Een Pekelder Communist

Eppo Orsel en de gemeenteraad van Oude Pekela in de crisisjaren.

Bij de verkiezingen voor de gemeenteraad in 1931 verwierf de Communistische Partij Nederland (CPN) in Oude Pekela één zetel, en was daarmee voor het eerst in de gemeenteraad vertegenwoordigd. Namens de CPN nam Eppo Orsel zitting in de raad. Vanaf dat moment tot aan zijn vertrek uit de gemeenteraad in 1937 is het niet
meer rustig geweest tijdens de raadsvergaderingen.

eppo orsel

Eppo Orsel werd op 2 maart 1902 in Nieuwe Pekela geboren.
Zijn vader was geschoold timmerman en het gezin, waar Eppo uit voortkwam, is te typeren als een  degelijke arbeidersfamilie. Hij huwde Lutia Kuiper (geb. 4 sept. 1904) en vestigde zich in Oude Pekela waar hij woonde aan Noodvlucht 18, nu Tuinbouwwijk.
Hij was werkzaam als fabrieksarbeider. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren, drie zoons en een dochter. Zijn dochter herinnert zich haar vader als een goede man,
die in de moeilijke crisisjaren goed voor zijn gezin kon zorgen. Armoede hebben zij niet gekend. Die armoede was in de omgeving wel aanwezig. De dertiger jaren waren slechte
jaren voor arbeiders. De werkloosheid was groot, de inkomens laag, huisvesting slecht geregeld en ziekte, waaronder de gevreesde tuberculose, een vast metgezel van menig arbeidersgezin. Eppo trok zich de omstandigheden van de arbeiders aan.

Hij was communist in hart en nieren en zette zich in voor wat hij ‘de paupers’ noemde, de mensen die absoluut niets hadden. Hij werd de vraagbaak voor arbeiders en zijn huis zat doorgaans vol met mensen die in de problemen zaten of raad nodig hadden.

Het bleef niet bij raad alleen. Eppo probeerde voor eten te zorgen waar dat nodig was, praatte geld los bij de gemeente voor wie dat niet had. Daarbij was hij zeer vasthoudend, tot ongenoegen van de autoriteiten waarmee hij te maken had.
Eppo Orsel was geen gemakkelijke man. Hij had als opleiding niet meer dan lagere school, maar had zichzelf ontwikkeld, las veel en wist waarover hij het had. Hij werkte vanuit een revolutionair ideaal: de vestiging van een communistische samenleving waarbij de gemeenteraad, waarin hij zitting had genomen, omgevormd zou worden tot een sowjet. Dit idee heeft hij nooit losgelaten.

Hij zag zich als vertegenwoordiger van de revolutionaire arbeidersklasse die mandaat had van zijn achterban. En het moet gezegd, hij had aanhang. Als Eppo Orsel in de gemeenteraad sprak, zat de publieke tribune vol. En niet slechts omdat bij hem vuurwerk te verwachten was. Hij zette zich met volle overtuiging voor zijn ideaal en zijn achterban in. Dit, mede veroorzaakt door zijn manier van optreden, bracht hem in een voortdurend
conflict met de andere leden van de gemeenteraad.

De Revolutie

De verkiezingen van 1931 luidden voorde CPN een periode van expansie in.
Oude Pekela kende sinds 1928 een afdeling van de CPN. Groningen, Winschoten,
Finsterwolde en Sappemeer hadden een groeiende aanhang. In de jaren die volgden
zouden in de regio meerdere afdelingen van de Partij opgericht worden.

De situatie van een groot deel van de arbeiders was slecht en er was geen zicht op
verbetering. In die omstandigheden was het bestaan van de Sowjet-Unie een teken
van hoop. Het kon anders, een beter leven was mogelijk en de Sowjet-Unie was
daarvan het bewijs. Daar was geen werkloosheid meer, geen honger.

In het land waar het socialisme zegevierde, werd gezorgd voor goede woningen, scholen en menselijke werkomstandigheden. Nu, 60 jaar later, zien we terug en weten dat de werkelijkheid anders was dan de arbeiders hier meenden. Maar het was hun oprechte hoop, en het gaf de mensen een toekomstverwachting. Zo ook Eppo Orsel.
Bij het begin van zijn optreden in de raad van Oude Pekela, tijdens de verkiezing van de wethouders, maakte hij duidelijk waar hij voor stond:

‘Wij revolutionnairen (…) zien in de gemeente een orgaan van den Burgerlijken Staat en niets anders dan een generaal-comité van de bourgeoisie. De wethouderszetels behooren niet langer in de handen te zijn van de sociaal-democraten.

Wij eischen een wethouderszetel. Het proletariaat begint te voelen, dat de sociaaldemocraten de hielenlikkers zijn van de kapitalisten.
De sociaal-democraten hebben op de werkloozen laten hameren en zij geven hun lood in plaats van brood. Hieraan zal en moet een einde komen. Wij nemen geen verantwoordelijkheid op ons voor de burgerlijke maatschappij’.

Individuele Belangen

Eppo Orsel zag er niet tegen op om voor de individuele belangen van ‘zijn mensen’
in de raad op te komen, alhoewel in de meeste gevallen de voorzitter weigerde om
de zaak in behandeling te nemen.
In de raadsvergadering van 25 september 1931 stelde hij de situatie van het gezin
Draayer aan de orde. Deze woonde in een ‘allerellendigst hok’ en Orsel stelde voor
om hem een goede woning te verschaffen tegen een huur, overeenkomend met 1/10
gedeelte van zijn inkomen. Daar Draayer werkloos was, betekende dit een lage huur.
B en W stelde voor om het een en ander voor kennisgeving aan te nemen, daar de gemeente geen woning beschikbaar had. Daar nam Eppo geen genoegen mee.

Hij verweet de sociaal-democraten dat zij hun plichten als arbeidersvertegenwoordigers verzaakten omdat zij op de hoogte waren van de treurige toestand van Draayer.
Orsel stelde voor om voor Draayer een woning te bouwen als er geen voorhanden was en tot de woning gereed was het gezin in een noodwoning te huisvesten.
De raad voelde niet veel voor dit idee hetgeen Orsel deed opmerken:

‘Waar het kapitalisme wel bestaat, daar ziet men: opstapeling van het bezit van het
kapitalisme en bittere armoede voor de arbeidersklasse. Wij hebben besloten Draayer een woning te verschaffen. Doen jullie het niet, dan zullen wij ervoor zorgen.
Wij zullen niet eerder rusten voor we jullie uit de paleizen hebben gejaagd  en Draayer er in gebracht………’ Dit deed de heer Stuut vragen of Draayer niet naar Rusland kon.
Waarop Orsel ernstig meende dat dit niet kon: Draayer had hier zijn werk.

gemeentehuis
Gemeentehuis Oude Pekela in de jaren dertig.

Dit in de raad brengen van individuele knellende situaties heeft Eppo Orsel tijdens
zijn gehele raadsperiode gedaan. Meestal zonder succes, maar hij bereikte wel dat
over vaak beroerde omstandigheden uitvoerig gesproken werd.
Dit opkomen voor het individu kwam voort uit zijn persoonlijke betrokkenheid met hen die zich aan de onderkant van de samenleving bevonden.
Dit kwam heel sterk aan de orde tijdens de raadszitting van 10 november 1934,
waarin de gemeentebegroting van 1935 werd behandeld.

Enkele dagen daarvoor had een 49-jarige timmerman zich van het leven beroofd.
Hij was reeds een halfjaar werkloos. Een verzoek om tot de werkverschaffing te
worden toegelaten werd niet gehonoreerd en een toegezegde baan bij de fa. Knigge
te Stadskanaal ging ook niet door. Dit was de man te veel geworden.
Eppo Orsel trok zich deze gebeurtenis aan. Tijdens de begrotingsbehandeling bracht hij naar voren dat er een werkloze was, die uit wanhoop zelfmoord had gepleegd en dat er een dakloos gezin was dat niets bezat maar als een hond de straat was opgejaagd.
Burgemeester Snater verklaarde dat dit niets met de begroting te maken had.
Hij kon wel tot middernacht naar die kletspraat luisteren en ontnam Orsel het woord.
Bij de post ‘salaris burgemeester’ stelde Orsel voor om deze post niet uit te trekken
omdat de burgemeester de mensen liet hongeren en het gemeentehuis uit joeg.
De burgemeester stelde dat het gemeentehuis geen tehuis voor daklozen was,
waarop Eppo Orsel riep dat het de bedoeling was hem te laten hongeren die een
ander laat hongeren.

Orsel en de burgemeester

De verhouding tussen Orsel en de andere leden van de raad was op zijn minst
problematisch, maar tussen hem en de voorzitter van de raad was het echt mis.
Het optreden van Orsel binnen en buiten de raad irriteerde burgemeester Snater
mateloos. Op elk punt had Eppo Orsel wel iets op te merken en daarbij was hij vaak
zeer uitvoerig aan het woord, waardoor de raadsvergadering de neiging had om
naar de kleine uurtjes te schuiven.
Tijdens de raadsvergadering van 22 september 1932 kwam het tot een uitbarsting
tussen raadslid Orsel en burgemeester Snater.
Oude Pekela had een bijzonder onrustige tijd achter de rug met stakingen in de werkverschaffing, politieke meetings en demonstraties waarbij de politie charges
uitvoerde. Daarbij speelde Eppo Orsel een stuwende rol.
Tijdens de lange vergadering nam Orsel uitvoerig het woord over de situatie in de
60 werkverschaffing. Daarbij ondernam hij een felle aanval op de sociaal-democraten
opdat de arbeiders zouden leren wat zij aan dezen hadden. De burgemeester hamerde
Eppo verschillende keren af, maar het hielp niet, Orsel bleef aan het woord. Daarop
stelde de voorzitter van de raad voor om de heer Orsel te schorsen voor twee
vergaderingen. Terwijl Orsel zijn redevoering voortzette werd gestemd over het
voorstel, hetgeen werd aangenomen. De burgemeester verzocht Orsel vervolgens
de raad te verlaten, waarop Eppo opmerkte dat hij nog veel meer te vertellen had.
Er bleef voor burgemeester Snater niet veel meer over dan het raadslid door de
politie de zaal uit te laten zetten.
Dat gebeurde dan ook. Eppo verliet onder begeleiding de vergadering terwijl zijn
aanhang de roep ‘Rood Front!’ inzette.
Overigens zat de burgemeester fout. In de volgende raadsvergadering moest hij de
schorsing ongedaan maken. Hij had de daartoe vereiste procedure niet in acht genomen.

Het is in deze woelige periode, de jaren ’ 32-’ 34, dat de gebeurtenissen plaatsvonden
waarover nu nog, als een soort legende, in Oude Pekela gesproken wordt.
Naar aanleiding van acties rond de stakingen in de werkverschaffing en de onrust
daaromheen, was een demonstratie- en spreekverbod uitgevaardigd in de gemeente
Oude Pekela. Maar Eppo had nog voor niemand zijn mond gehouden en deed het
ook nu niet. Toen de plaatsélijke veldwachter hem wilde arresteren omdat hij een
groep demonstranten toesprak, bleek dat niet te kunnen, omdat hij zijn rede vanuit
een (particuliere) tuin hield. Een ander moment werd een oude praam van een boer
gepakt en liet men Eppo daarmee het diep bevaren, terwijl hij zijn toespraak hield.

werklozen
Oude Pekela 1933. Er wordt een nieuwe weg en sportterrein aangelegd door werklozen.
sportveld
Oude Pekela. Aanleg sportveld.

Dit kon, want het Pekelder Hoofddiep was rijks water. Een verhaal dat nog met genoegen wordt verteld is de toespraak die hij van bovenuit een boom hield, terwijl de veldwachter onder de boom riep dat hij er uit moest komen.
Toch ontsprong Eppo de dans niet. In juli 1934 werd hij wegens herhaaldelijke overtredingen van de politieverordening voor acht dagen in hechtenis genomen.

De voorzitter van de raad hield Orsel meer en meer kort, en Eppo moest steeds meer
ervaren dat de burgemeester hem het woord niet gaf of weigerde een vraag in
behandeling te nemen. Zo weigerde de voorzitter op 19 december 1932 een vraag over verbod van een demonstratie in behandeling te nemen. Vragen over de behandeling van
arbeiders binnen de werkverschaffing kwamen niet op de agenda. Dit was een
terugkerend patroon. Elk voorstel dat Orsel, en na 1935 het tweede communistisch raadslid Baas, op de agenda plaatste werd afgestemd. Soms kreeg hij steun van enkele
sociaal-democratische raadsleden, met name van Hummel, maar dat was niet
voldoende om een voorstel aangenomen te krijgen.
Het college van B en W stelde zich meestal zeer formeel op en motiveerde de
afwijzing van de voorstellen-Orsel op aanwijzingen van de regering, in de sfeer
van: het college wil wel, maar Gedeputeerde Staten of de Minister…

Dit plaatste Eppo Orsel in een geïsoleerde positie binnen de raad.
De positie van communisten was moeilijk in die tijd.

Samenwerking met sociaaldemocraten was bijna onmogelijk.
Nu lag dat niet geheel aan de sociaal-democraten:

zij werden door communisten bij voorkeur als sociaal-fascisten aangeduid en werden gezien als handlangers van de bourgeoisie. Communisten hadden te maken met de warme belangstelling van de politie, verbod van demonstratie, zaalafdrijving, huiszoekingen en allerlei kleine pesterijtjes en intimidaties.
De kracht van Eppo Orsel lag niet slechts in het raadswerk, maar vooral in de combinatie van acties binnen én buiten de gemeenteraad. Zijn inzet voor de arbeiders binnen de werkverschaffing ging zover, dat hij zijn werk opgaf om met hen samen te kunnen werken:

‘Wij hadden strijd in de werkverschaffing. Toen was hij (Orsel) nog op de fabriek.
En toen kwamen wij met klachten bij ons gemeenteraadslid, al die mensen.
Toen zei hij: “Jongens, ik ken jullie omstandigheden niet, want ik zit op de fabriek.
Maar weetje wat? Ik neem ontslag en ik ga met jullie in de werkverschaffing.
Dan kan  ik jullie situatie eens bekijken, hoe of wat.
” Zo was dat. En die ging met ons naar de werkverschaffing. Die gooide zijn broodje weg en ging met ons naar de werkverschaffing. “

Vanuit die positie, zelf werkend binnen de werkverschaffing, gaf Orsel leiding aan acties en wist hij toch het een en ander aan verbeteringen los te krijgen.

Volksfront

Rond 1936 veranderde de CPN van koers. Men onderkende het groeiend fascistisch gevaar en besloot samenwerking te zoeken met sociaal-democraten en burgerlijke groeperingen met de bedoeling om tot een anti-fascistisch front te komen.
Ook Eppo ging met deze politieke wijziging mee. Dat leverde het wonderbaarlijk tafereel op van een Orsel die waarderende woorden had voor zijn sociaaldemocratische
tegenstanders en zelfs voor het Bijzonder Onderwijs. In de raadsvergadering van 4 november besloot hij het debat zelfs met een beminnelijk woord!

Eppo was echter niet de man voor een rollenspel. In de raadsvergadering van 19 december 1936 maakte hij nog een keer duidelijk waar hij stond.
Aan de orde was de vergoeding voor Bijzondere scholen. Doorgaans was hij principieel tegen elke financiële ondersteuning van het bijzonder onderwijs. Hij wenst niet mee te werken aan de verspreiding van opium, zoals hij eens zei. Maar nu reageerde hij nauwelijks. Tot hij toch nog het woord vroeg. De voorzitter verklaarde dat hij verwonderd was dat Orsel niet eerder reageerde maar gaf hem het woord.

Orsel verklaarde: ‘Er zijn nu nieuwe problemen gekomen. Het moet nu gaan tegen het fascisme en het is nodig alle democratische volksgroepen tegen dat fascisme te mobiliseren. Want komt het fascisme aan de macht, dan zal het hier zowel de christelijke als de moderne arbeidersbeweging vernietigen. De Communistische Partij heeft zich altijd schrap gezet tegen de onderwijspacificatie en tegen het geloof. De communisten hebben over die dingen nog steeds dezelfde opvattingen. Maar belangrijker is dat andere, dat uit de nood van de omstandigheden is opgekomen: de massale strijd tegen het fascisme, opdat de arbeiders hun vrijheid behouden!’
De heer Stuut constateerde dat de heer Orsel zijn principes niet camoufleerde.
De heer Orsel: ‘Dat heb ik nooit gedaan!’

Dit was één der laatste raadsvergaderingen die Eppo Orsel bij woonde. Op 13 april
1937 werd hij opgevolgd door partijgenoot Schrik. Vanaf dat moment werd het in
de gemeenteraad van Oude Pekela heel wat rustiger.

Eppo verliet de gemeenteraad om privé-redenen. Hem was bij de fabriek waar hij
toen werkte een woning aangeboden, die hij vrij van huur kon betrekken. Onder één
voorwaarde: hij moest breken met de CPN. Dat was voor Eppo teveel gevraagd.
Hij weigerde het aanbod. Vervolgens kreeg hij zijn ontslag en raakte werkloos. Dit
gaf problemen binnen zijn gezin, dat toch al zoveel voor de goede zaak had moeten
laten. De familie vertrok naar Rotterdam waar Orsel werk kon vinden.

reuzenkrentebrood
Van links naar rechts Nanko Bos, Herman van der Laan, Hendrik Vosdingh,
Eppo Orsel, Arie de Keijzer, Marinus Drent en Willem Kuiper.
Ter gelegenheid van de geboorte van zijn zoon werd Eppo dit reuzenkrentebrood aangeboden.
Op dit brood staat: ‘Ter eere van de jonge bolsjewist’.

Eppo bleef zichzelf trouw. Na het begin van de oorlog, waar hij het bombardement op Rotterdam meemaakte, raakte hij in illegale activiteiten verwikkeld.
De mensen, met wie hij contact had, werden gearresteerd en Eppo vond het beter om te verdwijnen. Zo keerde hij in 1942 terug naar Oude Pekela, waar hij huisvesting vond in een praam in het Pekelder Diep.

27 maart 1945, enkele weken voor de bevrijding, is hij op tragische wijze gestorven.
Rond de dertiende maart bracht hij met zijn zoon Rieks een schuit met stro naar Ceres.
In de sluis viel Eppo overboord, maar koppig als hij was werkte hij in zijn natte plunje door. Thuisgekomen werd hij ziek. Zijn val overboord had hem een dubbele longontsteking opgeleverd. Het was aan het eind van de oorlog, medicijnen waren er niet en hoewel dokter Boswijk deed wat hij kon, was Eppo niet te redden.
Zo kwam, op 43-jarige leeftijd, een eind aan het leven van een man die door een tijdgenoot werd gekenschetst als een wilde, woeste man met een groot hart.

Fré Meis

Frederik (Fré) Meis (Oude Pekela, 17 november 1921 – Groningen, 15 december 1992) was in de tweede helft van de twintigste eeuw een voorman van de Communistische Partij van Nederland (CPN) in de Nederlandse provincie Groningen.

gezin meis
Het gezin van Michiel Meis en Trientje Bruintjes.

Meis, afkomstig uit een communistisch arbeidersgezin, was een zoon van de strokartonarbeider Michiel Meis en van Trientje Bruintjes. Op zijn negende jaar werd hij door zijn vader ingeschakeld bij stakingsactiviteiten en fungeerde hij als poster bij de fabriekspoort. Na de lagere school werkte Meis als land- en fabrieksarbeider. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij in het kader van de werkverschaffing ingezet en werd hij gedwongen om voor de Duitsers te werken bij de aanleg van bunkers op het eiland Borkum en op vliegbasis Wittmundhafen. Direct na de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij de CPN, uit bewondering voor de rol die deze partij had gespeeld in het verzet.  Vanaf 1946 zat hij voor de CPN in de gemeenteraad van Winschoten; ook schreef hij voor De Waarheid. Later zat hij voor de CPN in de Tweede Kamer, de Provinciale Staten van de provincie Groningen en gemeenteraad van de gemeente Groningen. Hij was tevens lid van het landelijk partijbestuur en het dagelijks bestuur van de CPN.

Daarnaast was Meis actief binnen de Eenheids Vakcentrale (EVC). Hij werd vakbondsbestuurder en leidde in de jaren vijftig en zestig van de 20e-eeuw meerdere stakingen in de havens van Rotterdam en Amsterdam. Vanaf 1968 verlegde hij zijn actieradius naar Oost-Groningen. Hij leidde er grote stakingen bij strokartonfabrieken als De Vrijheid in Veendam en De Union in Oude Pekela. Hij was een van de initiatiefnemers van het Volkscongres Groningen, dat bedoeld was om het verzet te bundelen tegen de economische achterstelling van Groningen. Ook was hij een fel tegenstander van het Plan Kikkert, een plan van het Tweede Kamerlid Henk Kikkert (CHU) om een groot militair oefenterrein aan te leggen in Westerwolde.

Op 11 mei 1971 kwam Meis in de Tweede Kamer. Hoewel hij hierdoor geregeld in Den Haag vertoefde, bleef hij zich ook op Groningen richten. Onder zijn aanvoering verzette de CPN zich tegen de vermeende economische achterstelling van de provincie bij de rest van het land. Meis was een van de gangmakers bij de zogeheten ‘Volkscongressen’, die tussen 1972 en 1980 viermaal – eerst in Groningen, later in Winschoten – werden gehouden om tegen deze achterstelling te protesteren. Juist gedurende deze jaren, toen Meis in de CPN vooraan stond, geraakte zijn partij in grote moeilijkheden. Op 25 mei 1977 verloor de CPN bij de Tweede-Kamerverkiezingen vijf van de zeven zetels, waardoor er toen een einde kwam aan zijn parlementaire werk.

Op langere termijn leidde de verkiezingsnederlaag tot een strijd tussen vernieuwingsgezinden en orthodoxen in de CPN. In dit conflict keerde Meis zich tegen de vernieuwers, onder wie zich in Groningen nogal wat studenten bevonden die aan het begin van de jaren zeventig, mede vanwege zijn optreden als actieleider, lid waren geworden van de partij. Meis verzette zich tegen de aantasting van de leninistische beginselen van de CPN en tegen de kritiek op de Sovjetunie. Hij nam zitting in de landelijke coördinatiegroep van het behoudende Horizontaal Overleg van Communisten. Toen deze organisatie zich van de CPN dreigde los te maken,
haakte hij af: de partijeenheid was hem heilig.

Ondanks zijn gehechtheid aan de partij legde hij zich erbij neer dat de CPN in 1990 opging in Groen Links. Zijn maatschappijbeschouwing bleef daarbij ongewijzigd. Bij de Provinciale-Statenverkiezingen van 1991 trad Meis op als ‘lijstduwer’ van Groen Links. Begin 1992 zegde hij echter zijn lidmaatschap op, uit protest tegen de uitspraak van een vertegenwoordiger van Groen Links in het Europese Parlement, dat in de nieuwe partij ‘de oude stalinistische methoden van de CPN’ waren teruggekeerd. Meis beschouwde dit als een belediging van de communisten.

Meis was een communist in hart en nieren, die het geloof in de komst van het socialisme nooit heeft opgegeven, ook niet na de ondergang van de Sovjetunie en van zijn partij. Hij was bovenal een man van de actie: als vakbondsman en als stakingsleider die opkwam voor de arbeidersklasse kreeg hij landelijke bekendheid. In Groningen stond hij ook individuele arbeiders met raad en daad terzijde: vanaf het einde van de jaren veertig tot 1990 hield hij geregeld spreekuur voor mensen met problemen op gebied van huisvesting, uitkeringen en dergelijke.

Meis was meer een doener dan een denker, meer een man van de praktijk dan van de theorie. Slechts een enkele maal schreef hij een artikel in Politiek en Cultuur , het theoretisch tijdschrift van de CPN, en dan voornamelijk over de sociaal-economische strijd in Groningen. Meis was ook een agitator die de taal van de arbeiders sprak en daarbij demagogie niet schuwde. Met zijn rechtlijnige, directe woordgebruik kwam hij beter uit de verf op actievergaderingen dan in de Tweede Kamer. Zijn imago van ijzervreter poogde Meis voor de buitenwacht te cultiveren. Hierachter ging echter een man schuil die op cruciale momenten ook weifelmoedig kon zijn en zich liet imponeren.Na het beëindigen van zijn politieke werkzaamheden in 1978 richtte Meis zich op advieswerk aan bejaarden. Hij hield spreekuren voor ouderen en hielp hen bij financiële zaken. Toen de CPN in de jaren 80 afstand deed van haar oude beginselen sloot hij zich aan bij het Horizontaal Overleg van Communisten (HOC). Bij de scheuring tussen HOC en CPN bleef hij lid van zijn partij. In 1991 trad hij bij de Provinciale Statenverkiezingen nog op als lijstduwer voor GroenLinks, waarin de CPN was opgegaan. Het jaar daarop verliet hij deze partij echter.

In 1987 publiceerde Meis het eerste deel van zijn memoires, Veertig jaar actie. Een aangekondigd vervolg op dit eerste deel is nooit verschenen. In 2002 verscheen de biografie Fré Meis. Handelsreiziger in revoluties. Ook werd in 2013 een documentaire gemaakt over Fré Meis met als titel Woorden van beton.
Fre Meis – Woorden van Beton : https://www.youtube.com/watch?v=9JzZVVUZT0E

Persoonlijk : Meis trouwde in 1943 met Christina Bakker. Uit dit huwelijk werd een zoon geboren. Meis overleed in december 1992 op 71-jarige leeftijd in zijn woonplaats Groningen aan een hartstilstand.

Wetenswaardigheden:
De overwinning van de CPN bij de Statenverkiezingen in Groningen in 1970 werd toegeschreven aan het ‘Meis-effect’.

Als leider van het adviesbureau van de CPN in Groningen adviseerde hij over uitkeringen, belastingen, huisvesting, justitiële zaken etc.

Trad uit GroenLinks, nadat Europarlementariër Herman Verbeek had gezegd dat de partij werd beheerst door communisten en Stalinisten. Hij voelde zich daardoor niet langer thuis in GroenLinks.

Op een bomvol plein aan de Wedderweg in Oude Pekela spreekt stakingsleider Fré Meis de stakers toe. De stakers zijn allemaal werkzaam in de strokartonindustrie en leggen maandenland iedere maandag het werk neer.

Ze eisen een loonsverhoging en hebben Meis gevraagd de stakingen te leiden. Meis is een bekende naam geworden op dat gebied, hij leidde eerder ook stakingen in Rotterdam en Amsterdam. In 1969 wordt hij daarom gevraagd zich te buigen over de lage lonen en de dreiging van sluiting van verschillende fabrieken. Met zijn rol als strokartonstakingsleider werd Meis landelijk bekend en bij fabrieksbazen zelfs berucht. Er werd wel gesproken van het ‘Meis-effect’. Zodra fabrieksbazen hoorden dat hij de staking zou leiden, werden de eisen al ingewilligd. Ook wist Meis met zijn optreden de nijpende situatie in Oost-Groningen flink op de kaart te zetten in de landelijke politiek. Ook in Oost-Groningen kon hij een deel van de werkgelegenheid redden. De reden van zijn succes in Oost-Groningen wordt toegeschreven aan zijn karakter en manier van optreden. Zijn duidelijke ferme taal, zijn robuuste optreden en zijn vastberadenheid zorgden ervoor dat de stakers achter hem bleven staan. In Oude Pekela wordt nog steeds met dankbaarheid aan Fré Meis zijn inzet voor het gebied gedacht. In 2002 werd die dankbaarheid tastbaar gemaakt door de onthulling van een standbeeld van Fré Meis aan de Wedderweg in Oude Pekela. De straat waar hij eens in 1921 geboren is, herinnert nu aan zijn optreden op het plein in 1969.

Beeld-2-1536x1048
Fré Meis spreekt de arbeiders tijdens de Rode Maandagen toe bij de
Wedderweg in Oude Pekela, september 1969.
(Persfotobureau D. van der Veen, Groninger Archieven)

In Oude Pekela staat sinds 2002 een door Christine Chiffrun vervaardigd
borstbeeld van hem. zie https://fotocollect.blog/2021/09/11/fre-meis/

Het broeide al een tijdje in Pekela, maar in 1969 barstte de spreekwoordelijke bom. Werknemers van de strokartonfabrieken in de regio voelden zich achtergesteld, omdat hun lonen een stuk lager waren dan die van fabrieksarbeiders in de Randstad. Er werd een gelijke beloning vereist. Daarom kwamen, in september 1969, werknemers van strokartonfabriek Union bijeen in café Sasker. Zij stemden unaniem in met een wilde staking op de eerstvolgende maandag. Een ‘wilde staking’ betekent dat de staking vanuit de werknemers zelf komt, en niet vanuit een vakbond of andere werknemersorganisatie. Het initiatief van Union inspireerde werknemers van andere fabrieken in Pekela om hetzelfde te doen. Ruim 2.300 werknemers legden wekenlang elke maandag het werk neer. De stakingen zijn de geschiedenis ingegaan als de ‘Rode Maandagen’. Het leidde tot een loonsverhoging in de cao van 1970.

staking1969
Bijeenkomst in café Sasker van arbeiders van de strokartonfabrieken.
Er wordt gestemd over de staking, 1969.
(Persfotobureau D. van der Veen, Groninger Archieven)

Demonstratieve optocht in Amsterdam van de Communistische Partij
op 27 maart 1971.

924-4000
Beschrijving : Demonstranten trekken met vlaggen en spandoeken door de straten van Amsterdam
924-3992
Fré Meis krijgt van een meisje een lik van een ijsje.

(Dit meisje is Tanja op ‘t Ende, dochter van Tjidde op ‘t Ende, voormalig raadslid voor de CPN in Schiedam, in de jaren’70.)

2138_3567
Staking bij steenfabriek Strating, Oude Pekela. Links op het podium Fré Meis
(Vervaardiger Persfotobureau D. van der Veen , Datum 1969-11)

Indrukwekkende spreker

Meis was een charismatische persoonlijkheid. ‘100 kilo vastberadenheid’, kopte de Volkskrant eens in een artikel over hem en hij beschikte over een natuurlijk gezag. Maar Meis was vooral een indrukwekkende sprekers die massa’s zowel kon
opzwepen als in bedwang houden. Hij sprak de taal van het volk en gaf
Oost-Groningen een stem die de problemen zoals werkeloosheid en
economische achterstand op de kaart zette.

Na zijn politieke carrière in 1978 hield Meis spreekuren voor ouderen en hielp hij hen bij financiële zaken. De CPN ging aan het eind van de jaren tachtig op in GroenLinks en Meis was in 1991 nog één keer lijstduwer voor deze partij bij de Provinciale Statenverkiezingen, maar het jaar daarop verliet hij deze partij.

nog enkel video’s:

Fré Meis in Slochteren, 1972 : https://twitter.com/gronarch/status/1482345347468959744

De Strijd van Fre Meis : https://www.youtube.com/watch?v=rpx4hqUm-YE

%d bloggers liken dit: