot 1934 werden in dit bedrijf uitsluitend karton en papier vervaardigd uit stro; nadien werd in 1935, in een uitbreiding van de fabriek, de fabricage van grijspapier begonnen.
In 1972 werd in dit bedrijf de verwerking van stro geheel gestopt en overgegaan op de vervaardiging van karton en papier uit oud-papier.
In de loop der jaren werden door overname, fusie en deelname in de Holding Scholten, naast genoemde Carton- en Papierfabriek diverse werkmaatschappijen ondergebracht.
Op het moment van het samengaan met ’Verpak’ waren dat de ’Vedéna Golfcarton-en cartonnagefabrieken’ te Hoogeveen en de 50 % deelneming in de oud-papier groothandel ’Sicoma’ te Marum. De ’Vedéna’ op haar beurt was de samensmelting van de reeds in 1957 in het concern opgenomen ’Débee’ Golfkarton-en Papierwarenfabriek en de ’Nazeppo’ Cartonnagefabriek en Drukkerij met de in 1967 overgenomen ’Veendammer Cartonnagefabriek’, allen producenten van golfkartonnen dozen en massiefkartonnages.
Samenvattend voert de Papier-en Karton Holding ’Kappa’ N.V. thans het beheer over de volgende productie-bedrijven: de Carton-en Papierfabrieken ’Britannia’ en ’De Kroon’,
beide in Oude Pekela; de Carton- en Papierfabriek ’Scholten’ in Sappemeer; de Golfkartonfabrieken ’Van Dam’ in Helmond en ’Vedéna’ in Hoogeveen; alsmede de Kartonnagebedrijven ’Van Opstal-Atlanta’ in Tilburg en ’Vedéna’ in Sappemeer.
Het concern heeft thans de beschikking over 9 Karton- en 4 papiermachines, 4 golfkartonmachines met daarbij een groot aantal verwerkingsmachines voor de vervaardiging van golfkartonnen dozen, alsmede een moderne apparatuur voor de
verwerking van massief karton tot verpakkingsmaterialen.
In de loop der jaren is steeds in alle bedrijven aanmerkelijk geïnvesteerd door modernisering van de produktie-methodes en in uitbreiding van de capaciteiten van de apparatuur. Het totale personeelsbestand van ’Kappa’ is thans circa 1400 personen.
Aan de drang tot expansie is nog geen eind gekomen, gezien ook de plannen tot de bouw van een geheel nieuwe fabriek met uiterst moderne apparatuur en met grote capaciteit.
De verwachting is, dat deze plannen zeer spoedig zullen worden gerealiseerd en dat er dan voor een groot aantal mensen nieuwe werkgelegenheid zal komen.
Coöperatieve Cartonfabriek ’UNION’ U.A.
De coöperatieve kartonfabriek ’Union’ u.a. is in 1884 opgericht. In de jaren ’30 is, om een bredere basis te krijgen, een verwerkingsafdeling aan het bedrijf toegevoegd.
In 1962 is de ’Union’ in een compleet nieuwe fabriek gestart met de produktie van fluting, die wordt gebruikt voor de golf van de golfkartonnen dozen. De fluting, die onder het handelsmerk ’unimedium’ op de markt werd gebracht, bleek erg succesvol,
omdat het produkt kwalitatief kan concurreren met het golf pa pier, dat tot die tijd uit Skandinavië geïmporteerd werd en waarvan de grondstof uit hout bestaat.
De voornaamste grondstof van Unimedium is stro. Het eindprodukt is een tamelijk ’stijve’ papiersoort dat enorm snelle verwerkingsmogelijkheden biedt. Dit laatste is van groot
belang voor een moderne golfkartonmachine.
Een bekend ’Union’ produkt is de ’superboard’ doos, die waterafstotend is en zodoende bestand tegen het tropische en subtropische klimaat met zijn hoge relatieve vochtigheid.
Een ander specialiteit is ’Union’ kistboard, een golfkartonkwaliteit met een golfdoorsnede van 9 mm, die aan de binnen-en buitenzijde is beplakt met een zware laag kraftliner.
De doos is erg sterk en heeft daarom een grote stapelhoogte en zij heeft sterk isolerende eigenschappen. Daardoor is deze doos enorm geschikt voor de verzending van onder ander bloembollen en andere kwetsbare produkten,zoals electronische apparatuur.
Een aantal jaren was de verpakking alleen bedoeld als bescherming van de produkten, zodat deze tijdens het transport niet beschadigd werden.
Met de opkomst van supermarkets en cash-and carrybedrijven wordt er steeds meer aandacht aan het uiterlijk van de doos besteed. Om aan deze steeds hoger wordende eisen tegemoet te komen, is het bijzonder belangrijk, dat het bedrijf de beschikking heeft over een aantal specialisten en over hooggekwalificeerd personeel waardoor aan deze vraag kan worden voldaan.
Karton- en Kartonnagefabriek E. FREE & CO. N.V.
De uit Duitsland afkomstige Elso Free bouwde in 1904 zelf een
kartonfabriek E. FREE EN COMPAGNIE, komend vanuit de richting Winschoten,
de eerste kartonfabriek aan het Pekelder Diep.
De produktiecapaciteit van de drie kartonmachines bedroeg toen circa 4500 ton per jaar. In 1932, de onderneming was inmiddels een N.V. geworden, werden de drie machines omgebouwd tot twee efficiënter werkende kartonmachines, waardoor de produktiecapaciteit werd verhoogd tot 12.500 ton per jaar. In de oorlogstijd werd het bedrijf, wegens gebrek aan energie, gedwongen de produktie te stoppen.
Na de oorlogsjaren werd het bedrijf aanzienlijk uitgebreid.
De verwerking van karton tot verpakkingen voor diverse doeleinden werd in die jaren ter hand genomen. Inmiddels werd de produktie opgevoerd. Aangezien deze in sterke mate
wordt bepaald door de capaciteit van de stofbereidingsafdeling (ontsluiting door koken van stro) werd, mede gezien de werkomstandigheden voor het personeel, besloten tot de
aanschaf van een geheel nieuwe installatie voor strostofbereiding, die in 1959 in gebruik werd genomen. Ook thans is deze volautomatische ontsluitingsinstallatie geschikt om efficiënt strokarton te produceren. Een procesoperator bedient de gehele installatie. Voordien waren een tiental medewerkers werkzaam.
Natuurlijk heeft een dergelijke vooruitgang ook zijn keerzijde, maar wij waren van mening dat werkomstandigheden even belangrijk zijn dan werkgelegenheid.
Naast de mogelijkheid op moderne wijze strokarton te produceren, heeft Free en Co. N.V. de vraag gevolgd door tevens karton uit oud papier te gaan produceren. De huidige capaciteit van de twee kartonmachines bedraagt circa 25.000 ton per jaar; één der beide machines werd in 1964 vervangen door een geheel nieuwe, waardoor een aanmerkelijke grotere produktie werd bereikt.
In 1969 werd een begin gemaakt met de produktie van golfkarton en verpakkingen van golfkarton. Daarvoor werd in Stadskanaal een bedrijf overgenomen.
In datzelfde jaar werd aan de activiteiten toegevoegd de meer luxe tot zeer luxe verpakkingen, (verpakkingen onder andere voor parfums, grammofoonplaten).
Het produktie pakket ziet er, verdeeld over verschillende vestigingen, nu als volgt uit:
Oude Pekela – massief karton (stro en grijs) – verpakkingen van massief karton
Stadskanaal – golfkarton en verpakkingen daarvan
Elburg – luxe verpakkingen
Free en Co. N.V. telt ruim 200 medewerkers.
Het ligt duidelijk in de bedoeling de expansie der afgelopen jaren te continueren. Binnenkort zal uitvoering worden gegeven aan plannen die de kartonproduktie naar 30.000 ton per jaar zullen brengen, terwijl ook voor de kartonnage en
golfkartonnageafdelingen uitbreidingen zijn te verwachten.
Karton- en Kartonnagefabriek ’CERES’ B.V.
In het laatst der vorige eeuw werd de N.V. Ceres te Oude Pekela opgericht.
Er werd gestart met één kartonmachine, met een jaarcapaciteit
van ca. 5000 ton strokarton.
In 1905 werd een kartonfabriek te Ulrum gekocht, wat achteraf een zeer slechte aankoop bleek te zijn geweest. Ten gevolge van brak water was het niet mogelijk hier een goede
kwaliteit karton te fabriceren. Na vele jaren met verlies te hebben gewerkt, werd in 1912 besloten de fabriek te Ulrum af te breken en de machines over te plaatsen naar
Oude Pekela. Men bouwde hiervoor een nieuw gebouw.
In 1915 werd de N.V. Ceres verkocht aan een combinatie landbouwers die de fabricage toen voortzette op coöperatieve basis. Het was echter niet mogelijk met de fabriek een goede exploitatie van de beide machines te bereiken. In 1918, na het einde van de eerste wereldoorlog, werd de z.g. oude fabriek plus de daarin aanwezige machines verkocht en
werkte men weer verder met één machine, n.1. met die, die van Ulrum was overgeplaatst.
Het bedrijf floreerde echter nog niet goed, totdat men in 1923 een andere directie aanstelde. Onder leiding van deze directie en met medewerking van het bestuur werd een
tweede kartonmachine aangeschaft. Geleidelijk slaagde men er in, een beter resultaat te bereiken. Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog in 1939 had de Ceres zich opgewerkt tot een goed renderend bedrijf.
Na de tweede wereldoorlog heeft de Ceres zich speciaal toegelegd op het verwerken van het zelf geproduceerde karton. Om dit te bereiken, werd als eerste in 1954 overgenomen de N.V. Kartonnagefabriek Gebr. Sparreboom te Nieuwe Pekela.
Later werden hieraan toegevoegd de volgende kartonnagefabrieken:
’Gelria’ – Barneveld
Rocarto – Apeldoorn en Hoogeveen
Vrinten en Loman – Kaatsheuvel
Besin – Ermelo
Erica – Oude Pekela
He d riks – Antwerpen
Bivan – Antwerpen
Deze verwerkingsbedrijven verwerken momenteel aanzienlijk meer karton dan door het moederbedrijf Ceres kan worden gemaakt.
In 1971/72 werd de kartonfabriek gemoderniseerd, zodat de produktie momenteel, met twee machines, ca. 25000 ton per jaar bedraagt.
Aangezien het steeds moeilijker werd, van stro een goede kwaliteit karton te maken, werd tijdens deze ombouw tevens van de mogelijkheid gebruik gemaakt om van grondstof te
veranderen. Momenteel wordt er alleen nog grijskarton gefabriceerd op basis van oud papier. Tevens werd in dit jaar besloten de coöperatieve vereniging te liquideren en om te zetten in een B.V. en verder te werken onder de naam Karton en Kartonnage Industrie ’Ceres’ B.V. te Oude Pekela. De jaaromzet van het gehele concern zal ca. 40 miljoen gulden bedragen met een totaal personeelsbestand van ongeveer 500 personen.
De eigen research is bezig met het ontwikkelen van verschillende nieuwe verpakkingen, terwijl uitbreidingen van de kartonfabriek en de verwerkingsbedrijven op het programma
staan. De toekomst wordt met vertrouwen tegemoet gezien.
Een schat in onze handen
Touwfabriek ’De Volharding’ b.v.
De geschiedenis van ons bedrijf gaat vrij ver in het verleden terug.
Volgens ons ter beschikking staande gegevens werd omstreeks het jaar 1838 op dezelfde plaats waar nu ons bedrijf is gevestigd, een touwslagerij opgericht, waar door
middel van ‘het grote wiel van Michiel de Ruyter’ hennepgarens met de hand werden gesponnen, waarna vervolgens uit deze garens touw voor de scheepvaart werd gemaakt.
In Oude- en Nieuwe Pekela waren in die tijd vrij veel scheepswerven gevestigd en we kunnen gevoeglijk aannemen, dat deze werven ten behoeve van de tuigage van de toen gebouwde zeilschepen, goede en regelmatige afnemers van touw en troswerk zijn geweest. De ambachtelijke vervaardiging van garen en touw heeft zich staande gehouden tot enige jaren vóór de eerste wereldoorlog.
In het jaar 1913 werd door de toenmalige ondernemer overgegaan op een meer mechanische verwerking, hetgeen voor die tijd een grote verbetering betekende.
In 1916 werd de zaak omgezet in een Naamloze Vennootschap onder de weidse naam: Machinale Spinnerij en Touwslagerij ‘De Volharding’. Dank zij kapitaalsuitbreiding
werden een verdere mechanisatie in het bedrijf doorgevoerd, mede omdat de behoefte aan paktouw voor de industrie in ’t algemeen, en voor ons voor de strokartonindustrie in ’t bijzonder, gaandeweg in omvang toenam.
Tussen de beide wereldoorlogen beleefde de N.V., evenals vele andere bedrijven, een zeer moeilijke tijd en dat was mede de oorzaak dat eerst na beëindiging van de tweede wereldoorlog kon worden overgegaan tot een ver doorgevoerde modernisering en uitbreiding, liet spinnen van hennepgaren had intussen vrijwel geheel plaats moeten maken voor de verwerking van de sisalvezel, die bij wijze van spreken als grondstof voor de touwindustrie de wereld in snel tempo had veroverd.
Structureel noodzakelijke wijzigingen bleven ook ons niet gespaard.
De scheepsbouw was in deze regionen zo goed als verdwenen, tengevolge waarvan veel meer de nadruk moest worden gelegd op de fabricage van paktouw voor de industrie
en daarna geleidelijk, vooral ook mede tengevolge van de sterk opgevoerde capaciteit van ons bedrijf, op touw voor zichtmachines (bindertwine), weefgaren ten behoeve van de
fabricage van vloerbedekking, en last but not least op de produktie van het zogenaamde balenperstouw ten behoeve van het persen van hooi en stro.
Dit laatste produkt heeft op zijn beurt inmiddels de fabricage van bindertwine voor zichtmachines weer overbodig gemaakt, terwijl het gebruik van paktouw in de diverse sectoren vrij sterk is teruggelopen.
Zo zien we dus, dat in de loop der tijden telkens sprake is geweest van een bepaalde wisselwerking, waaraan de fabrikant zich tijdig dient aan te passen.
Gedurende de laatste jaren is in toenemende mate sprake geweest van toepassing van touw uit synthetische vezels, zoals polypropeen en polyetheen.
Het is vooralsnog moeilijk te voorspellen, welke invloed dit uiteindelijk zal hebben op
het totale gebruik van natuurlijke vezels, aangezien veel factoren hierbij een rol spelen.
De tijd zal dit waarschijnlijk moeten uitwijzen.
Rest nog te vermelden dat sinds het jaar 1961 ons bedrijf een deel is van het
Verto Concern te Rotterdam.
Steenindustrie Strating B.V.
Eeuwen achtereen trok de tichelmeester met enige getrouwen naar de bouwplaats van een kerk of klooster en bood daar zijn diensten aan. Indien liij de opdracht kreeg, zocht hij een goede tichelplaats op, die zo dicht mogelijk bij de bouw en bij de vindplaats van de klei gelegen was. Met het vormen van de natte vormlingen kon dan begonnen worden. Door helpers werden deze natte stenen op een terrein ter droging uitgelegd en wanneer zij voldoende hard geworden waren, werden zo’n 20.000 stuks in één grote stapel opgezet. Binnen in deze stapel werd een ruimte uitgespaard om er later het vuur in te brengen. Na een periode van voorzichtig opwarmen, wierp men dagenlang hout en turf in de vuurhaard, teneinde een zacht gebrande steen — de kloostertichel — als eindresultaat te verkrijgen. Deze procedure herhaalde zich zo vaak, tot alle benodigde stenen voor het bewuste bouwwerk gereed waren. Hierna konden de tichelwerkers het terrein schoon maken en vertrokken ze met medeneming van hun eenvoudige handgereedschappen naar elders om daar hun diensten weer aan te bieden.
Pas rond 1700 ontstonden de eerste ’vaste’ steenfabrieken in de buurt van de grotere wooncentra, omdat daar altijd welbouwwerkzaamheden werden uitgevoerd. De plaats van vestiging werd mede bepaald door de aanwezigheid van de grondstof klei
(rivieren of zeekusten) en de brandstof (turf).
In 1856 werd door de scheepsbouwers Hilbrandi en Holtman te Oude Pekela op de plaats van de huidige steenfabriek een ’tichelwaark’ gebouwd. De turf vond men nagenoeg naast de fabriek en de Dollardklei moest over een afstand van 7 kilometer met een houten scheepje worden aangevoerd. Het ging niet zo best met dit fabriekje en in 1880 werd het bedrijfje gekocht door G.H. Strating —ook een scheepsbouwer- , die meende dat de bakens verzet dienden te worden.
De aanwezige veldoven werd afgebroken en daarvoor in de plaats werden twee bakovens gebouwd, die in staat waren om samen zo’n 800.000 stenen per jaar af te branden. Een gedeelte van dit produkt werd met paard en wagen in de Pekel afgezet, terwijl de rest per schip naar Stadskanaal werd vervoerd. Een paard in een tredmolen leverde de aandrijving
voor een paar schamele machines, totdat in 1905 een stoommachine werd opgesteld. Doordat deze machine veel zwaardere werktuigen kon laten draaien, was het mogelijk
de produktie aanzienlijk te vergroten, mits er een andere oven gebouwd zou worden. Reeds in 1906 werd gestart met de bouw van een ringoven, die in staat was 3,5 miljoen
stenen per jaar af te branden. Deze oven had het voordeel, dat het vuur bij elke vulling niet steeds weer aan- en uit behoefde te worden gemaakt zoals bij een bakoven:
een ringoven werkt namelijk met een steeds doorgaand vuur (rondgang).
Door verdere verbeteringen aan machines, buitendrogerijen en intern transport steeg de produktie geleidelijk tot zo’n 6,5 miljoen stenen per jaar in 1939. Toch bleef het bedrijf in
zekere zin een seizoen bed rijf, omdat het nu eenmaal niet mogelijk was,
in de winter-periode tussen half oktober en eind maart natte stenen te maken en te drogen in de buitenlucht. Werkten er in de dertiger jaren in de vormperiode wel
35 mensen aan de fabriek, ’s winters moest zeker de helft van de mensen werk zoeken bij campagnebedrijven, zoals de aardappelmeelfabrieken.
Deze situatie bleef min of meer bestaan tot 1960, toen een begin werd gemaakt met de bouw van installaties voor kunstmatig drogen. Hierdoor werd men onafhankelijk van de
weersomstandigheden en zo werd voor het eerst het gehele jaar doorgeproduceerd.
Het gehele personeel kwam in vaste dienst en jaarlijks verlieten 13 miljoen stenen de fabriek. Maar er moest nog veel meer veranderd worden, omdat ook de automatisering zijn intrede deed. In 1972 stond op de plaats van de oude fabriek een totaal nieuw complex, in staat om 24 miljoen stenen per jaar te maken. Dertig mensen zorgen ervoor, dat het hele machinepark naar behoren werkt en daarmee verrichten ze wel totaal andere arbeid dan hun collega’s van de dertiger jaren.
Werden 100 jaar geleden de produkten in de naaste omgeving afgezet,
zo worden de Pekelder stenen geleverd door geheel Nederland en tevens
in het Noord-West gedeelte van WestDuitsland.
Het enige, wat gelijk gebleven is, is het feit, dat de stenen nog steeds van
Dollardklei worden gemaakt.
‘Haarmjong, goa ais even noar Scholtens om een gebakken vissie,
‘k Heb ja niks biezunders op boot’ram’ , zei moeke.
Na een lialf uur is Harm nog niet terug.
‘Scholtens het ’t zeker te drok. Hai zal wel’n zet wachten mouten’ , zegt pa.
Harm heeft ondertussen geconstateerd, dat de viswinkel gesloten is en fietst naar Nieuwe Pekela. Na vijf kwartier komt hij terug.
‘Mos Scholtens ze nog vangen? ‘ vraagt moeke.
En Harm: ‘Joa moeke, moar dat was ’t slimste
nait; ‘k mos hom nog helpen wurms zuiken’.
Hoe ontstaat een kleurenfoto in een boek?
Om een beelddrager te maken voor een kleurenfoto in een boek, worden met de camera uit een kleurenfoto of —dia de drie primaire kleuren plus zwart getrokken.
Zo worden van de kleuren blauw, geel, rood en zwart aparte beelddragers gemaakt
(zie foto’s 1 tot en met 4 links).
Daarna wordt de blauwe eerst gedrukt, daaroverheen de gele waardoor we
foto 1 en 2 rechts krijgen.
Daaroverheen weer de rode, waardoor we het resultaat 1, 2 en
3 krijgen en als slot de zwarte, wat het eindresultaat 1, 2, 3 en 4 geeft.
Drukkerij Hoekstra
Lourens Janszoon Coster sneed letters uit de schors van een boom, die vallend in het zand, hem op het idee van deboekdrukkunst bracht.
Zo leerden wij het althans op de school.
Ook nu zijn er nog velen die het precies zo doen, zij het dan in de meeste gevallen als hobby. Uit een stuk linoleum wordt datgene wat niet afgedrukt mag worden, verdiept weggesneden. Na het ininkten wordt dan, door er een vel papier met de hand of via een drukpers op te drukken een afdruk gemaakt.
Om te kunnen drukken is dus altijd een beelddrager nodig.
Dit procédé heet BOEKDRUK, of hoogdruk, omdat van een ’verhoogd’ beeld wordt gedrukt. Het heeft in wezen niets met het drukken van boeken te maken. De naam is ontstaan, omdat er met deze vinding oorspronkelijk boeken gedrukt werden.
ZEEFDRUK daarentegen is weer een heel ander procédé, dat eeuwen voor onze jaartelling reeds door de Chinezen toegepast werd. Het is sinds kort herontdekt voor het bedrukken van moeilijke materialen, zoals glas, hout, plastic, metaal enz.
De naam zegt het al: een stuk fijnmazig gaas (zijde of nylon), in een raam gespannen, wordt zo behandeld, dat die delen, die niet mogen worden afgedrukt, in het gaas worden dichtgemaakt (dit kan zowel met de hand als langs fotografische weg geschieden).
Met een rubber rakel wordt inkt over het gaas gestreken. Door de open delen in het gaas wordt het materiaal, dat er onder ligt, ’bedrukt’.
OFFSET is een geheel ander procédé. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de wetenschap, dat vet en water elkaar afstoten. Een aluminium plaat wordt zo bewerkt, dat die delen die
afgedrukt moeten worden, waterafstotend worden gemaakt en de andere delen vetafstotend. Deze aluminium plaat wordt, na plaatsing in de offset-drukpers, eerst ingerold met water; hierbij worden dus die delen van de plaat bevochtigd die vet afstoten en water opnemen. Daarna gaan er verschillende inktrollen over de plaat; deze voorzien de vet-aantrekkende delen van inkt, terwijl de met water voorziene delen de inkt afstoten, waarna de afdruk kan plaats vinden.
Offset heeft een enorme bijdrage geleverd tot de vooruitgang in de drukkunst.
En dat niet alleen. Hebben we bij boekdruk de dure beelddragers, letters en clichés, nodig, bij offset liggen de mogelijkheden heel wat gunstiger, bijna onbeperkt.
Daar de ’beelddrager’ voornamelijk fotografisch tot stand komt, is het mogelijk elke bestaande afbeelding, tekening enz. , ’op te nemen’. Een door U getypte brief,
eventueel met opgeplakte teksten en/of tekeningen in zwart-wit kunnen zonder meer worden vermenigvuldigd.
Ook de teksten van dit boek zijn getypt, zij het op een heel speciale typemachine, welke de mogelijkheid van 135 verschillende lettertypen heeft.
Met foto’s ligt het evenwel anders. Deze worden op een computer-bestuurde kamera gerasterd. Dit is nodig om de vele grijstonen weer te geven. Een gedrukte foto bestaat
daarom dan ook geheel uit punten. In de meeste gevallen zult U een loupe nodig hebben om dit te konstateren. De donkere delen van een foto bestaan uit grote punten,
terwijl bij de lichte partijen de punten heel klein zijn.
Ook KLEURENFOTO’S moeten, om afgedrukt te kunnen worden, gerasterd zijn.
Elke kleur hiervan moet afzonderlijk worden gedrukt. Hiervoor worden de drie primaire kleuren gebruikt, blauw, geel en rood, waarna nog een zwart raster nodig is om de diepte aan te brengen. Alle overige kleuren ontstaan door de drie hoofdkleuren over elkaar
heen te drukken. Hierbij speelt het raster een grote rol bij het samenstellen
van de vele kleurnuances.
Bij het bestellen van familiedrukwerk zullen zich in het algemeen weinig
problemen voordoen. Maar ook voor deze kategorie biedt offset de
mogelijkheid voor creatieve mensen.
Wilt U voor Uw zaak, vereniging of instelling reklame maken
(b.v. door middel van folders, prijscouranten, periodieken, catalogi, show-kaarten enz.),
of heeft U administratief drukwerk nodig, dan is het zinvol er op te wijzen, dat in drukkerijen een enorme hoeveelheid ’know-how’ is opgeslagen op basis van vele jaren zoeken en vinden van oplossingen voor de meest uiteenlopende drukwerkproblemen.
Daarom is het van het grootste belang het kontakt met de drukker zo snel mogelijk te leggen. Dat voorkomt problemen en financiële schade.
Het is niet alleen voor Oude Pekela en de regio, maar ook landelijk van essentieel belang, te weten, dat Drukkerij Hoekstra al deze beschreven drukprocedés in eigen bedrijf
toepast voor de meest uiteenlopende opdrachten.
Het machinepark bestaat uit de meest moderne machines, de beelddragers voor de boekdruk en de litho’s voor de offset worden in eigen bedrijf vervaardigd,
evenals lay-outs en werktekeningen.
De betonfabriek Fa. A.A. Waarheid en Zonen
Cement en beton:
Deze beide woorden zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden, want cement is het bindmiddel van het beton. Deze verbondenheid komt ook duidelijk tot uiting in de omschrijving van wat men als beton beschouwt:
BETON IS EEN ONDER TOEVOEGING VAN WATER VERHARD, INNIG MENGSEL VAN HET BINDMIDDEL CEMENT MET TOESLAGMATERIALEN, DOORGAANS BESTAANDE UIT
ZAND EN GRINT. Cement en beton zijn tenslotte de peilers, waarop het bedrijf van Waarheid rust.
Beton:
Als men in aanmerking neemt, dat de soortelijke gewichten van het cement en de toeslagmaterialen respectievelijk plus minus 3—1,6 en 7 zijn, kan men tevens uit het bovenstaande opmaken dat beton een harde materie met veel gewicht moet
zijn. Veel gewicht in figuurlijke zin heeft beton door zijn vele toepassingsmogelijkheden bij allerhande bouwwerken. Dit werd men zich in de loop der tijd dan ook terdege bewust, zodat niet alleen een nationale maar een internationale samenwerking ontstond.
In 1954 vond in Brussel het eerste Internationale Betoncongres plaats.
Op deze elke drie jaar te houden bijeenkomsten wisselt men onderling gegevens uit
op het gebied van de betontechnologie, een moderne wetenschap, gebaseerd op de historie, de praktijk en het laboratorium-onderzoek.
Het is deze wetenschap waarin men de vreemde benamingen kent zoals: Romeins cement, portlandcement, zwelcement en de soms grappig aandoende benamingen zoals:
schok-beton, slinger-beton, lichtgewicht-beton en het zo vaak gehoorde gewapend- en ongewapend beton.
Uit de historie:
De geschiedenis van het cement is reeds eeuwen oud en het gebruik van bindmiddelen voor het samenvoegen van steenachtige materialen, waardoor het bouwwerk een zekere
stabiliteit verkrijgt, dateert reeds van voor het begin van onze jaartelling.
Aanvankelijk gebruikte men vooral de zogenaamde ’luchtmortels’ ,
dat wil zeggen mengsels van kalk, zand en water, die door de inwerking van koolzuur uit de lucht op de kalk, gingen verharden, zodat men er stevig metselwerk of beton mee kon maken, dat echter niet waterbestendig was. In die tijd moet men bij toeval ervaren hebben, dat bij verwerking van sommige soorten ’zand’, de verkregen mortels ook onder
water konden verharden. Dit verschijnsel deed zich voor bij toevoeging van vulkanische produkten, die later de naam ’hydraulische toeslagen’ kregen, omdat zij door de inwerking
van water verhardden en dit verharde produkt tegen water bestand bleek.
In de oudheid: Het zijn vooral de Romeinen geweest, die deze mortels op grote schaal hebben toegepast, zoals talrijke overblijfselen van door hen uitgevoerde bouwwerken, sommige zelfs nog in zeer goede staat, ook nu nog bewijzen. Over het bouwen in
de grijze oudheid en in de Romeinse tijd zijn maar weinig oorspronkelijke publikaties bekend. Behalve met de resultaten van diverse opgravingen heeft men daarom moeten volstaan met hele en halve passages uit diverse geschriften, bijvoorbeeld
sommige Bijbelboeken, de geschiedschrijvingen van Plinius en natuurlijk de architekt
uurhoeken van de Romeinse bouwmeester Vitruvius.
Verdere geschiedenis: Na de ineenstorting van het Romeinse rijk is er echter veel
van deze kennis en ervaring verloren gegaan. Nadien is er eeuwenlang op het gebied van de bindmiddelen weinig nieuws tot ontwikkeling gekomen. Eigenlijk verschilden de in
al die eeuwen gebruikte mortels, zowel de hydraulische als de niet-hydraulische, maar weinig van die uit de Romeinse tijd. Dit bleef ook nog zo toen aan het einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw verscheidene onderzoekers zich gingen bezighouden met de hydraulische toeslagen en hun werking. Weliswaar gelukte het toen om min of meer fabrieksmatig hydraulische bindmiddelen te vervaardigen, maar vanwege de overeenkomst werden die toch Romeinse of Romaanse cementen genoemd.
Omstreeks het begin van de vorige eeuw waren er in Engeland, Frankrijk, Amerika en
elders verscheidene van die fabrieken, waarin door verhitting van kalksteen ’cement’
werd vervaardigd. Bij voorkeur werd daardoor geen zuivere, doch een enigszins door klei en zand verontreinigde kalksteen verwerkt, omdat deze blijkens de ervaringen de beste resultaten opleverde. Onze tegenwoordige cementen zijn echter pas goed tot ontwikkeling gekomen nadat de Engelsman Aspdin in 1824 octrooi verkregen had op de vervaardiging van cement, waarvoor een mengsel van kalk en klei bij hoge temperatuur werd gebrand. Daar dit cement in verharde toestand, d.w.z. na de reaktie met water, wat betreft de kleur een grote overeenkomst vertoonde met de bouwstenen uit het gebied van de Engelse stad Portland, noemde Aspdin het door hem vervaardigde cement : ’Portlandcement’.
De volgende zeer belangrijke stap in de ontwikkeling, die leidde tot het cement dat wij tegenwoordig kennen, werd gezet door de Engelsman Johnson, die in 1844 zijn ervaringen met de fabricage van cement samenvatte in de conclusie ‘dat bij de fabricage van cement de gebruikte grondstoffen lot sinterens toe verhit moeten worden’, d.w.z. aan zulk een
hoge temperatuur blootgesteld, dat zij het begin van smelten vertonen.
Met het octrooi van Aspdin en met de conclusies en werkwijze van Johnson begon de vervaardiging van cement, zoals wij dat tegenwoordig kennen. Aan het einde van de 18e eeuw had men echter reeds vastgesteld, dat hoogovenslak, die bij de ijzerbereiding in hoogovens gevormd wordt, onder bepaalde omstandigheden eveneens hydraulische eigenschappen bezit. Aldus ontstond het ’hoogoven-cement’ , dat voor circa 2/3 uit
hoogovenslak en 1/3 uit port land cement wordt verkregen.
Cementsoorten:
Inmiddels zorgen zowel onze binnenlandse als de vele andere fabrieken in het buitenland voor een cement-assortiment, waarvan de meest gevraagde soorten zijn:
portland-cement, ijzerportland-cement, hoogoven-cement, natuur-cement, gesulfateerd-cement, aluminium-cement en trasport-cement.
Enkele bijzondere soorten zijn:
Romeins cement (wordt bij een temperatuur van 1000 — 1100° Celsius gebrand
van kalkmergels en is snelbindend).
Zwel cement (ondergaat tijdens de binding en de verharding een bepaalde
volume-vermeerdering) Magnesia cement (vervaardigd door branden bij
een temperatuur van 800 — 900° Celsius van magnesiet, versteent tot grote
hardheid en sterkte). Latex cement (toepasbaar voor rubbervloeren,
vastzetten van wand- en vloertegels).
De betonfabricage begint:
Gebruikmakend van één of meer soorten van deze cementen, begon men tegen het einde der 19e eeuw met de fabricage van beton. Het bouwen in gewapend beton, d.w.z. het
storten van een met water aangemaakt mengsel van grint, zand en cement rondom een stalen wapening, vierde in 1967 het eerste eeuwfeest. De Franse tuinman Monier kreeg in 1867 octrooi op de vervaardiging van bloembakken, bestaande uit een netwerk van ijzer, dat van een enkele centimeters dikke laag beton was voorzien.
Met dit officieel octrooi heeft Monier, ofschoon hij geen technische opleiding had ontvangen, de basis gelegd van het gewapend beton, dat in het tegenwoordige bouwen niet meer weg te denken is.
Ofschoon Monier door vrijwel iedereen beschouwd wordt als de eigenlijke ’uitvinder’ van het gewapend beton, waren zijn ideeën, zij het in een enigszins andere vorm, al eerder tot
ontwikkeling gekomen, ofschoon er in die jaren geen sprake is geweest van een praktische uitwerking daarvan. Eén van de bekendste constructies uit die tijd, die kennelijk tot de verbeelding spreekt en ook in bijna alle betonhandboeken ter wereld vermeld wordt, is het betonnen roeibootje dat de Fransman Lambot heeft vervaardigd voor de wereldtentoonstelling in 1855 te Parijs. Omstreeks 1904 lag het bootje van Lambot in een vijver in het departement Var (Z.O.Frankrijk) en dit werd door de kinderen en kleinkinderen van Lambot als een interessant speelobject beschouwd. Het is niet bekend of dit bootje nu nog bestaat. Er is echter in de vorige eeuw in 1887 in ons land een betonnen bootje vervaardigd, dat als één van de eerste — en misschien wel de allereerste — Nederlandse toepassingen van het materiaal ’gewapend beton’ is geweest. Dit bootje, vele malen gebruikt voor de eendenjacht, bleek nog een extra voordeel te bezitten, namelijk: ’dat het bij het inladen van jachthonden zo weinig schommelde.
’ Al sinds 1941 in de pelikanenvijver van Artis in Amsterdam in gebruik, ligt het daar als
een tastbaar bewijs van de duurzaamheid van gewapend beton en bovendien van het vakmanschap der bijna vergeten pioniers. Interessant, speciaal voor de Pekelders, is het te weten, dat de grote Lambot ook in Nieuwe Pekela een navolger heeft gekend. Het was omstreeks 1916 dat een daar toen nog wonende pionier eveneens een betonnen roeiboot vervaardigde. Voor hem en een paar jachtvrienden, creëerde hij een 3% tot 4 meter lange betonboot, die in een waterplas onder de gemeente Eext in Drente te water ging. Op dit moment ligt hij daar nog.
Naar Oude Pekela:
Die pionier kwam in 1927 naar Oude Pekela en kocht aan de Wilhelminawijk, de toen gesloten strokartonfabriek ’Wilhelmina’. Hij schaarde zich onder de enkele bedrijven in
ons land, die tegen het einde der 19e eeuw zich met de fabricage van betonwaren bezighielden en waarin na 1900 een algemene ontwikkeling tot bedrijfstak plaats vond.
De import van betontegels was aanleiding om de vervaardiging daarvan ook hier ter hand te nemen. Daarbij kwamen de steun en de adviezen van buitenlandse fabrikanten van
tegelpersen hem zeer van pas. Naast tegels, werden ook spoedig betonbuizen vervaardigd. Geleidelijk ontstond in Nederland een groep ondernemers, die zich toelegden op de fabricage van betonartikelen waardoor het programma werd uitgebreid met andere produkten, die vaak artikelen vervingen welke vroeger in natuursteen (zoals trottoirbanden) of in hout (zoals hekpalen) dan wel ijzer (zoals straatkolken) waren uitgevoerd. Het einde van de eerste wereldoorlog luidde een tijd in met gunstige aspecten voor de betonwarenindustrie. De door stagnatie in de bouw ontstane woningbehoefte en de noodzakelijke uitbreiding van steden en dorpen brachten een grote vraag naar allerhande betonartikelen, die op de industrie stimulerend werkte.
Vertoonde de ontwikkeling in de jaren 1920-1940 een geleidelijke stijging,
alleen afgeremd door de crisisjaren, na het einde van de tweede wereldoorlog
versnelde het tempo op spektaculaire wijze.
Modernisering:
De ellereerste aanvang na de oorlog ’40/’45 bestond uit het fabriceren van een soort briket van turfmolm en teer, dat geperst werd op de tegelpersen. Wegens het toen nog heersende tekort aan brandstof vonden deze ’Ersatz-kolen’ een gertige aftrek.
Kenmerkend voor de evolutie, die zich bij de betonwarenIndustrie vooral na 1945 voltrok, was de wijziging in de behuizing der bedrijven: de overgang van het oorspronkelljke ambacht, ondergebracht in eenvoudige werkplaatsjes en aangewezen op handkracht naar een moderne gemechaniseerde industrie. De verbeterde outillage, ondermeer voor het mengen en het mechanisch verdichten, leidde tot een verhoging van de kwaliteit, terwijl door verwarming in stoomkamers de verharding van het beton kon worden versneld en de produktie verhoogd. Deze verhoging van de produktie werd levens bevorderd door het gebruik van half-en volautomatische machines, waardoor in een zeer hoog tempo tegels, banden, buizen en betonstenen voor bestrating worden gemaakt.
De opmars van het beton is begrijpelijk door de bijzondere eigenschappen van dit produkt, want betonprodukten hebben een grote mate van bestendigheid, vergen weinig of geen onderhoud en laten, wat de vormgeving aangaat, grote vrijheid aan de ontwerper.
De pionier Waarheid heeft nu een hoofdbedrijf in Oude Pekela en stichtte in 1957 een filiaal te Sellingerbeetse. Het voordeel was de onmiddellijke nabijheid van zandwinning. Dit leidde later, samen met de onmogelijkheid tot uitbreiding in Oude Pekela, tot stichting van een filiaalbedrijf te Winschoten.
Het voordeel van deze stichting was de verbeterde aanvoer per schip van de grondstof grint, dat per auto wordt vervoerd naar het bedrijf te Sellingerbeetse, vanwaar als retourvracht de grondstof zand mee terug genomen wordt.
In verband met export naar West-Duitsland (vooral van betonstraatstenen) is de filiaal-ligging gunstig ten aanzien van de grensovergangen Ter Apel/Rütenbrock
en Bellingwolde/Rhede.
Het totaal aantal werknemers schommelt tussen 50 à 60 personen.
Een nadeel is de seizoen-gevoeligheid omdat bij vorst geen produktie mogelijk is.
De aanvoer van grint stagneert, wegens toegevroren waterwegen,
en de zandwinning vindt evenmin plaats.
Hoofdprodukt:
Als het meest in trek zijnde artikel was en is nog steeds de betonstraatsteen, die voor het behoud van landelijk schoon (thans bijzonder aktueel) beter in het landschap past dan de
zwarte asfaltweg. Dat specialisatie in de betonwaren-industrie plaats vindt, bewijst dit huidige hoofdprodukt. Voorheen fabriceerde men hier in groten getale: beton-regenbakken, beton-putringen en beton-dakpannen. Dit proces verschoof langzaam naar
beton-tegels, beton-buizen, beton-trottoir-en opsluitbanden. Gezien deze ontwikkeling in de betonwarenindustrie is het niet doenlijk ’allround’ te blijven omdat het bedrijf enorme
investeringen vergt en de markt waarschijnlijk niet meergehaald kan worden omdat anderen reeds op de markt zijn. Door specialisatie is kwaliteitsverbetering mogelijk, kan ook produktievermeerdering worden doorgevoerd en is prijsbeheersing mogelijk, aangezien de kostprijs per eenheid product beter in de hand kan worden gehouden.
Hoe lang de vraag naar de betonstraatsteen aanhoudt, is moeilijk te voorspellen. Wel wordt er een grote oplettendheid in de algehele ontwikkeling in de bouwwereld en de betonwarenindustrie in dit bedrijf gevraagd.
Dat betonwerkers bijzondere mensen zijn, bleek onlangs toen zo’n ‘betonman’ voor de controlerende arts stond en zijn hoofddeksel had op de plaats waar het hoort.
Zegt de arts: ‘Zet uw pet af! ‘
Geen reactie van de ‘patiënt’.
De arts opnieuw: ‘Versta je me niet?
Dan komt het antwoord: ‘Mit pedde op verstoa ‘k joe net zo goud! ‘.
Metaaldoekweverij Gebr. Drenth B.V.
Bij de metaaldoekweverij weeft men uiterst fijne metaaldraden tot een weefsel, dat veel gelijkenis vertoont met een zeef. Dit weefsel, lijkend op een stof dat men wel als ’horrengaas’ betitelt, wordt onder andere in de papierindustrie als zeef gebruikt.
Het bedrijf van de Gebr. Drenth B.V. werd opgericht in 1915 door ondermeer
de heer B.F. Drenth, toenmalig direkteur van de Strocartonfabriek ’De Kroon’,
als enige metaaldoekweverij in Nederland tot op heden.
De aanleiding hiertoe was de schaarste van koperdoeken tijdens de eerste wereldoorlog.
Door de oorlogsomstandigheden werd de aflevering van de eerste machines aanzienlijk vertraagd, zodat de produktie eerst veel later op gang kwam en pas in 1924 de eerste doeken konden worden afgeleverd.
Toendertijd bestond het leveringsprogramma uitsluitend uit koperdoeken; na de tweede wereldoorlog breidde zich dat uit met roest vrij staal en na 1955 ook met kunststof doeken. In de beginjaren is er nogal wat uitgebreid en in 1933 bleek de behuizing, in een der gebouwen van de Pekelder Machine fabriek te klein te zijn. In 1933 is men verhuisd naar de overkant van het Pekeler diep, waar eerder de scheepswerf van de familie Wortelboer gevestigd was. Ook na 1933 zette de uitbreiding zich voort en van tijd tot
tijd werd er een nieuwe hal bijgebouwd.
Ook het machinepark is meegegroeid; de weefbreedte varieert thans van W2 tot 15 meter. Beperkte de verkoop zich oorspronkelijk tot de Groninger Strokartonfabrieken, geleidelijk werden ook steeds meer doeken geleverd aan de Nederlandse Papierindustrie, terwijl momenteel een belangrijk deel van de produkten zijn weg vindt naar papier- , karton-, cellulose- , asbestcement- en chemische industrie over de gehele wereld.
In de fabriek werken circa 30 personen die allen in eigen bedrijf moesten worden opgeleid, omdat er elders geen scholingsmogelijkheden zijn.
Machinefabriek en Constructiewerkplaats W.J. Zwalve B.V.
Het bedrijf is ontstaan uit de grofsmederij die door de overgrootvader van de huidige direkteuren E.J. Zwalve en A. Zwalve n.1. Willem Jans Sebens Zwalve in 1821 werd gepacht en in 1823 gekocht van een zekere Mulder.
Willem Jans Sebens Zwalve was als soldaat ingelijfd geweest in het leger van Napoleon en was geboortig uit het Oostfriese Weener. Hij huwde met Grietje Jans Duin, wier vader masten blokmaker te Oude Pekela was en nazaat van een uit de Zaanstreek afkomstige mast- en blokmaker. In het bedrijf werden aanvankelijk gereedschappen gemaakt voor de veenderijen en landbouw, en scheepsbeslag voor de houten schepen, terwijl ook het grofsmeedwerk voor deze schepen, zoals ankers, werd vervaardigd.
De aanzet tot het huidige bedrijf kwam in de laatste jaren van de vorige eeuw, omdat voor de toen gestichte Kartonfabrieken machinale bewerkingen nodig waren voor eventuele
reparaties. In 1892 werden de eerste draaibank en schaafmachine aangeschaft, waardoor het bedrijf van karakter veranderde en een machinefabriek werd.
In die jaren werd ook begonnen met de constructie van bruggen over de veenkoloniale kanalen en stalen geraamten voor diverse fabrieken; daarmee werd het bedrijf tevens
constructiewerkplaats. In het begin van deze eeuw werd begonnen met het maken
van kleine binnenschepen en pramen, welke periode met de tewaterlating van het laatste schip, genaamd ’Jantje’ voor de heer H. Koster te Nieuwe Pekela, beëindigd werd in 1932.
In 1914 werd aan W.J. Zwalve en W. Endtz te Veendam een octrooi verleend op een aardappelrooimachine naar welke principes de meeste aardappelrooimachines nog worden vervaardigd. Na de eerste wereldoorlog werd eveneens begonnen met de
vervaardiging van opleggers en aanhangwagens voor het wegverkeer, waarmede de grondslag werd gelegd voor de constructie van wegtransportmiddelen,
nu het zwaartepunt van het bedrijf.
Ik heb gearbeid. Is dat genoeg?
Molen ’De Onrust’
De enige nog in onze plaats aanwezige molen ’De Onrust’ dateert uit 1785.
Toen begon de heer H.J. Klatter met de bouw. Toen het muurwerk was voltooid,
kwam van het stadsbestuur van Groningen het bericht de werkzaamheden te staken.
De heer Klatter mocht tot voltooiing overgaan, zodra hij verklaarde, dat zijn grond, waarop de molen zou komen, geen eigen, maar stadsgrond was.
De heer Klatter was wel genoodzaakt toe te stemmen en zo vergrootte de stad
dus weer haar gebied. De laatste molenaars zijn geweest de heer B. Huizing
en de heer Heeres. In 1960 is de molen gerestaureerd en in 1973 heeft een
tweede restauratie plaats gevonden.
Zoals op de foto te zien is, is de molen een pronkstuk in ons park.
Dorpshuis ’De Snikke’
Er is een tijd geweest, dat veel mensen in Oude Pekela alleen in hun werk bevrediging konden vinden. Sommigen raakten tot welstand, de meesten kwamen daar niet aan toe. En aan welzijn werd nauwelijks gedacht.
Toen in 1957 de eerste maatschappelijk werkster in de samenleving van Oude Pekela verscheen, begon men met een welzijnswerk, dat uitliep in de ‘Stichting Opbouw Oude Pekela’ Het doel van deze Stichting is de bevordering van het maatschappelijk welzijn van individu en samenleving te Oude Pekela, in het bijzonder, indien daarbij sprake is van een
sociale en culturele achterstand.
De Stichting kan thans beschikken over twee wijkcentra, ’de Boekenkist’ en
’de Brommelhörn’, terwijl het diensten centrum in het dorpshuis ’de Snikke’ is gevestigd.
De werkzaamheden die van de Stichting uitgaan, zijn zeer gevarieerd.
Naast het peuterwerk en clubhuis-buurtwerk, worden er onder andere vanuit
’de Snikke’ diensten verleend aan bejaarden en minder-validen.
Hoewel het maatschappelijk werk als eerste taak ter hand werd genomen,
is er nu ook een projekt dat zich bezighoudt met de opvang en begeleiding
van werkloze jongeren. Er worden adviezen gegeven bij zogenaamde inspraakavonden
en aan de kunstzinnige vorming van jongeren en ouderen wordt leiding gegeven.
Het spreekt vanzelf dat de kring van medewerkers in de loop der jaren geweldig is gegroeid. Naast ongeveer twintig vaste personeelsleden, zijn er tientallen anderen die vrijwillig hun schouders onder dit opbouwwerk zetten.
Boven: van links naar rechts:
J. J. Koerts t – J. Tuzee – G. H. Feijen f – B.G. Meijer t
Midden:
B. J. Scherphuis, – Leo Drent h] – A.A. Waarheid –
H. K. A. Klasen f – V.W. Wollerich f – B.J. Baalman t
Onder:
H. Zuidhof t – H. de Jonge – H. R. Stuut t -J.H. Dijkhuizen
Late zon
’De Molenhof’
Het verzorgingstehuis ’De Molenhof’ is tot stand gekomen op initiatief van de Gemeente Oude Pekela en de Nederlandse Centrale voor Huisvesting van Bejaarden te Amsterdam.
De exploitatie van het tehuis is in handen gelegd van een plaatselijke Algemene Stichting.
Het gebouw geeft huisvesting aan circa 117 bejaarden.
47 van de huidige bewoners hebben op 8 juni 1967 de officiële opening meegemaakt.
De gemiddelde leeftijd is plusminus 81 jaar.
’De Molenhof biedt werkgelegenheid aan circa 45 personen (waarvan 19 part-time) voornamelijk afkomstig uit de Pekela’s.
Bij het tehuis staan 54 bejaardenwoningen voor zelfstandige bewoning.
Gedenk te leven
Vereniging ’Het Groene Kruis’ , afd. Oude Pekela
De plaatselijke afdeling van de Vereniging ’Het Groene Kruis’ heeft zich sedert haar oprichting op 18 april 1902, steeds in een zeer brede belangstelling van de bevolking van Oude Pekela mogen verheugen.
Daaruit blijkt dus wel dat de vestiging van de plaatselijke afdeling, die destijds in overleg en in samenwerking met de Provinciale Groninger Vereniging ’Het Groene Kruis’ , tot stand kwam, in een werkelijke behoefte heeft voorzien. Vermeldenswaard is daarbij nog dat de Pekelder afdeling destijds als één der eerste vestigingen van het Groene Kruis in de provincie Groningen, werd opgericht.
Het doel der Vereniging is, zeer algemeen gezien, hulp en bijstand te verlenen aan zieke plaatsgenoten, zonder onderscheid in rang of stand, door daartoe bevoegde wijkverpleegsters. Als de voornaamste taken kunnen worden genoemd:
Verpleging en verzorging van zieken aan huis, de zorg voor moeder en kind, zoals kraamzorg, zuigelingenzorg, kleuterzorg, de zorg voor volwassenen en ouden van dagen,
de zorg voor de geestelijke volksgezondheid, de zorg voor lichamelijk gebrekkigen,
reuma- en kankerbestrijding.
Bovendien kunnen patiënten gratis gebruik maken van door ’Het Groene Kruis’ in voorraad gehouden materialen, zoals ledikanten, matrassen, krukken, enz., een en ander uiteraard op medisch advies. Daarnaast wordt door de zusters assistentie verleend bij
inentingen, tegen pokken, diphterie, enz., terwijl verder verscheiuene cursussen ten dienste van de volksgezondheid worden verzorgd, en in overleg met de gemeentelijke
autoriteiten periodieke bevolkingsdoorlichtingen op tuberculose worden georganiseerd.
En dit alles tegen betaling van een per gezin relatief zeer laag gestelde kontributie.
Dat ’Het Groene Kruis’ in Oude Pekela een vooraanstaande plaats in de gezondheidszorg bij de bevolking inneemt, blijkt wel uit het feit dat, op enkele uitzonderingen na, vrijwel
ieder gezin in Oude Pekela lid van onze Vereniging is.
Teneinde de gezondheidszorg in de toekomst nog effectiever te kunnen doorvoeren, is het Hoofdbestuur te Groningen doende, een districtsvorming te realiseren,
dat wil zeggen het vormen van grotere regionale eenheden, met behoud evenwel
van het autonome karakter van de plaatselijke afdelingen.
Dokter: ‘Onmiddellijk bloedtransfusie’.
Patiënt: ‘k heb ja gust er nog bloudworst et’n…’
Wees jij weer kind, als in ’t begin
ONDERWIJS EN ONTWIKKELING
1: De stichting Schooladvies- en Begeleidingsdienst Oostelijk Groningen
‘Bij wijze van proef en vooruitlopend op wat er in de toekomst eventueel landelijk nog zal gebeuren, zal de regering steun verlenen aan de oprichting van een schooladviesdienst in
Oost-Groningen’ – drs.11. Veldkamp op 12 oktober 1970
Data en feiten :
29-3-1971 : De Stichtingsakte wordt gepasseerd.
1- 7-1971 : De administrateur treedt in dienst.
2- 8-1971 : De dienst start haar werkzaamheden.
12-1-1972 : Het eigen gebouw wordt geopend door mr.C.van Veen, minister van Onderwijs en Wetenschappen.
1973 : 15 gemeenten in Oost-Groningen, waarin 100 kleuterscholen, 130 basisscholen en
40 scholen voor voortgezet onderwijs, hebben zich bij de Stichting aangesloten.
1-2-1974 : 24 medewerkers zijn bij de Stichting in dienst.
Een 100 % subsidie van f 1.200.000,- is aangevraagd.
Activiteiten :
Van de vele werkzaamheden die de Stichting stimuleert en organiseert, noemen we hier:
a. Projekt aansluiting Koba
Genoemd projekt heeft met name ten doel de overgang van de kleuterschool naar de basisschool vloeiend te doen verlopen.
Door dit project kan het ontwikkelingsproces van de kleuters op de basisschool logisch aansluiten op de beëindigde periode op de kleuterschool.
Een projekt Bavo zal de aansluiting nagaan van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs.
b. Projekt lezen
Het doel van dit projekt is, het voortgezet leesonderwijs op de basisscholen te verwezenlijken en een eerste aanzet te geven om te komen tot doorbreking van de jaarklassen (flexibele schoolorganisatie). Om dat te realiseren wordt in een schooljaar een aantal centrale bijeenkomsten met demonstratielessen belegd, waarin o.a. onderstaande leesvormen aan de orde komen:
– technisch lezen, moeilijke woorden te kunnen lezen.
– voordrachtslezen, goede voordracht, niet opdreunen.
– begrijpend lezen, te leren begrijpen wat er gelezen wordt.
– studerend lezen, hoe ze tekst moeten lezen, tevens voorbereiding voor voortgezet onderwijs.
– groepslezen, discussiëren naar aanleiding van leestekst om inhoud te overdenken.
– forumlezen, het leren luisteren, vragen en zich leren uiten.
Vooruitzichten:
Daarna worden door de projektleider lessen bijgewoond.
In een nabespreking met het volledig schoolteam worden die lessen doorgesproken. Bijzonder belangrijk voor taalbeheersing en taalvorming is, dat ook verschillende
gesprekstechnieken in deze lessen een funktie krijgen.
Verder zal er uitbreiding naar taal plaats vinden, waarbij ook de Groninger streektaal aan de orde zal komen. Uit dit summier overzicht blijkt de bijzondere betekenis van dit instituut, dat sterk gericht is op de gehele regio. Door informatiebezoeken en het leggen van contacten is langzamerhand een inzicht ontstaan in de algemene problemen van de streek en van de mogelijkheden die het onderwijs biedt in deze problematiek.
2. De scholen
De gemeente telt aan basisonderwijs 4 openbare scholen, 1 christelijke nationale school en 1 rooms katholieke school.
Het aantal kleuterscholen bedraagt respectievelijk 3, 1 en 1,
In hun maandelijkse contacten brengen de hoofden van scholen diverse
onderwijskundige problemen ter sprake.
Ook bestaat er een nauwe samenwerking tussen basisonderwijs en het plaatselijke voortgezet onderwijs (M.A.V.O.).
Om het contact ouders – school te intensiveren, geven de
basisscholen enkele keren per cursusjaar een schoolkrant uit.
Door nauw overleg en samenwerking tussen leerkrachten en ouders wordt getracht de ouderparticipatie enige gestalte te geven.
Het recreatieve aspekt van het onderwijs krijgt in onze gemeente eveneens de verdiende aandacht. Dit moge blijken uit verschillende buitenschoolse aktiviteiten, zoals schoolvoetbal, schoolsportdag, schoolzaalhandbal en schoolzwemwedstrijden.
Bij de organisatie van deze gebeurtenissen wordt er een beroep gedaan op
de betreffende sportverenigingen.
In dit verband mogen ook de schoolconcerten voor de basisscholen niet onvermeld blijven. Leerkrachten van kleuter-en basisonderwijs kunnen met recht trots zijn in deze fraaie gemeente te kunnen en mogen werken aan de vorming en ontwikkeling van het schoolgaande kind.
Voor het voortgezet onderwijs is er een Mavo-school in Oude Pekela.
De leerlingen, die van de basisscholen naar het l.b.o. (lagere technische school, huishoudschool enz.) gaan, kunnen naar Nieuwe Pekela of Winschoten.
Alle andere leerlingen gaan naar de brugklas van de Mavoschool te Oude Pekela.
Deze school werkt namelijk samen met de Openbare Mavoscholen te Bellingwolde en Scheemda, met de Chr. Mavoschool te Winschoten en de Scholengemeenschap te
Winschoten (mavo – havo – v.w.o.).
De leerlingen van de brugklassen aan al deze scholen werken met dezelfde boeken, dezelfde proefwerken, dezelfde beoordeling enzovoorts. Hiervoor is veel overleg nodig en daarom worden er veel vergaderingen gehouden, zowel door de direkties van de scholen als door de leraren. Aan het eind van het brugjaar kunnen de leerlingen in overleg met de ouders geplaatst worden op de Mavo 3-jarige afdelingen Mavo 4-jarige afdeling van de school in Oude Pekela, of op de 2e klasse van het Havo – v.w.o. te Winschoten of op het l.b.o. Alleen de school in Oude Pekela en de Chr. Mavo-school te Winschoten hebben een 3-jarige afdeling van de mavo.
De leerlingen van mavo 4-jarige afdeling met einddiploma kunnen ook geplaatst worden op de 4e klasse van de havo van de Scholengemeenschap te Winschoten.
Deze unieke samenwerking in Oost-Groningen is enig in ons land en wij werken, zoals de mammoet van Cals het wenst.
Op de Mavo-school in Oude Pekela wordt naast de studie ook veel gedaan aan toneel, muziek, sport, enz. Er worden sportdagen gehouden met andere scholen samen,
en men bezoekt geregeld schoolconcerten en schouwburgvoorstellingen.
De school is een oud gebouw, maar de lokalen enz. zijn uitstekend onderhouden en er zijn goede voorzieningen, als huiidrecorders, dia-projectors, filmtoestel, televisietoestel, radio. Om de twee jaar wordt er een meerdaagse instruktieve schoolreis georganiseerd.
De laagste klasse(n) gaan naar Brabant of Limburg, terwijl de hogere klassen vaak naar het buitenland gaan: de Ardennen, de Eifel, de Harz enz.
Er worden bezoeken gebracht aan belangrijke fabrieken, havenwerken enz., opdat de leerlingen zoveel mogelijk zien en leren. Het onderwijs in Oude Pekela, gevarieerd in vele opzichten, laat dus een moderne aanpak zien, die zeker niet onderdoet voor het onderwijs in grotere plaatsen. Naast de normale spreekuren voor de ouders, houden de schoolarts en de direkteur ongeveer één keer per maand een spreekuur. De opvoedkundige en leermoeilijkheden van de pupillen kunnen door de ouders besproken worden, zowel met de schoolarts als met de direkteur. Dit spreekuur met de schoolarts op die manier is wel uniek en er wordt veel gebruik van gemaakt.
Naast de officiële ouderavond in oktober wordt er in december een mavo-feestavond georganiseerd voor de ouders en de leerlingen.
Deze avond wordt verzorgd door de leerlingen. Ze spelen toneel, ze doen gymnastische oefeningen, voeren een musical op, zingen, musiceren enz.
Ook de oudere mensen in Oude Pekela profiteren er van, want dezelfde toneelstukken enz. worden ook opgevoerd op de middagen van de ouden van dagen in onze gemeente.
Tevens kan nog gememoreerd worden dat een muur in de zaal van het cultureel centrum ’De Snikke’ ook door leerlingen van de mavo-school onder leiding van de tekenlerares
van wandschilderingen is voorzien.
De Feiko Clockschool :
De Feiko Clockschool voor kleuteren basisonderwijs aan de Apollolaan, officieel in gebruik genomen in september 1973. In samenwerking met de dienst gemeentewerken werd de entourage rond het complex ontworpen door een tweetal kunstenaars.
De school beschikt over een gemeenschapsruimte en documentatiecentrum.
Het grondoppervlak voor de school is beplant met heide door medewerkers
van de plantsoendienst en leerlingen.
Biologieleeraar:
….daar, waar de bijen geen water kunnen vinden, b. v. op de heide, plaatst de bijenhouder een bus ‘of enig ander vaatwerk’. Een langzaam druppelende kraan voorziet een ondiepe groef in een plank van water, de z.g. bijenkroeg….
Pietje: Zit op ’t ênde zeker ’n dikke ‘ommel as oetsmieter ….
Wij hebben een hoofd – en een hart
De Stichting ’Uitleenbibliotheek’
Wie ’De Snikke’ op maandagmiddag of donderdagavond binnenwandelt,
zal daar heel wat bezoekers vinden, die langs de boekenrijen lopen, om een boek voor ontspanning en ontwikkeling, voor hobby of studie uit te zoeken.
Zelfs voor kinderen vanaf 4 jaar is er lektuur aanwezig.
Het is moeilijk in cijfers uit te drukken, wat een uitleenbibliotheek voor een dorpsgemeenschap betekent. Wel staat vast, dat door het raadplegen van naslagwerken, het bladeren in tijdschriften en fotoboeken, de interesses van de bevolking
in het algemeen sterk toenemen.
Men kan zich, tegen geringe kosten, laten inlichten over alle mogelijke onderwerpen.
En er wordt daar in ’De Snikke’ door alle leeftijdsgroepen een behoorlijk gebruik gemaakt
van de gegeven mogelijkheden. Kortom, Oude Pekela zou het niet meer kunnen stellen zonder deze bibliotheek.
openingsuren:
maandag
voor volwassenen: 3.00 – 6.00 uur
voor de jeugd: 3.00 – 6.00 uur
donderdag
voor volwassenen: 6.30 – 8.30 uur
voor de jeugd: 3.00 – 6.00 uur
Levend mooi mens, geniet
Over sport en nog wat.
Accommodatie:
De gemeente Oude Pekela heeft diverse accommodaties op sportgebied, zodat er volop gelegenheid is, aan sport te doen:
a. Een sportveldencomplex met 4 voetbalvelden en een oefenveld. Het hoofdveld heeft taluds, aan één lengtezijde voorzien van treden. Op het sportveldencomplex bevinden
zich kleedgelegenheden met een kantine.
b. Een sporthal – ’De Wenakker’ – met uitschuifbare tribunes voor circa 600 bezoekers. Elke zaalsport kan er beoefend worden. In de hal bevinden zich weer kleed-en douchegelegenheden en een kantine met uitzicht op de hal zelf.
c. Twee moderne gymnastieklokalen, de Parkhal en de Eurohal.
d. Het Hendrik Oosterhuisbad, een prachtig aangelegd openluchtbad met een verwarmingsinstallatie, zodat ook bij minder goed weer gezwommen kan worden.
Het bad heeft mooie terrassen met een prachtige speelweide.
e. Een tennis-complex met 2 gravelbanen en een uitbreidingsmogelijkheid voor een derde baan. Naast de banen bevindt zich een eenvoudige, maar doelmatige kleedgelegenheid en een terras. Op de banen ondervindt men weinig last van de wind, door de dichte
begroeiing, welke direkt om de baan is aangelegd.
f. Een trimbaan zorgt ervoor dat men, hetzij in verenigingsverband of alleen,
de spieren kan losmaken.
g. Een ijs-en recreatiebaan, een uniek complex. Het is het enige complex op sportgebied, dat niet in het bezit is van de gemeente, maar in handen van een stichting.
Het geheel bestaat uit een holle asfalt-ringbaan, welke ’s winters onder water kan worden gezet. Is de baan dan bedoeld als ijsbaan, in andere perioden kan er op gespeeld
worden door kinderen. De baan is ideaal om er op te rolschaatsen,
terwijl hij ook gebruikt wordt als wieler-en skelterbaan.
h. Even buiten het eigenlijke dorp, richting Meeden, bevindt zich sinds kort een prachtige visvijver. Rond deze vijver is een begin gemaakt met de aanleg van een compleet bos,
zodat hier over enkele jaren een prachtig stukje natuurschoon zal komen.
Overzien we dit alles, dan valt alleen maar te zeggen, dat Oude Pekela zeker anders is dan vele plaatsen in Nederland. Er zullen namelijk niet zoveel plaatsen zijn, die verhoudingsgewijs zo’n magnifiek bezit aan sportaccommodaties hebben.
Voegen we daar dan nog aan toe, dat alle accommodaties, met uitzondering van één gymnastieklokaal en de visvijver, zich binnen een straal van 500 m van elkaar bevinden, dan begrijpt ieder dat het woord magnifiek zeker niet misplaatst is.
Organisatie:
De vraag die men zich nu kan gaan stellen is, of alles wel voldoende gebruikt wordt.
Om daar een antwoord op te krijgen, zou men eigenlijk zelf moeten gaan kijken.
Men zou dan zien, dat alle mogelijkheden steeds zeer intensief benut worden, waar dat mogelijk is. En het zijn niet alleen de sportverenigingen,
maar ook de scholen en de bedrijven die er veel gebruik van maken.
Alvorens de diverse verenigingen nu onder de loupe te nemen, willen we de organisatie van het Pekelder sportleven bekijken:
Het beheer van de velden, zalen en dergelijke is, behalve de ijs- en recreatiebaan,
in handen van de gemeente. Zij onderhoudt alles en int de huur van de gebruikers. Daartoe heeft de gemeente een speciale ambtenaar-sportzaken, die onder andere
moet zorgen voor een juist gebruik en verdeling van de sportcomplexen.
Om dit alles zo goed mogelijk te doen verlopen, zijn er voor de velden,
de sporthal en de gymzalen aparte beheerders.
De verenigingen in Oude Pekela zijn, op een enkele na, alle vertegenwoordigd in de gemeentelijke sportraad: een lichaam, dat tot taak heeft de sport in het algemeen te bevorderen en liet gemeentebestuur van advies te dienen.
Hij helpt verder schoolsportdagen mee organiseren en verzorgt sportuitwisseIingen met andere plaatsen. Daarnaast hebben twee leden van de sportraad zitting in het
bestuur van de ’Stichting ter bevordering van de sport, de cultuur en de plaatselijke belangen’. Deze Stichting tracht in samenwerking met de Pekelder Handelsvereniging gelden te verkrijgen die o.a. ten goede kunnen komen aan sportverenigingen.
Nu ook het woord Handelsvereniging gevallen is, dient te worden opgemerkt, dat ook de middenstand en de industrie in Oude Pekela veel voor de sport gedaan hebben en doen.
Diverse accommodaties en dan denken we met name aan het zwembad en de sporthal, zijn tot stand gekomen, mede dankzij de financiële steun van het Pekelder bedrijfsleven. Een hulp die trouwens ondersteund werd door de gehele bevolking.
Nimmer werd een vergeefs beroep gedaan op de inwoners om geld te geven voor betere en meer sportgelegenheden. Oude Pekela kan in dit opzicht zeker als een lichtend
voorbeeld voor vele andere plaatsen gelden.
1. Sportvereniging ’Sparta’
Als sportvereniging in 1926 opgericht, was deze vereniging vóór 1940 belangrijk op het gebied van de gymnastiek in deze streek. Men bezat bijvoorbeeld eigen toestellen die dan
zogenaamd verhuurd werden aan concurrerende klubs, maar aan het innen van de huur kwam men meestal niet toe. Al tijdens de oorlog werd er een handbalafdeling opgericht,
die nu als zelfstandige vereniging optreedt, waarover straks meer.
Het was deze vereniging die als eerste in de avondvierdaagse te Winschoten met bloemen werd binnengehaald. Bovendien had Sparta nog een primeur in Oost-Groningen.
In 1951 werd namelijk, in samenwerking met de muziekvereniging ’D.S.T.O.’ de eerste majorette-groep opgericht.
De vereniging, die in 1967 Koninklijk goedgekeurd werd, telt momenteel 330 leden en wil de sport in het algemeen, maar de gymnastiek in het bijzonder graag bevorderen.
2. Handbalvereniging ’Sparta’
Wat was het een primitief gedoe, toen Sparta met het handballen begon.
Een kleedgebouw was niet aanwezig en het speelveld moest vóór de wedstrijd door de spelers zelf van lijnen en netten worden voorzien.
Toch werd in die begintijd met veel geestdrift gespeeld.
Toen echter in 1959 een fijn sportveldencomplex in gebruik kon worden genomen,
brak er een glorieuze tijd aan voor de vele sportklubs, niet in het minst voor de toen sinds éénjaar zelfstandig opererende handbalvereniging, die haar veldhandbal met vele kampioenschappen zag bekroond. Ondertussen waren ook verschillende soorten zaalsport tot ontwikkeling gekomen. Moest men eerst nog naar ’stad’ om zaalsport te beoefenen, sinds 1969 kon in de nieuwe sporthallen van Oude Pekela Sparta zijn zaalhandbal gaan spelen. Helaas moest het veldhandbal verdwijnen, want tegen de concurrentie van de zaalsport kon het niet op.
Dat een dergelijke vereniging nogal wat financiële moeilijkheden krijgt, als men de posten vervoer, training en huur bekijkt, is duidelijk. Maar Oude Pekela zou niet anders zijn,
als niet de amateurs oogluikend wat steun toestonden vanuit het bedrijfsleven.
Door middel van schooltoernooien tracht men ook bij de jeugd belangstelling te wekken voor het zaalhandbal. Het bestuur realiseert zich, dat voor een goede handbaltoekomst men nu reeds de jeugd moet inspireren.
Arbeiders Sportbond
Oude Pekela heeft nog een belangrijke sportvereniging, namelijk de Sportvereniging Arbeiders Sportbond, opgericht in december 1928.
Zij is nog een van de zeer weinige verenigingen die de volle naam Arbeiders Sportbond draagt, en met ere! De Arbeiders Sportbond in Oude Pekela is een bloeiende vereniging met een afdeling gymnastiek van ongeveer 250 leden, en een afdeling wandelen met zo’n 130 leden. De vereniging heeft een speciale heren-en damestrimgroep,
met daarnaast de normale turngroepen en twee selectiegroepen.
Dat de A.S.B. een bloeiende vereniging is, komt altijd sterk naar voren, wanneer de Sportbonders één of andere aktie organiseren. Dan brengt het bestuur op één dag gemakkelijk 50 ê 60 man op de been om zo’n aktie te doen slagen, en
dit is het teken van een hechte band in de vereniging.
Voetbalvereniging Noordster
Voor de voetbalsport is Noordster in wijde omgeving een begrip.
Meer dan 50 jaar heeft deze klub via de voetbalsport meegewerkt
aan de culturele motivatie van de Pekelder bevolking.
De vereniging telt momenteel ongeveer 500 werkende leden,
komende uit diverse milieus en van alle gezindten. Ook verschillen op
politiek terrein leveren geen problemen op.
Een foto van de feestcommissie en bestuursleden van de voetbalvereniging Noordster
ter gelegenheid van het 10- jarig bestaan in mei 1930.
Ter gelegenheid van dit lustrum hebben de heren Hagen Schetsberg en Henny Vrieze
de bekende revue geschreven ‘Hallo Noordster’ die met zeer veel succes vele malen
is opgevoerd, zelfs buiten Oude Pekela. Op een grote trailer van wijlen
de heer Harm Fruitema transporteerde men de decors en attributen alsmede
de spelers naar de plaatsen van uitvoering.
Op de foto staan op de achterste rij van links naar rechts:
Wubbe Bots, Evert Jan Scholtens, Aaldrik Vosman f, Heiko Mulder t, en Mans Bos.
zittend:
Adolf de Jonge f, Jan Zweep, Hendrik Frinkel, Willem Frans t, Hendrik Kuiper
en Albert Niewold.
Pupillen, dames, junioren en senioren worden wekelijks enkele keren in de gelegenheid gesteld, zich in hun hobby uit te leven.
Nevenaktiviteiten zijn onder andere het houden van contacten ontspanningsavonden, deelname aan landelijke spelregeltests en het houden van kampweken voor de pupillen.
Pekelder zwemclub ’Hatweeo’
De naam is ontleend aan het scheikundig symbool voor water (H2O)en de klub dateert van 27 augustus 1963. Er wordt in de zomer twee avonden per week getraind in het
’eigen’ Hendrik Oosterhuisbad, maar in de winter moet men gebruik maken van de overdekte in Veendam. Aan twee soorten zwemwedstrijden wordt er deelgenomen,
de hieronder genoemde Regionale Zwemwedstrijden en de Recreatieve Zwemwedstrijden. Bij deze laatste wedstrijden wordt vooral de nadruk gelegd op de ontspanning in groepsverband. De groep die voor al de onderdelen in een vierkamp
de meeste punten behaalt is winnaar.
Bij de eerste soort zwemwedstrijden moet men medisch gekeurd worden en een medische verklaring kunnen overleggen voor het verkrijgen van een startvergunning.
Door te weinig belangstelling wordt er niet veel gedaan aan het waterpoloën.
Wel wordt er voor de basisscholen een waterpolotoernooi met aangepaste spelregels georganiseerd, evenals schoolzwemwedstrijden.
Een aktief jeugdbestuur – het grootst aantal leden is beneden 16 jaar – zorgt voor de gezellige kant door het organiseren van contactavonden en tippel-en speurtochten.
Het klubblad ’De Roegbainer’ is eveneens een uitgave van het jeugdbestuur.
Wist u . . .
– dat ’Hatweeo’ mee de stoot heeft gegeven tot de regionale zwemwedstrijden?
— dat deze zwemcompetitie zich thans uitstrekt tot over bijna de hele provincie Groningen en een deel van de provincie Drente?
– dat het zwempeil zó is opgevoerd, dat klubs uit de stad Groningen
niet meer de hegemonie hebben?
— dat gebleken is, dat ’Hatweeo’ al tien jaar geleden in dit
opzicht baanbrekend werk heeft verricht?
De tennisvereniging
De L.T.C. Oude Pekela is een bloeiende tennisvereniging met circa 75 leden.
Het is een vereniging die veel aandacht aan de jeugd besteedt.
Kinderen vanaf zes jaar kunnen toetreden tot de vereniging en worden met speciaal gerichte oefeningen vertrouwd gemaakt met de tennissport.
Ook voor ouderen, teenagers zowel als volwassenen, bestaat de mogelijkheid tot het nemen van tennislessen. ’s Zomers wordt er buiten getennist op de twee prachtig
gelegen tennisbanen, terwijl er ’s winters in de sporthal ’De Wenakker’ tennismogelijkheden bestaan.
Volleybalvereniging ’Volop’
Toen men, nog geen vijf jaren geleden, pogingen in het werk stelde, een volleybalvereniging op te richten, kon men nietvermoeden, dat deze klub een geweldige opgang zou maken. Het aantal leden bedraagt nu 110, verdeeld over tien teams,
die alle meedoen aan de competitie van de Nevobo.
Bovendien bestaat er een trimgroep voor dames en een voor heren.
In de korte tijd van het bestaan speelt het eerste damesteam in de 1e klasse van de afdeling en staat hier ongeslagen bovenaan. Het eerste herenteam speelt in de 1e district klasse en neemt deel aan de promotiepoule, waaruit één of meer ploegen voor de landelijke 3e divisie moeten komen.
Volop organiseert zelf ook toernooien en neemt deel aan vele andere. Bovendien worden er jaarlijks een aantal uitstekend bezochte gezelligheidsavonden gehouden.
Wat is Karate?
Karate is een vorm van ongewapende zelfverdediging waarbij gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke wapens die de mens heeft meegekregen, zijnde handen, ellebogen, hoofd,
knieën en voeten. De drie hoofdvormen, zoals die heden ten dage bij het Karate worden beoefend, zijn:
a. Karate als Kunst van lichaamsbeweging.
b. Karate als Sport.
c. Karate als zelfverdediging.
Ook in Oude Pekela wordt deze zelfverdediging beoefend door de Karate Kyokushinkai klub ’No Miclii’ , dat betekent ’De weg van Karate’ of beter gezegd: ’De Levensweg’.
Als grondlegger van het hedendaagse Karate wordt beschouwd een Indiase Boeddhistische priester, Daruma genaamd, die omstreeks het jaar 500 voor Christus van India naar China reisde om daar de juiste vorm van het Boeddhisme te gaan onderwijzen.
Hij arriveerde na een reis van vele ontberingen in Chin-Lung, de hoofdstad van het Keizerrijk Ling, een van de vele rijkjes, waarin het toenmalige China was verdeeld.
Met de Keizer had hij al gauw verschil van mening over bepaalde leerstellingen van het Boeddhisme, waardoor hij het land werd uitgewezen.
Daarom reisde hij noordwaarts naar het Keizerrijk van Wei, waar hij arriveerde in het klooster van Shaolin-su. Een van de leerstellingen van het Boeddhisme is, dat lichaam
en geest onafscheidelijk zijn en dat men dan pas een goede Boeddhist is, als deze werkelijk één zijn. Omdat eenheid alleen bereikt kan worden door het lichaam aan strenge discipline te onderwerpen en te harden, voerde Daruma een trainingsschema in, dat ook een methode van ongewapend vechten inhield.
Deze gevechtsmethode, gekombineerd met de traditionele Chinese methodes, vormen de Shao-lin-ssu gevechtsmethode, de voorloper van de latere Chinese vorm van Karate.
Korfbal
Korfbal is de enige tak van sport die in teamverband door dames en heren wordt gespeeld. De Korfbalvereniging W.S.S. (Wij Spelen Sportief), aangesloten bij het K.N.K.V.,
doet zowel aan veldspel als aan zaalsport (micro-korfbal).
Voor het eerste zijn 12 spelers of speelsters nodig, voor het laatste acht, maar het microkorfbalspel wordt veel sneller gespeeld.
Met drie teams wordt met succes in de verschillende competities gespeeld, terwijl men ’s zomers wel viswedstrijden organiseert – zonder korf – , maar misschien met net.
Een winstgevende papieraktie zorgt ervoor, dat mede daardoor de financiën
op peil blijven.
Waar wij zaaien met dromen
Boer en Beat
De combinatie Boer en Biet mag niet zo vreemd lijken op het eerste gezicht als ’Boer en Beat’. Toch bestaat er in Oude Pekela een jeugdsoos, die enig in zijn soort is en zich
met deze fraaie naam siert. Hoe is men aan die naam gekomen?
Toen enige jaren geleden enkele jonge Pekelders een stunt uithaalden, door 275 uren achtereen op het dak van een schuur aan de Achterweg te zitten, was de buurman niet
direkt enthousiast. Langzamerhand werd het kontakt tussen de boer en de dakzitters inniger. Het gevolg was meer begrip voor de beat-jeugd, meer begrip voor de boer.
En zo ontstond een soort jeugdcentrum, dat natuurlijk de naam Boer en Beat ging voeren.
De boer had enige schuren leeg staan — de jeugd maakte er een onderkomen van.
De jeugd zorgde voor allerlei stunts — de boer organiseerde een instuif op enkele middagen voor de schooljeugd en gaf daar ’boerenlessen’ onder ander aan
zesdeklassers van een basisschool. De doelstelling van Boer en Beat, zo heeft de nestor van deze jeugdgroep gezegd bij de opening van de nieuwe discotheek die in een verbouwde kippenschuur werd ondergebracht is tweeledig:
1. De onderlinge verdraagzaamheid te ontwikkelen;
2. Meer begrip en vriendschap aan te kweken.
Een prachtig ideaal, ook een omstreden stelling blijkbaar, getuige reserves die de buitenwereld wel laat zien. Toch gaat ’Boer en Beat’ door, nu al drie jaar lang, zonder
enige subsidie, maar met veel inzet en enthousiasme van zowel de boer als de beat-jeugd.
Als de landerijen, rondom de oude boerderij van 1784 straks door het Staatsbosbeheer in een nieuw bos zijn herschapen, kan boer Begeman met recht spreken van een projekt met een sociaal-recreatieve funktie.
De mensen zijn alle ter kerke
Verschillende kerken is Oude Pekela rijk. De RoomsKatholieke kerk kent u van de schoolplaat: ’Een Groninger veenkolonie’. Dichtbij, waar de Erica heeft gebloeid, vindt
men de Gereformeerde kerk; aan de vroegere Evangelistenwijk thans Eltjenswijk,
de Vrij Evangelische Gemeente; aan de Scheepshellingstraat het nieuwe gebouw van het Leger des Heils en verscholen achter bomen aan de Wedderweg de oudste:
de Hervormde kerk, waartoe ook de Julianakapel behoort.
Eén godsdienstige gemeenschap is er niet meer; aan het bestaan van de Israëlische gemeente herinnert slechts het Joodse kerkhof en de oude synagoge.
Aan de verscheidenheid komt nog geen eind: op de grens met Nieuwe Pekela hebben de Luthersen hun kerkgebouw, terwijl in het buurdorp ook de Kerkelijke centra zijn van Doopsgezinden, Christelijk Gereformeerden en Baptisten.
De verscheidenheid heeft lange tijd betekend een absolute gescheidenheid.
Pas de laatste jaren is er op enkele gebieden een gelukkige samenwerking ontstaan, resulterend in een Raad van Kerken voor Oude en Nieuwe Pekela. De kerken vinden elkaar in evangelisatiearbeid, in de Wereldvredesgebedsdag, in de volkskerstzang.
Van bijzonder belang is het industrie pastoraat, een dienst in de industriële samenleving vanwege de kerken. De mens in het bedrijfsleven wordt zó benaderd, dat hij volledig mens
kan zijn, met arbeidsvreugde en verantwoordelijkheid.
Menselijke problemen zijn ten diepste geloofsproblemen en met de praktische toepassing daarvan willen de kerken zich ook graag bezig houden. Daarom zijn de kerken ook vertegenwoordigd in de Stichting Opbouw. Daarom willen de kerken een dienst verlenen aan mensen en intermenselijke verhoudingen.
Enkele jaartallen van de Hervormde kerk:
1683-1686 als zaalkerk gebouwd
ca. 1700 doophek-banken aangebracht
1783 de kerk vergroot en toren gebouwd
1804 de toren herbouwd
1821 een steen voor de schoolopziener H. Wester in het gebouw gemetseld
1895 het orgel gebouwd door firma Oeckelen Enkele jaartallen van de Sint Willibrorduskerk:
1895 gebouwd met circa 60 m hoge toren
1866 datering van het marmeren doopvont
ca. 1900 2 zijaltaren en beelden van beeldhouwer F.W. Mengelberg uit Utrecht
1916 de vloer aangebracht
Nederlands Hervormde kerk
De Nederlands Hervormde kerk is een zaalkerk (1683-1686), in 1783 volgens opschrift naar het oosten vergroot door de bouwmeester G. Kuyper op last der stad Groningen, met een toren, in 1804 blijkens een gedenkplaat herbouwd, eveneens op last der Stad door haar bouwmeester H. Verburgh; op deingangssluitsteen der kerk: 1683.
Rondboogvensters, inwendig een stuczoldering. De toren bestaat uit een vrij hoge stenen onderbouw, welke met afgeschuinde hoeken overgaat in een houten bovendeel van twee
open achtkante geledingen. De kerk bezit: Preekstoel met gedraaide hoek balusters,
bijbehorend achterschot en klankbord. Doophek en banken met enig snijwerk (ca. 1700).
Enkele zerken, de oudste (1756); in het gebouw gemetseld een steen voor de schoolopziener Hendrik Wester (1821).
Avondmaalzilver: twee bekers, waarvan een (merken: Groningen 1738, L. v. Giffen),
en een (1808); bekken voor Avondmaalscollecten (1807)
en een voor Doop en Avondmaal (1835).
Fraai orgel gebouwd in 1895 door de firma Oeckelen.
In de pastorietuin voetstuk (grafmonument? ) met de naam van de schoolopziener H. Wester.
Rooms Katholieke kerk:
Oude Pekela, Rooms Katholieke kerk Sint Willibrordus, gebouwd 1895 en gewijd 1896.
Architect N. Molenaar (leerling van P.J. Cuypers) 1850-1930.
Neogothische kruisbasiliek met 3/5 gesloten apsis en rechthoekige zijkapellen.
Toren circa 60 m hoogte met 2 nissen aan iedere zijde, frontalen en hoge naaldspits.
Bakstenen bundelpijlers met natuurstenen lijst ka pi telen kruisribgewelven.
Pijlers en gewelven als schoon-werk behandeld, muurvlakken gepleisterd.
Neogotische inventaris geheel in tact.
Hoog altaar, preekstoel en communiebank van franse zandsteen en marmer.
Twee zijaltaren en beelden van franse zandsteen allen werk van de Utrechtse
F.W. Mengelberg, beeldhouwer en glazenier 1837-1919.
Uit 1866 een marmeren doopvont.
De kerk heeft een bijzonder mooie vloer (1916).
De andere ramen werden suggestiefelijk daarvan in het schip voorzien van glas en lood ramen. De artistieke waarde van de neogotische kerken uit de vorige eeuw worden steeds meer gewaardeerd, dit omdat ze een duidelijk beeld geven van de vele stromingen en levensbeschouwingen uit de vorige eeuw.
Als een lang vergeten, vreeslijk verhaal
De Nederlandse Joodse gemeente omvatte de burgerlijke gemeenten Oude en Nieuwe Pekela. Het grootste aantal joden dat aangesloten was bij de gemeente bedroeg 373 in 1883. In 1791 werd reeds de eerste synagoge gebouwd achter een woning naast het voormalig gemeentehuis, welk gebouw in 1884 werd vervangen door een nieuwe vergaderplaats aan de overkant van het Pekelderdiep gelegen, bij de Hanekampswijk.
Vóór de synagoge werd gebouwd, was er al een Joodse gemeente die samenkwam in een particuliere woning. Ook de eigen begraafplaats moet uit de eerste helft van de 18e eeuw
dateren. Dat blijkt onder ander uit een mededeling in 1747, toen de Joden in de stad Groningen zich erover beklaagden, dat zij geen eigen begraafplaats hadden en genoodzaakt waren, hun doden met grote kosten naar Appingedam,
Pekela en zelfs naar Leeuwarden moesten vervoeren.
In 1821 werd de Pekelder synagoge aangewezen als centrale synagoge voor de omgeving, wel een bewijs dat de Joodse gemeenschap zeer sterk was.
De tweede wereldoorlog heeft van deze bloeiende gemeente niets overgelaten. Van de ongeveer 150 joden konden zich 11 door onderduiking redden. Slechts één kwam uit de hel van de concentratiekampen terug. De laatste leraar, A. Tonkman, heeft op een ontroerende manier het langzame einde van de Joodse gemeente in Oude Pekela op schrift gesteld. Zijn droevig relaas werd opgenomen in het grote
Memorboek op pagina 818 – 827.
Het gebouw van de synagoge werd met haar inhoud gedurende de oorlog grotendeels vernield. Wat nog overeind stond, werd na de oorlog verkocht.
De wereld die wordt nat
In de jaren dertig bestonden er nog veertien kleine waterschappen in de regio van
Oude- en Nieuwe Pekela. Elk waterschapje had één of meer molens in gebruik om een
klein deel van het land droog te houden. Maar dat lukte niet best. Want bijna elk jaar stonden honderden hectaren land onder water.
De afvoer via de verschillende wijken kon niet onbelemmerd geschieden.
Het water in het Pekelderdiep was te hoog, omdat bij de afwatering op de Dollard,
het water uit Westerwolde de stroom van het Pekelderdiep terugdrong.
Vaak moesten zandzakken voor de huizen worden gelegd tegen het binnendringende water. Zelfs is het gebeurd, dat een begrafenis aan de Roomse wijk op zoveel moeilijkheden stuitte, dat het lijk op een ladder moest worden vervoerd om
naar de weg gebracht te worden: de lijkwagen bleef in de modderpoel steken.
Het overkoepelend orgaan van al die kleine waterschappen, was het waterschap Pekel-A. Na de oorlog is door de Cultuurtechnische Dienst grote bedragen beschikbaar gesteld tot
drooglegging en verbetering van de gronden. In die periode ontstond het waterschap Nieuwe Compagnie, daarna volgden de Ceres- en de Scholtenspolder.
Alle veenkoloniale wijken werden gedempt en alleen de naam herinnert nu nog aan datgene, wat vroeger water was: Tuinbouwwijk, Roomse wijk.
Elektrische gemalen werden gebouwd en nieuwe plannen voor verbetering ontworpen. Het plan Emergo bijvoorbeeld omvatte de waterschappen Cerespolder en Scholtenspolder.
Vier kleine waterschappen: Bronsveen, Nieuwediepsterpolder, Groot Belang en Fockenspolder kwamen samen in één waterschap. De steeds doorgaande drang tot concentratie in de waterbeheersing leidde voor enkele jaren tot het vormen
van één groot waterschap: het Reiderzijlvest.
Na veertig jaren is de Pekelder-wereld niet meer zo nat!
Als het vuur en het water
De Vrijwillige Brandweer:
In een industrieplaats als Oude Pekela is een goed getrainde brandweer op zijn plaats.
In het verleden zijn er al heel wat fabrieksbranden geweest, die tot een ramp dreigden
te worden. Vroeger ging de blussing nog wel wat gemoedelijker,
zoals bijgaande foto laat zien.
Maar in de loop der tijden is de organisatie heel wat verbeterd.
Het vrijwilligerskorps telt thans 22 man met een staf van 3 personen,
een commandant, een plaatsvervangend commandant en een brandmeester.
De alarmering van het personeel gebeurt door wekschellen via P.T.T. lijnen.
Op landelijk niveau heeft het brandweerkorps reeds aan heel wat wedstrijden deelgenomen; geen wonder, als men bedenkt, dat het team sinds 1965 niet minder
dan zes keer provinciaal kampioen werd en zelfs drie maal het kampioenschap van de
drie noordelijke provincies behaalde.
Het korps heeft thans de beschikking over twee ultramoderne spuiten, die beide het vorige jaar werden gebouwd. De ene is een tankautospuit voor hoge en lage druk, de andere een lage-druk-autospuit. Zij worden elk uur van de dag en nacht paraat gehouden in de kazerne op de hoek van de Scheepvaartstraat – Scholtenswijk.
Ik ben door de landen gegaan
Vroeger nam de landbouw in het totaal van de bestaansmiddelen een grotere plaats in dan tegenwoordig. Immers, na de vervening bleven de dalgronden over, die na bewerking en bemesting (oorspronkelijk ’stratendrek’ uit de stad Groningen) goede landbouwgronden opleverden. Er werd in die eerste tijd veel vee gehouden: de mest van het vee werd weer aangewend tot verbetering van de bodem.
Ongeveer een eeuw geleden werd de landbouwvereniging opgericht.
Onze vaders en grootvaders zagen in, dat een bundeling van krachten van nut kon zijn voor alle landbouwers in de plaats. In het begin hield de vereniging zich bezig met de bespreking van bemestingsvraagstukken, vooral toen in die tijd de kunstmest in de belangstelling kwam te staan. Gezamenlijk werden landbouwwerktuigen aangekocht
en er werd geijverd voor het landbouwonderwijs.
Men richtte zelfs een schrijven aan Gedeputeerde Staten om een betere afvoer van het water te verkrijgen. Opmerkelijk was, dat niet alleen landbouwers lid van de vereniging waren, maar ook middenstanders als kasteleins. Op deze manier hoopte men de klandizie van de boeren te krijgen. De aktiviteiten van de vereniging lagen niet alleen op agrarisch gebied. Ook bij het organiseren van ringrijden, kermissen en andere volksvermaken was zij aktief. In 1881 bereikte het gemeentebestuur een verzoek van de vereniging, om de
Wedderweg te verharden. Het spreekt vanzelf, dat de vereniging keuringen van stieren,
rammen en bokken organiseerde ter verbetering van de veestapel.
In 1913 werd besloten, in samenwerking met de Raiffeisenbank te Utrecht, een boerenleenbank in onze plaats op te richten. De eerste coöperatieve aardappelmeel-en strokartonfabrieken verrezen in het begin van deze eeuw, waarin de landbouwers bestuurlijk of financieel deel hadden. De jaren dertig waren voor de landbouwers slecht, maar door de regeringssteun kon men het hoofd boven water houden.
Na de oorlog echter kwamen er gunstige jaren voor de landbouw, hoewel er toen maatregelen moesten worden getroffen tegen de coloradokever en aardappelmoeheid.
De technische ontwikkeling liet ook de landbouw niet onberoerd: tractoren vervingen de paarden, nieuwe landbouwmachines werden uitgevonden, vele bedrijven werden
gesaneerd. Dit alles had tot gevolg, dat veel werknemers in de landbouw moesten afvloeien en dat werkgevers hun bedrijf moesten opheffen, omdat een klein bedrijf geen bestaansmogelijkheden meer bood. Aan rassenverbetering, bijvoorbeeld bij de fabrieksaardappels werd hard gewerkt; er werden rassen geteeld die bestand bleken tegen aardappelmoeheid en die tevens een hogere opbrengst gaven.
Nieuwe bestrijdingsmiddelen werden uitgevonden en toegepast, omdat het te duur was, personeel voor de onkruidbestrijding in te zetten. De tijd, dat men op één akker wel tien
mannen kon zien schoffelen en wieden, lijkt voorgoed verdwenen te zijn.
Toch zal men bij de toepassing van bestrijdingsmiddelen de nodige voorzichtigheid
in acht dienen te nemen. Ook in Oude Pekela staat de landbouw op een hoog peil: de opbrengsten in Nederland kunnen de hoogste ter wereld genoemd worden,
maar de bedrijven zijn ook hier kapitaalintensiever geworden.
Zo trok vroeger de dorsmachine in het najaar van boerderij naar boerderij.
Op deze foto is de machine van veenkoloniaal fabrikaat:
zij kwam uit de machinefabriek van Thiadens te Stadskanaal.
En nog verder was de wereld
Een industrie die de grondstoffen van elders moet halen en de eindprodukten in het hele land en daarbuiten moet afzetten, ziedaar de oorzaak van het vervoersbedrijf.
Veel industrie heeft tot gevolg een groot transportwezen en transportbedrijven zijn in Oude Pekela ruim vertegenwoordigd. Niet alleen het goederentransport, ook het personenvervoer is in de laatste jaren sterk toegenomen.
Was de snikke vroeger het verkeersmiddel bij uitstek langs de vele waterwegen,
nu vervoeren grote vrachtwagen-combinaties zware goederen langs de wegen.
Ging men vroeger ’met snikke noar stad tou’, thans reist men per luxe
touringcar door binnen- en buitenland.
Op deze bladzijden een kleine impressie van de veranderingen op verkeersgebied.
Na de 1e wereldoorlog begon Van Achteren met het vervoer te water.
In 1923 werd een nieuw schip van 62 ton te water gelaten van de werf Kars.
Op deze foto van omstreeks 1925 verraste de fotograaf de schippersfamilie,
toen er juist stro gelost was bij de fabriek ‘Ceres’.
In 1930 werd door het bedrijf W. van Achteren en Zonen de eerste vrachtauto aangeschaft, een 10-tonner en reken maar, dat ze daar trots op waren!
Nu bestaat het wagenpark uit 20 moderne combinaties van 7-35 ton.
Zij rijden naar alle windstreken, zelfs over de grenzen.
Behalve vrachtvervoer is er personenvervoer, Met deze prachtige reiswagens van de firma Oortwijn worden niet alleen schoolreisjes gemaakt, maar ook buitenlandse trips.
Wat zullen de jongelui op deze foto genieten van hun schoolreis!
Begraaf ons in uw gulle goud
Toen
De vereniging voor Handel, Industrie en Plaatselijke Belangen, later omgedoopt in ’Handelsvereniging Oude Pekela’, heeft een rijke historie.
Ze heeft er toe bijgedragen, dat vele facetten in de Pekelder samenleving tot bloei zijn gebracht. Maar ze heeft ook vanaf het begin geprobeerd eventuele misstanden uit de weg te ruimen. We denken aan de tolhekken, die in Oude Pekela grote obstakels bleken te zijn voor het verkeer. De vereniging met de toenmalige bestuurders en oprichters Dr J.J. Boswijk, B.G. Meijer, G. Schudde, Ph. Polak en A.K.A.H. Klasen (allen reeds overleden),
kreeg het gedaan, dat de tolhekken verdwenen.
De tolhekken misère werd afgesloten, toen ook het tolhek op het Winschoterzuiderveen werd opgeruimd. In een hevige sneeuwstorm, bij 18 graden vorst, hield de voorzitter van de Pekelder vereniging, Dr J. J. Boswijk, de lijkrede bij het café ’t Haantje Pik.
Een andere ’stunt’ van de vereniging was het aanbrengen van luidsprekers langs de boorden van het Pekelderdiep tijdens de Sint Nikolaas winkelweek.
Wat hebben de Pekelders genoten van de muziek der nieuwste schlagers uit die tijd.
De Pekelder café’s waren destijds Hotel Dijkinga, hotel Gemeentewapen en hotel Feijen, waar het bekende Pekelder Worpspel werd gehouden tijdens de winkelweek, waar
duizenden mensen kwamen werpen om de toen al prachtige prijzen.
Aan deze winkelwee ka vonden werd een extra tintje gegeven door de Pekelder radio centrale. Twee bekende Pekelders Jan Zand Smid en Albert Mulder verzorgden dan voor de omroep van Klasens, ter ere van de winkelweek, een bont programma.
Ook heeft de vereniging veel bijgedragen tot de verdwijning van de kleine draaibruggen oyer het Pekelderdiep te weten de Wittingsbrug bij de Ned.Herv.kerk, en Reintsema’s brug vlak bij de Veendijk.
In verband met het halve eeuwfeest werd op 13 november 1971 in hotel Dijkinga een receptie gehouden waar nagenoeg het gehele Pekelder verenigingsleven acte de precence gaf. Uit een onderzoek van enige jaren geleden, kwamen de funkties van de winkelstand nog goed uit de bus. Op het gebied van de levensmiddelen werd door de bevolking nog voor 80% en in de duurzame goederen bijna 60% in eigen plaats gekocht. Door de sanering zijn veel middenstands- en ambachtszaken opgeheven of hebben zich verplaatst naar grotere centra. Wel kunnen we vaststellen, dat de zaken die nu hun funktie nog vervullen, meer gespecialiseerd en voortreffelijk gesorteerd zijn.
Vooral de Pekelders stellen nog prijs op een persoonlijke bediening en daaraan voldoet de Pekelder zakenman nog in ruime mate, zelfs kun je je dagelijks brood – vleeswaren enzovoorts nog aan huis bezorgd krijgen, zonder dat er een extra nota bijkomt voor de bezorging. Waar vind je dit nog?
Nu en Straks
Wanneer Paul van Vliet bij zijn rondleiding in zijn ’Van Rappard-reservaat’ in het eerste hok ’de laatste kleine kruidenier’ vertoont, gevangen vlak voor het moment, dat hij tussen
twee supermarkten werd doodgedrukt, dan legt deze cabaretier de vinger op een ontwikkeling, die ook aan Oude Pekela niet geheel is voorbijgegaan.
De schaalvergroting in het midden- en kleinbedrijf is een proces, dat voortwoekert, ook hier, terwijl daarnaast door de geografische ligging in de driehoek Winschoten – Veendam – Stadskanaal met op de achtergrond ook nog de zuigkracht van de stad, de positie van de middenstand erg moeilijk is.
Bovendien werd door de gemeentelijke overheid bevorderd, dat de oude veenkolonie met haar lintbebouwing zou veranderen in een moderne woongemeenschap, waarbij er naar
wordt gestreefd de meeste winkels te groeperen in één centrum. Door bestemmings- on saneringsplannen wordt getracht dit doel te bereiken.
Momenteel verkeren we in een overgangsfase, waarbij reeds een aantal panden werd gesaneerd, maar met de bouw van een nieuw winkelcentrum zal binnenkort worden gestart. Hoewel dus de omstandigheden, zowel voor de winkeliers als het publiek anno 1974 niet optimaal zijn, toch zal de middenstand in de naaste toekomst zijn taak ook op moderne wijze moeten vervullen. De sanering zal langzaam doch zeker voortgaan. In het nieuwe plan Zuid zullen de komende jaren honderden woningen verrijzen.
De hopelijk gerestaureerde Herv. Kerk zal dan weer letterlijk midden in het dorp komen te staan en als een cultuurmonument een markant middelpunt zijn.
Een schoon Pekelderdiep met een grote overkluizing in het centrum zal een bijzondere
sfeer geven aan ons dorp. Een nieuw modern en ruim gebouwd Oude Pekela zal een dorp zijn waar het prettig is te wonen en te werken in de nabije toekomst. Daar is dan ook nog een vleugje romantiek van de oude veenkolonie bewaard gebleven in een dorp waar de middenstand zijn taak zal blijven verstaan.
Door de intimiteit en persoonlijke benadering van de clientèle zal de plaats voor velen, ook uit de omliggende dorpen zijn aantrekkingskracht als koopcentrum blijven vervullen.
De volgende zaken en branches zijn in Oude Pekela vertegenwoordigd:
Textiel/modes enzovoorts 5 , Woninginrichting 3
Meubelen 1 , Slagers 7
Supermarkten 4 , Groenten 2
Kruideniers 7 , Schoenhandel/herstellers 3
Drogisterijen 4 , Apotheek 1
Banketbakkerijen 5 , Warme bakker 2
Garagebedrijven 6 , Radio/Televisie 4
Elektriciens 3 , Loodgieter-bedrijven 2
Huishoudelijke artikelen 4 , Rijwielen en Bromfietsen 4
Horeca 10 , Banken 4
Postkantoor 1 , Horlogerie/Opticien 1
Fotohandel 1 , Lunchroom/Cafetaria’s 4
Chinees-restaurant 1 , Slijterijen 3
Bloemen 4 , Tuincentrum 1
Tabak/Sigaren enz. 3 , Vissport 2
Drukkerijen 2 , Houthandel 1
Heren kappers 4 , Dames kappers 3
Vishandel 2 , Doe het Zelf winkels 1
Verfwaren 4 , Speelgoed 3
Foto Kral
Dat Foto Kral zich in Oude Pekela heeft gevestigd, komt hoofdzakelijk door de aktiviteiten van enkele personen uit Oude Pekela. Dezen meenden, dat het nodig was, dat er een
fotozaak in Oude Pekela kwam en gaven alle noodzakelijke steun voor de vestiging.
in 1953 werd de voormalige burgemeesterswoning aangekocht en omgetoverd tot een fotozaak. In die tijd nam het aantal amateurfotografen sterk toe en een groot aantal
aantrekkelijke artikelen in de fotobranche verscheen op de markt.
Daardoor kon het moederbedrijf in Oude Pekela zijn vleugels verder uitslaan en kwamen er filialen in Veendam (1957), Stadskanaal (1963) en Delfzijl (1969).
Bovendien werd in 1968 besloten tot de bouw van een studio voor mode-en reclamefotografie. ’Studio Kral’68’ werd in 1970 door de Commissaris der
Koningin in Veendam geopend. Het was de eerste officiële daad van de nieuwe commissaris, mr J.E. Toxopeüs.
Het hele complex heeft een oppervlakte van duizenden vierkante meters; het is het nieuwe centrum voor de aktiviteiten van Kral.
Deze aktiviteiten gaan ondertussen nog steeds door!
In 1971 werd het filiaal Winschoten geopend, terwijl in februari 1974 een vestiging in Emmen ontstond, waarbij ook een brillen-optiek en een geluidsafdeling werd ondergebracht.
Begonnen als éénmanswinkel, is het bedrijf binnen een kwart eeuw uitgegroeid tot een bedrijf met zeven zaken, gespreid in de wijde regio, met 45 medewerkers.
Vier zoons van de oprichter zetten thans hun schouders onder dit prachtig bedrijf.
J. J. Savenije
Het begon allemaal in 1837, toen G.B. Savenije, zoon van een voormalig Frans soldaat, die na de Franse tijd in Meppel bleef wonen, naar Oude Pekela kwam.
Hij trok als ’Kiepkerel’ de omgeving in, om uit zijn grote mand allerlei artikelen op het platteland aan de man te brengen.
Zijn zoon, J.J. Savenije zette de handel voort, alleen de kiep werd door koffers vervangen. Diens zoon opende omstreeks 1910 een winkel op de plaats waar nu nog de firma is
gevestigd. Bovendien ging men zich nu alleen nog toeleggen op het manufacturenvak.
Nakomelingen zwierven uit door geheel Nederland en wisten leidinggevende funkties te verwerven in de manufacturenbranche of aanverwante takken.
Maar één Savenije, J.J. jr zette het ouderlijk bedrijf in Oude Pekela voort.
Op 10 mei 1958 werd de van buiten geheel vernieuwde zaak heropend, terwijl twaalf jaar later het interieur een totale modernisering onderging.
Eén van de oudste zaken uit Oude Pekela heeft zich dus bijzonder goed bij de nieuwe ontwikkelingen aangepast, zoals bijgaande foto’s tonen.
De wereld gaat toch, langzaam vooruit
Toen iemand uit het westen van het land Oude Pekela bezocht en met zijn gastheer door de nieuwe en oude wijken wandelde, zei hij in verbazing: En wat hebben ze hier veel!
Een kwart eeuw heeft Oude Pekela grondig van uiterlijk doen veranderen en deze Pekelder wereld gaat nog vooruit. Nieuwe plannen worden gemaakt.
Een spectaculair plan is het plan Zuid. Bij het ontwerpen van nieuwe uitbreidingsplannen gaan stedebouwkundigen meestal uit van een ’niets’, waarop naar eigen inzicht bebouwing en wegen kunnen worden aangebracht. Hier stonden huizen aan de wijken, die al gedempt waren. Ook de Joodse begraaf plaats moest ongerept in het plan worden opgenomen. Alle wensen van de bewoners uit dit gedeelte van de plaats
konden op inspraakavonden geuit worden.
De stedebouwkundige kreeg een moeilijke taak te vervullen: hij moest, rekening houdend met de bestaande situatie, zijn plan ook laten aansluiten bij de ’overkant’ van het diep.
Het plan is nu gereed, de uitvoering is begonnen. Straks zal er een plan Zuid komen, dat, hoewel nieuw in uitvoering, het oude element volledig tot zijn recht zal laten komen.
Een voorbeeld van plannen ontwerpen, dat ook elders in het land waard is, bestudeerd te worden en na te volgen. De oplossing van het door velen als een probleem geziene Pekelder diep gebeurt hier met voor zicht iglieid. Men beseft, dat een demping een onherstelbaar verlies in het karakter van de woonplaats zal betekenen. Het diep zal geïntegreerd moeten worden opgenomen in de toekomstplannen, waarbij de karakteristieke bruggen niet kunnen worden gemist. Bij alle vooruitgang en veranderingen zal men moeten zorgen voor het bewaren van het eigene van de plaats.
Het grootste projekt in het centrum betreft de realisering van een geheel nieuw winkelcentrum. Daarin zal zich niet alleen een grote supermarkt vestigen, er is ook plaats ingeruimd voor een tiental middenstandszaken. Bij het verhuren van dit gedeelte van het winkelcentrum zal voorrang worden gegeven aan plaatselijke middenstanders.
Op nog geen steenworp afstand van het winkelcentrum kan worden begonnen met de bouw van het focus-projekt, een groep van 45 woningen, waarvan een vijftiental worden
gebouwd voor lichamelijk gehandicapten.
In de kom van het dorp staat, nu nog gedeeltelijk verscholen achter de belendende bebouwing de Nederlands Hervormde Kerk. Deze Kerk zal, als de restauratie binnen afzienbare tijd haar beslag heeft gekregen, op een evenwichtige wijze in
het ’centrum-projekt’ worden opgenomen.
De in de vijftiger jaren tot stand gekomen ’woonschool’ aan de Hugo de Grootstraat, een aantal woningen, waarin gezinnen een plaats vonden waar met een belangrijke maatschappelijke begeleiding woon-moeilijkheden konden worden overwonnen, heeft zijn tijd gehad. Dit groepje woningen zal worden afgebroken, onmiddellijk daarna verrijzen er op dezelfde bouwgrond een kleine dertig nieuwe woningwetwoningen.
Met de bouw van die woningen op deze plaats sluit Oude Pekela symbolisch een tijdperk af, het tijdperk waarin in deze gemeente meer dan normale zorg moest worden besteed aan de begeleiding van het woon- en leefpatroon van een aantal gezinnen.
Het duurt geen jaren meer, of het Pekelder Hoofddiep zal geheel stank- en vuil vrij zijn, want alle woningen zullen op een sluitend rioleringsnet aangesloten zijn.
De vuilwaterafvoer van de grote karton- en papierfabrieken kan dan geheel geschieden via de persleiding, tot de aanleg waarvan is besloten.
Naast plannen en projekten wordt er ook gewerkt aan aparte voorzieningen. Eén daarvan is wel de bouw van een wegrestaurant, een piramide-achtig gebouw, met de ingang aan
de Raadhuislaan. In de zomer van 1974 betrekt de Rijkspolitie een nieuw Postbureau in het centrum. Vrijwel tegelijkertijd vestigt het Leger des Heils zich in een nieuw gebouw.
Het vermelden van het bovenstaande lijkt een oppervlakkige opsomming van op zichzelf staande groei-factoren, die van vele ’gewone’ Nederlandse gemeenten kan worden gegeven. Toch is het méér, véél meer!
Want de geheel nieuwe ontwikkeling van Oude Pekela van traditioneel veenkoloniaal dorp met de in het verleden spontaan tot stand gekomen lint-bebouwing naar een modern en gerieflijk woon-, werk-en winkelcentrum, in het hart van Oost-Groningen, zal bestuurlijk en functioneel passen in de strukturele herverkaveling die zich in de komende jaren over het gehele gebied gaat voltrekken.
De huisvesting van de Schooladvies-en Begeleidingsdienst voor geheel Oost-Groningen in Oude Pekela is een van de eerste kentekenen in deze bestuurlijke centrum-funktie.
Het contact dat het gemeentebestuur onder andere via wijkgesprekken in de Brommelhörn met de wijkbewoners van Bronsveen, in de Boekenkist met de bewoners van de Roomse wijk en in de Snikke met de bewoners van het Centrum onderhoudt, duidt op een aanzet in het vormgeven van de wijkgedachte, namelijk door de eigen buurt een vorm van inspraak te geven.
Door burgemeester J.A.C. van Burg (1957-1973) werd de grondslag gelegd van een stichting Permanente Educatie (Begeleiding van Onderwijs-en Vorming voor volwassenen) voor Oost-Groningen.
Bij het verschijnen van dit boek staat het vrijwel vast dat deze stichting zal zetelen in het Hendrik Westercentrum in de kom van het dorp.
Aan al de plan-commissies en het gemeentebestuur zij de wijsheid toegewenst om in de toekomst een harmonieuze ontwikkeling van de plaats te verzekeren.
Oude Pekela, naar oppervlakte gemeten niet een uitgestrekte gemeente, kan en zal bij de nieuwe bestuurlijke vormgeving van Oost-Groningen een grote gemeente worden!
In 1969 kwam H. M. de koningin naar Oude Pekela om zich ter plaatse op de hoogte te stellen van de toestand. Zij is hier in gesprek met de commissaris der koningin.
Naast de woningbouw wordt aandacht geschonken aan de recreatie. In het bosplan Emergo werd het vorig jaar poot vis uitgezet.
Het wegrestaurant, dat momenteel in aanbouw is, krijgt een bijzondere vormgeving..
Het is namelijk gesitueerd op een kunstmatige terp, terwijl het gebouw zelf de vorm van een hooischelf krijgt.
Tien meter hoog zal het gebouw worden en het zal twee verdiepingen tellen.
Het restaurant, dat aan 120 bezoekers plaats kan bieden ligt op de begane grond, terwijl er boven een zaal voor ongeveer 70 personen zal worden ingericht, bestemd voor recepties en vergaderingen. Aan beide kanten van het restaurant worden buiten-terrassen aangelegd, overdekt door het piramide-achtig dak.
Het spreekt vanzelf, dat er aan ruime parkeer mogelijkheden is gedacht.
In een zeer nabije toekomst zal dit wegrestaurant, naar een ontwerp van het architectenbureau Van Ringh- Aalfs te Winschoten, Stadskanaal,
weer een schakel zijn in de verfraaiing van Oude Pekela.
ANDERS, mooier en beter!
UIT! ….En ik mijmer wat na over ons gezamenlijk boekje:
Oude Pekela… töch anders!
Met de tekstschrijvers, de redacteur Van der Ploeg, drukker Hoekstra en zijn zetters, drukkers en binders kan ik me rekenen tot de kleine groep van bevoorrechten, die het eerst kennis mocht nemen van de drukproeven.
Nog herinner ik me de dag, waarop een groepje mensen in het gemeentehuis vergaderde: er zöu en er möest een boekje komen!
Maar de meningen waren verdeeld: zou zo’n boekje wel aanslaan?
Zelf – ik was nog maar enkele dagen burgemeester – was ik niet optimistisch.
’Dat boek komt er nooit’ dacht ik, ’want ze redekavelen nu al twee uur lang’.
En toen bleek plotseling, dat de Pekel töch anders is en anders k&n.
Want binnen een kwartiertje was een redactie-commissie samengesteld,
werden er afspraken gemaakt over het schrijven van bijdragen en kwam er een
data-schema op het papier.
Nu ligt het resultaat voor me: Oude Pekela….toch anders!
Rondom het prachtig fotomateriaal is er door onze mensen zelf een tekst geschreven,
die er zijn mag. Het is een fijn kijkboekje geworden.
In en buiten de Pekel zal men na het verschijnen van dit ’ambassadeurs-boekje’ over
Oude Pekela weten wat van onszelf is en wat we in de Pekel maken en kunnen.
Wij, met ons strokarton, grijskarton, golfkarton, massiefkarton, ruwkarton.
Wij, met ons paktouw van sisalvezel, met onze producten uit Dollard-klei,
met onze boekdruk, hoogdruk, zeefdruk en offset.
Wij, met ons portlandcement, natuurcement, trasportcement, zwelcement.
Wij, met onze koperdoeken, trailers en aanhangwagens.
Wij, met de Onrust, De Snikke, De Molenhof en Concordia..
Wij, met de niet beschreven papierinzamelingsacties, loterijen, bazars.
Wij, met de niet genoemde hobbyclubs, verenigingen, winkels, zaken.
Er moest tenslotte een keus worden gemaakt uit zoveel dingen,
die wij hier allemaal met elkaar hebben.
’En boven op de dijk, daar voeren de boeren’, dichtte Adama van Scheltema,
aan wie de motiefjes voor de hoofdstukken zijn ontleend.
Wel, in de Pekel, boven detailhandel en ambacht, boven nijverheid en industrie hebben we de mensen, dat zijn wij, ’De Roegbainers’ met elkaar. Niet van cement en beton, niet
van stro of karton, maar van vlees en bloed, met warm kloppende harten.
Pekela, töch anders dan (te) velen buiten Oost-Groningen menen. En het wordt nóg anders, nög beter en vooral nög mooier. Want dat willen we met elkaar bereiken.
Oude Pekela, het ga je goed!
Sake van der Ploeg
burgemeester van Oude Pekela.
Boekomslag
De opschriften van de verschillende onderdelen zijn ontleend aan citaten uit de
gedichten van C.S. Adama van Scheltema, socialistisch dichter 1877 – 1924.
De foto’s op pagina 6, 7, 8, 9, 15, 23, 45, 55, 57, 59, 61, 63, 67,
74, 77, 80, 81, 85, 91, 92, 97, 98, 100, 101 (onderste foto), 105,
109 en 115 zijn van foto Kral.
Buiten de vele amateurfoto’s in dit boek, zijn ook de kleuren-dia’s van de mooie plekjes uit Oude Pekela, welwillend afgestaan door diverse Pekelder ingezetenen.
Van veel foto’s kon de maker niet achterhaald worden.
Dit boek kwam tot stand in het herdenkingsjaar van het
375-jarig bestaan van de plaats Oude Pekela.
Het werd samengesteld in samenwerking met veel inwoners uit die plaats,
onder eindredactie van W. H. v. d. Ploeg, Stadskanaal.
De lay-out werd verzorgd door Drukkerij Hoekstra, waar het boek ook werd gedrukt.
Vastgestelde verkoopprijs f 10,—.
© Drukkerij Hoekstra, Oude Pekela.